ECLI:NL:RBNHO:2018:3278

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
5652358 \ CV EXPL 17-530
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding luchtvaartvertraging door foreign object damage

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Emirates wegens compensatie voor een vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Sydney. De passagier had een vervoersovereenkomst met Emirates en claimde een bedrag van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vlucht EK148 van Amsterdam naar Dubai arriveerde met een vertraging van 2 uur en 10 minuten, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Sydney miste. Emirates betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk schade aan het toestel door een onbekend object, aangeduid als 'foreign object damage' (FOD). De kantonrechter moest beoordelen of Emirates aansprakelijk was voor de vertraging en of de schade door FOD als een buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat Emirates voldoende had aangetoond dat de schade door FOD was veroorzaakt en dat de vertraging niet kon worden vermeden, waardoor de vordering van de passagier werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5652358 \ CV EXPL 17-530
Uitspraakdatum: 25 april 2018
Vonnis in de zaak van:
[passagier]
wonende te [woonplaats] (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar het recht van het land van haar vestiging
Emirates
statutair gevestigd Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen Emirates
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 16 december 2016 een vordering tegen Emirates ingesteld. Emirates heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Emirates een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Emirates een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Emirates de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Dubai (vluchtnummer EK148) op 21 december 2014 en vervolgens van Dubai naar Sydney op 22 december 2014 (vluchtnummer EK414), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht vanuit Amsterdam (EK148) is om 02:25 lokale tijd en daarmee 2 uur en 10 minuten later dan gepland aangekomen in Dubai, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht (met geplande vertrektijd 01:50 uur lokale tijd) naar Sydney heeft gemist. Als gevolg hiervan is de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. De passagier is 7 uur en 48 minuten later op de eindbestemming Sydney aangekomen dan volgens het oorspronkelijke vluchtschema was gepland.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Emirates gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Emirates heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat Emirates bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van een bedrag van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 augustus 2016 boven de hoofdsom vanaf de datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Emirates vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
Emirates betwist de vordering. Op het verweer van Emirates wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De passagier heeft woonplaats en Emirates is gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat zij op grond van het bepaalde in artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening (nr. 1215/2012) bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen, nu Emirates in de onderhavige procedure is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist. De toepasselijkheid van de Verordening is niet (langer) in geschil. De kantonrechter stelt ook ambtshalve vast dat het onderhavige geval onder het toepassingsbereik van de Verordening valt.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Sydney, zodat Emirates op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Emirates kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
Emirates voert in dit verband - samengevat - aan dat vlucht EK148 deel uitmaakt van de rotatie Dubai – Amsterdam – Dubai en dat het toestel in Dubai na een daar uitgevoerde preflight check schadevrij is vertrokken, maar dat bij de preflight check in Amsterdam is geconstateerd dat sprake was van een kleine deuk in de “inlet cowl van motor #3”. De schade was dusdanig dat contact met Airbus of een daartoe gecertificeerd bedrijf vereist was. De onderzoeksresultaten zijn naar het onderhoudsbedrijf te Dubai gestuurd. Vastgesteld moest worden of er sprake was van “craking or loose, missing or damage fastners”, in welk geval reparatie niet mocht worden uitgesteld. Daarvan was geen sprake, zodat met het toestel naar Dubai gevlogen mocht worden. De schade is volgens Emirates veroorzaakt doordat het toestel tijdens de vlucht van Dubai naar Amsterdam is getroffen door een onbekend van buiten komend object, de zogenaamde “foreign object damage” (hierna ook: FOD). Ter onderbouwing heeft Emirates foto’s, een “technical log” en een zogenaamde “Design Deviation Authorisation” van het onderhoudsbedrijf overgelegd.
4.4.
De passagier heeft de schade (deuk) aan het toestel op zichzelf niet betwist. Evenmin heeft de passagier betwist dat een luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen op een beschadiging door een onbekend object dat tijdens de vlucht het vliegtuig raakt en dat daarmee sprake is van een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. De passagier meent echter dat Emirates onvoldoende heeft aangetoond dat hier sprake was van FOD. Op grond van de door Emirates overgelegde foto’s en technische rapporten kan volgens de passagier niet worden vastgesteld wat de oorzaak van de deuk is geweest. De passagier stelt dat de deuk net zo goed kan zijn veroorzaakt door toedoen van een medewerker of een bagageloader of een ander voorwerp op de luchthaven dat inherent is aan de activiteiten van Emirates. Voorts stelt de passagier onder verwijzing naar informatie van internet dat FOD voornamelijk voorkomt op een luchthaven, terwijl in dit geval het toestel tijdens de voorgaande vlucht is geraakt. Emirates heeft hiertegenover aangevoerd dat op “cruising altitude” vogels of andere voorwerpen doorgaans niet zullen voorkomen, maar dat dit op lagere hoogten tijdens het dalen en klimmen wel mogelijk is. Het is dus volgens Emirates niet zo dat FOD alleen wordt veroorzaakt op een luchthaven. Voorts voert Emirates aan dat uit de foto’s blijkt dat de deuk onderaan de enige cowl aan de binnenkant zat en dat het gezien de locatie van de deuk onmogelijk is dat deze is veroorzaakt door een bagageloader, kar of medewerker. Volgens Emirates kan geen enkele high loader, kar, trap of ander werktuig daar in de buurt komen en is het niet aannemelijk dat een medewerker onder de vleugel door gekropen zou zijn vanwege de hitte van de motoren na een intercontinentale vlucht. Als een medewerker al daar zijn hoofd zou hebben gestoten, dan zou die impact volgens Emirates niet de kracht hebben gehad om een dergelijke deuk te veroorzaken. Indien de schade was veroorzaakt door een grondafhandelaar of gebruiker van een kar, dan was dit incident gemeld en zou er geen sprake zijn van FOD, aldus Emirates.
4.5.
Gelet op de toelichting van Emirates acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat andere oorzaken van de betreffende schade zijn uitgesloten. Aldus is sprake geweest van FOD en levert dat onder deze omstandigheden een buitengewone omstandigheid op. Emirates heeft naar het oordeel van de kantonrechter voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de vertraging van de vlucht zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen niet had kunnen vermijden. Emirates heeft aangevoerd dat de in geval van FOD verplichte inspecties zo snel mogelijk zijn uitgevoerd en dat er geen sneller alternatief mogelijk was. De passagier heeft dit niet betwist, maar stelt dat Emirates onvoldoende reservetijd in acht heeft genomen om de vlucht vanuit Amsterdam tijdig te kunnen uitvoeren en beroept zich daarbij op het Eglitis-arrest van het Hof (C-294/10) van 12 mei 2011. De kantonrechter overweegt als volgt. In het voormeld arrest is geoordeeld dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat niet de verplichting geldt om op algemene en niet-gedifferentieerde wijze een minimale reservetijd te plannen die zonder onderscheid geldt voor alle luchtvaartmaatschappijen in alle situaties waarin sprake is van buitengewone omstandigheden en voorts dat erop moet worden gelet dat geen dermate lange reservetijd wordt verlangd dat de luchtvaartmaatschappij daardoor op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers dient te brengen. Vast staat dat de aan de onderhavige vlucht voorafgaande vlucht vanuit Dubai gepland stond om 12:40 uur lokale tijd in Amsterdam te arriveren en dat de onderhavige vlucht gepland stond te vertrekken om 14:40 uur. De reservetijd bedroeg dus twee uur. De kantonrechter oordeelt dat dit voldoende moet worden geacht om een geringe vertraging ten gevolge van eventuele buitengewone omstandigheden te kunnen ondervangen. In het onderhavige geval bedroeg de vertraging bij vertrek vanuit Amsterdam ten gevolge van de buitengewone omstandigheid 2 uur en 47 minuten en kan niet worden gesproken van een geringe vertraging. Mede gelet op het Eglitis-arrest kan van Emirates echter niet worden gevergd een dermate lange reservetijd aan te houden om iedere (langdurige) vertraging op te kunnen vangen. Dat op Dubai onvoldoende overstaptijd was ingepland om de aansluitende vlucht naar Sydney te halen, is gesteld noch gebleken.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt. De door Emirates gevorderde nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Emirates worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Emirates worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 50,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Emirates worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter