ECLI:NL:RBNHO:2018:3381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
C/15/271345 / JU RK 18-435
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling van een minderjarige na meldingen van huiselijk geweld en alcoholmisbruik

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2018 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, op verzoek van de burgemeester. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat er op dat moment onvoldoende grond is voor een ondertoezichtstelling, ondanks herhaaldelijke meldingen van huiselijk geweld en overmatig alcoholgebruik door de stiefvader. De minderjarige is getuige geweest van deze situaties en wordt door de moeder ingezet als tolk in communicatie met hulpverleners, wat haar belast. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder en vertegenwoordigers van de burgemeester en de Raad.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds 2012 meldingen zijn geweest van huiselijk geweld en dat de opvoedingsomgeving van de minderjarige zorgwekkend is. Ondanks dat de school op dat moment geen zorgen had over de ontwikkeling van de minderjarige, zijn er signalen dat de minderjarige zich niet goed voelt en dat er mogelijk iets speelt in haar thuissituatie. De kinderrechter oordeelt dat een gedwongen kader noodzakelijk is, omdat de moeder en de stiefvader de zorgen niet erkennen en onvoldoende medewerking verlenen aan hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 27 maart 2018, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

De kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is om zicht te krijgen op de opvoedingsomgeving en de invloed daarvan op de ontwikkeling van de minderjarige, vooral gezien de eerdere zorgelijke uitspraken van de minderjarige over haar thuissituatie. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
IMS
zaakgegevens : C/15/271345 / JU RK 18-435
datum uitspraak: 27 maart 2018

beschikking ondertoezichtstelling op verzoek van de burgemeester

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Haarlem.
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna ook te noemen de minderjarige of [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de burgemeester van de gemeente [plaats] ,

gevestigd te [plaats] ,

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Op 12 maart 2018 is bij de griffie ingekomen een schrijven van de Raad, met als bijlage een rapport van de Raad, gedateerd 27 februari 2018.
Op 16 maart 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [medewerker gemeente] en [medewerker gemeente] , namens de burgemeester van de gemeente
[plaats] ,
- [medewerker Raad] , namens de Raad,
- de moeder, vergezeld door [tolk] , tolk in de Poolse taal.

De feiten

Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door beide ouders.
De minderjarige woont bij de moeder en haar partner (verder ook te noemen: de stiefvader).

Het verzoek

De burgemeester van de gemeente [plaats] heeft de Raad verzocht de kinderrechter te laten beoordelen of het noodzakelijk is om [minderjarige] onder toezicht te stellen.
De Raad heeft dit verzoek overeenkomstig artikel 1:255, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek aan de kinderrechter voorgelegd.

De standpunten van belanghebbenden

De Raad ziet op dit moment onvoldoende grond voor een ondertoezichtstelling. School heeft op dit moment geen zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Zij laat op school minder tot geen negatief gedrag meer zien in de vorm van liegen of spullen wegnemen. Het lijkt op dit moment rustiger in het gezin en sinds augustus 2017 zijn er geen nieuwe politiemeldingen ontvangen. Wel wil de Raad met klem benadrukken dat de moeder en de stiefvader de verantwoordelijkheid hebben om mee te werken aan vrijwillige hulpverlening, zodat passende begeleiding geboden kan worden.
Namens de burgemeester van de gemeente [plaats] is ter zitting naar voren gebracht dat er in de afgelopen jaren sprake is van een patroon van terugkerend huiselijk geweld in de opvoedsituatie bij de moeder. Veilig Thuis probeert al langere tijd hulpverlening in te zetten, maar de moeder en de stiefvader houden dat grotendeels af, waardoor er beperkt zicht is op het welzijn van [minderjarige] en haar veiligheid in de thuissituatie. De moeder geeft geen openheid over de thuissituatie. Thans is een gedwongen kader noodzakelijk teneinde zicht te verkrijgen op de opvoedingsomgeving van [minderjarige] en op haar ontwikkeling. School heeft wellicht op dit moment nauwelijks zorgen over haar ontwikkeling, maar [minderjarige] laat op school niets los over de thuissituatie, heeft een slecht gebit en is ook te zwaar.
De moeder vindt een ondertoezichtstelling niet nodig. [minderjarige] ontwikkelt zich goed en school heeft geen zorgen. De moeder heeft zelf ook geen zorgen. Ter zitting heeft zij bevestigd dat er wel eens sprake is geweest van overmatig alcoholgebruik door de stiefvader en dat hij dan ook geweld heeft gebruikt richting haar, maar dat heeft [minderjarige] nooit gezien. Misschien heeft [minderjarige] wel iets gehoord, maar zeker niet gezien.

