3.2.Matched consignments so far
The matching between data provided by the EU Member States and the data transmitted by Taiwanese Customs led tot he establishment of a list with 5111 lines (the excel table “Match TW ML Container (full) refers – Annex 5).
This results into an immediate match for
925 containers(the excel table “Match TW ML Container (unique)” refers – Annex 6).
(…)”
3. Het visit report van 18 november 2014 dat is opgemaakt naar aanleiding van het bezoek aan [B BEDRIJF] bevat onder meer het volgende:
“(…)
Mr [A] (rechtbank: vice-president [B BEDRIJF] ) and Mr [B] (rechtbank: assistent vice-president [B BEDRIJF] ) informed the mission team that [B BEDRIJF] is a manufacturer of solar modules but not produces solar cells itself. The company exists since 2002. The modules are assembled at their own production facility and are of the types [B NUMMER] , [C NUMMER] , [D NUMMER] en [E NUMMER] . The solars cells are purchased in Taiwan and Korea from various solar cells producers (…). The glass used at the production of the solar modules comes from China. The EVA is purchased in China and Japan. The junction boxes are also purchased in China.
(…)”
4. Annex 3 bij het OLAF-rapport houdt onder meer in dat op 4 en 5 september 2014 in de Free Trade Zone te Taiwan in totaal drie exportaangiften zijn gedaan voor de uitvoer naar SG van respectievelijk 3.640, 4.368 en 4.368 stuks solar modules, type [A TYPE] met een nettogewicht van respectievelijk 69.160 kg, 83.865,6 kg en 83.865,6 kg. De Taiwanese exporteur is telkens [B BEDRIJF] en de koper is telkens [E BEDRIJF] . Ltd. Per aangifte zijn de exportcontainernummers vermeld. Deze uitvoeraangiften zijn gekoppeld aan in totaal drie op 1 en 2 september 2014 gedane invoeraangiften voor de invoer in Taiwan van respectievelijk 3.640, 4.368 en 4.368 stuks solar modules, type [A TYPE] met een nettogewicht van respectievelijk 69.160 kg, 83.865,6 kg en 83.865,6 kg. Het in de invoeraangiften aangegeven land van oorsprong is telkens CN en de Chinese verkoper is [F BEDRIJF] ., Ltd respectievelijk [G BEDRIJF] ., Ltd.
Geschil5. In geschil is of terecht is overgegaan tot boeking achteraf van het antidumpingrecht en het compenserend recht. In het bijzonder is in geschil of is gebleken dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn en zo ja, of verweerder op grond van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) had moeten afzien van navordering.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 78, derde lid, van het CDW moet blijken, dat wil zeggen overtuigend moet worden aangetoond, dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. De gegevens die in de spreadsheet (de rechtbank begrijpt: annex 3 bij het OLAF-rapport) staan vermeld over de koppeling van containers zijn niet verifieerbaar en niet is gebleken dat de zonnepanelen inderdaad van Chinese oorsprong zijn. Bovendien staan de nummers van de containers waarin de solar panels naar de Europese Unie zijn verscheept in annex 7 bij het OLAF rapport en dat is een lijst van niet-gematchte containers. Verweerder heeft derhalve niet aan zijn bewijslast voldaan, ook niet als kan worden volstaan met aannemelijk maken. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat het ten onrechte door de Kamer van Koophandel van Taipei afgegeven oorsprongscertificaat dient te worden aangemerkt als een vergissing van de douaneautoriteiten als bedoeld in artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW. Eiseres heeft deze vergissing niet redelijkerwijze kunnen ontdekken en was te goeder trouw. Navordering had derhalve achterwege dienen te blijven, aldus eiseres.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat uit het onderzoek van OLAF is gebleken dat de door eiseres ingevoerde zonnepanelen vanuit de Volksrepubliek China (hierna: China) via Taiwan naar de Europese Unie zijn doorgevoerd. Er is geen be- of verwerking toegestaan in de vrije zone en de zonnepanelen hebben de oorsprong China behouden. De nummers van de acht containers met de onderhavige zonnepanelen die eiseres ten invoer heeft aangegeven staan in annex 7 van het OLAF rapport, omdat in eerste instantie alleen op basis van het eerste containernummer dat in het overzicht uit Taiwan staat is gekeken of er een match was met een in de Europese Unie/Nederland ingevoerde container. In dit geval leverde het eerste containernummer geen match op. Na ontvangst van het OLAF rapport heeft de Nederlandse Douane ook de overige containernummers gecontroleerd en toen bleek alsnog dat de onderhavige acht containers door eiseres in Nederland zijn ingevoerd. Voorts betwist verweerder dat aan de voorwaarden van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW is voldaan.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
9. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief antidumpingrecht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code [F NUMMER] .
10. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1239/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief compenserend recht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code [F NUMMER] .
Beoordeling van het geschil
11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder overtuigend moet aantonen dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn, omdat in artikel 78, derde lid, van het CDW de term ‘blijkt’ wordt gebruikt.
12. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) volgt dat het bewijsrecht in de beroepsfase in douanezaken een aangelegenheid van de interne rechtsorde van de lidstaten is, mits deze bewijsregels voldoen aan het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel (vgl. HvJ 28 januari 2010, C-264/08 (Direct Parcel Distribution Belgium NV) punt 33 en 34). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het de bedoeling van de nationale wetgever is geweest om in belastingwetten met betrekking tot het bewijs onderscheid te maken tussen ‘blijken’ en ‘aannemelijk zijn’ in die zin, dat het woord ‘blijken’ wordt gebruikt wanneer bepaalde feiten overtuigend moeten worden aangetoond en van ‘aannemelijk zijn’ of ‘aannemelijk maken’ wordt gesproken wanneer met een zwakkere vorm van bewijs kan worden volstaan (HR 27 januari 1971, ECLI:NL:HR:1971:AX6839). 13. De rechtbank acht niet voor redelijke twijfel vatbaar dat het gebruik van de term ‘blijkt’ door de Uniewetgever, zoals bijvoorbeeld in artikel 78, derde lid, van het CDW, geen verband houdt met het voormelde door de nationale wetgever in de Nederlandse wetgeving gemaakte onderscheid in de zwaarte van de bewijslast. Verweerder voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de op hem rustende bewijslast indien hij aannemelijk maakt dat de goederen van Chinese oorsprong zijn (vgl. Hof Amsterdam 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574). 14. Uit het hiervoor genoemde rapport van OLAF blijkt dat OLAF in samenwerking met de bevoegde autoriteiten in Taiwan heeft vastgesteld dat significante aantallen zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn binnengebracht in de Free Trade Zone te Taiwan, dat geen enkele be- of verwerking is toegestaan in de Free Trade Zone en dat doorvoer van zonnepanelen via de Free Trade Zone wel is toegestaan. Uit onderdeel 3.1 van het OLAF-rapport blijkt dat de Taiwanese douaneautoriteiten van de Free Trade Zone aan de hand van het nummer van de invoeraangifte (F1) dat is vermeld in de uitvoeraangifte (F5) een link hebben kunnen leggen tussen de ingevoerde zonnepanelen uit China en de wederuitvoer van diezelfde zonnepanelen naar de Europese Unie. Voorts is aan de hand van de aantallen, het type en het gewicht vastgesteld dat de onderhavige zonnepanelen die uit de Free Trade Zone zijn uitgeslagen onder vermelding van oorsprong Taiwan enkele dagen eerder in de Free Trade Zone zijn ingeslagen onder opgave van oorsprong CN, hetgeen staat voor China. De in de uitvoeraangiften opgegeven containernummers, de naam van de Taiwanese exporteur, de aantallen, het type en het gewicht komen overeen met de gegevens in de bescheiden die zijn overgelegd bij de aangiften voor het brengen in het vrije verkeer waar de utb op ziet. Op basis van deze bevindingen is geconcludeerd dat de werkelijke oorsprong van de in de navordering betrokken 2.128 zonnepanelen China is.
15. Eiseres heeft niets tegen deze bevindingen ingebracht, maar wil enkel zelf kunnen controleren of de koppeling die in Taiwan is gemaakt klopt met name omdat [B BEDRIJF] ook zonnepanelen uit Maleisië invoert in Taiwan. Anders dan eiseres heeft betoogd, acht de rechtbank de informatie uit de administratie van de Free Trade Zone voldoende bewijs en is het niet noodzakelijk dat ook de onderliggende bescheiden worden overgelegd. Dat volgens het OLAF-rapport in naam van [B BEDRIJF] ook containers met zonnepanelen met aangegeven land van oorsprong Maleisië in de Free Trade Zone te Taiwan zijn ingevoerd doet daar niet aan af, aangezien voor de onderhavige zonnepanelen blijkt dat het bij invoer in de Free Trade Zone te Taiwan aangegeven land van oorsprong China is. Gelet op de door verweerder gegeven toelichting waarom er niet meteen een match kon worden gemaakt tussen de uit Taiwan uitgevoerde en in Nederland ingevoerde containers met zonnepanelen met land van oorsprong China (zie hiervoor onder 7), is er geen enkele reden waarom verweerder niet mocht afgaan op het rapport van OLAF en heeft hij door te verwijzen naar dat rapport aan zijn bewijslast voldaan en aannemelijk gemaakt dat de oorsprong van de in de navordering betrokken zonnepanelen China is.
16. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW aan navordering in de weg staat. Zij heeft daartoe allereerst betoogd dat het ten onrechte afgeven van een Certificaat van Oorsprong door de Kamer van Koophandel te Taipei een vergissing van de douaneautoriteiten als bedoeld in artikel 220, tweede lid, onderdeel b, van het CDW oplevert. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De afgifte van niet-preferentiële oorsprongscertificaten door de Taiwanese autoriteiten is niet gebaseerd op een overeenkomst tussen de Europese Unie en Taiwan, noch op enige bepaling van secundair recht van de Europese Unie, zodat de Taiwanese autoriteiten niet als ‘douaneautoriteiten’ in de zin van artikel 220 van het CDW kunnen worden aangemerkt. Dat de Taiwanese Douane ook fouten heeft gemaakt, omdat de wijziging van het land van oorsprong van zonnepanelen die in de Free Trade Zone waren opgeslagen hem niet kan zijn ontgaan, maakt dat niet anders. Nu er geen sprake is van een vergissing in de zin van voornoemd artikel komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of aan de overige voorwaarden voor een geslaagd beroep op het Unierechtelijke vertrouwensbeginsel is voldaan.
17. Gelet op het vorenoverwogene zijn de antidumpingrechten en de compenserende rechten terecht nagevorderd en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. M.C.A. Onderwater en mr. A. van Dongen, leden, in aanwezigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.