De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling ter terechtzitting overweegt de kinderrechter als volgt.
Gebleken is onder meer dat er sinds 2012 herhaaldelijk meldingen zijn geweest van huiselijk geweld tussen de moeder en de stiefvader, waarvan [minderjarige] getuige is geweest. Daarbij werd er ook geschreeuwd en werden er spullen kapot gemaakt. Daarnaast is er sprake van overmatig alcoholgebruik door de stiefvader, in aanwezigheid van [minderjarige] . Tevens zet de moeder [minderjarige] in als tolk in de communicatie met hulpverleners en politie. Dat betreft vaak zaken die alleen volwassenen aangaan, waardoor [minderjarige] belast wordt.
Een paar weken geleden, in februari 2018, heeft de politie nog een huisbezoek afgelegd in verband met een overlastmelding. De politie trof de stiefvader aan in dronken toestand en hij was niet meer in staat om te communiceren. [minderjarige] was op dat moment in de kamer aanwezig en de moeder heeft [minderjarige] ook toen weer als tolk ingezet.
[minderjarige] heeft in het verleden op school zorgwekkende uitspraken gedaan over het alcoholgebruik van de moeder en de stiefvader. Daar laat zij zich nu niet meer over uit, ook niet als zij daartoe door de juf actief wordt uitgenodigd. De juf van [minderjarige] ziet wel dat [minderjarige] zich regelmatig niet goed lijkt te voelen en dat er mogelijk iets in haar hoofd speelt. Tegenover de Raad spreekt [minderjarige] uit, ook ongevraagd, dat het goed gaat met haar moeder en haar stiefvader en dat zij eigenlijk nooit alcohol drinken en nooit tegen haar schreeuwen. [minderjarige] laat hierdoor merken dat zij goed weet waar de zorgen van de hulpverlening op zien en ze laat hiermee een grote loyaliteit naar de moeder en de stiefvader blijken, die mogelijk schadelijk is voor haarzelf.
Verder is komen vast te staan dat Veilig Thuis al langere tijd geprobeerd heeft om hulpverlening in te zetten, maar dat de moeder en de stiefvader dat grotendeels afhouden, waardoor er beperkt zicht is op het welzijn van [minderjarige] en haar veiligheid in de thuissituatie.
Reeds in mei 2017 heeft Veilig Thuis de zaak overgedragen aan het wijkteam en de Jeugdbescherming regio Amsterdam zou in een drangkader starten, maar de moeder heeft daarvoor niet willen tekenen dan wel was onbereikbaar. Ter zitting heeft de moeder desgevraagd aangegeven op dit moment geen reden te zien om hulpverlening in te zetten.
De kinderrechter is, gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, van oordeel dat de minderjarige wordt bedreigd in haar ontwikkeling. Het is noodzakelijk dat er zicht wordt verkregen op de opvoedingsomgeving en wat de invloed daarvan is op de ontwikkeling van de minderjarige, zeker nu [minderjarige] eerst op school zorgelijke uitspraken over haar thuissituatie heeft gedaan en daar nu niet meer over lijkt te durven vertellen. De GI kan ervoor zorgen dat de noodzakelijke hulpverlening wordt ingezet en doorgezet en kan daarbij een coördinerende en ondersteunende rol vervullen. Een gedwongen kader acht de kinderrechter noodzakelijk, omdat de moeder en de stiefvader de zorgen om [minderjarige] niet erkennen en zij mede daardoor onvoldoende openheid van zaken geven en onvoldoende medewerking verlenen aan hulpverlening.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [minderjarige] op grond van artikel 1:255, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam, met ingang van 27 maart 2018 tot 27 maart 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam