ECLI:NL:RBNHO:2018:3270

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
6221613 \ CV EXPL 17-7103
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door British Airways en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met British Airways voor een vlucht van Amsterdam naar Londen op 23 december 2016, maar arriveerde met een vertraging van meer dan drie uur op haar eindbestemming. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk sterke wind en beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding op Heathrow. De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de passagier recht had op compensatie, omdat de vertraging niet kon worden gerechtvaardigd door de aangevoerde omstandigheden. De kantonrechter heeft British Airways veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding, de wettelijke rente en de proceskosten, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De beslissing is genomen door kantonrechter L.M. de Vries en is openbaar uitgesproken op 18 april 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6221613 \ CV EXPL 17-7103
Uitspraakdatum: 18 april 2018
Beschikking in de zaak van:
[passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: L.F. Pieterse
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc.
Gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 7 augustus 2017;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 13 december 2017.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar London Heathrow Airport op 23 december 2016 (vluchtnummer BA441) en vervolgens op dezelfde dag naar Mumbai Airport (vluchtnummer BA199) en vervolgens op 24 december 2016 naar Dabolim Airport (vluchtnummer 9W472), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht vanuit Amsterdam had als geplande aankomsttijd van 19:50 uur lokale tijd, maar is met een vertraging van 46 minuten geland om 20:36 uur (lokale tijd). De passagier heeft hierdoor haar aansluitende vluchten van London naar Mumbai met vertrektijd 21.00 uur (lokale tijd) en van Mumbai naar Dabolim gemist. Zij is vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht en is meer dan 3 uur later op de eindbestemming aangekomen dan volgens het oorspronkelijke vluchtschema was gepland.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt British Airways te veroordelen tot betaling van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 181,50 en de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door British Airways van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
British Airways betwist de vordering. Zij heeft aangevoerd dat op 23 december 2016 sprake was van sterke wind op de luchthaven Heathrow en dat als gevolg hiervan de Britse luchtverkeersleiding NATS (National Air Traffic Service) het aantal vluchten dat mag vertrekken en landen heeft teruggebracht. Onder normale omstandigheden krijgen ongeveer 44 vliegtuigen per uur toestemming om te landen op Heathrow, maar volgens British Airways was dit op 23 december 2016 om 12:00 uur GMT teruggebracht naar 38 per uur en na 13:00 uur GMT naar 34 vluchten, terwijl er al 38 gepland stonden. British Airways heeft ter onderbouwing hiervan diverse producties overgelegd, waaronder een “TC Service Provision Daily Report” van de luchtverkeerleiding, het zogeheten OPNL Legs Report en het “Eurocontrol CFMU Report”. De zware beperkingen die de NATS heeft ingesteld moeten volgens British Airways worden aangemerkt als buitengewone omstandigheid als bedoeld in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Volgens British Airways heeft zij alle redelijke maatregelen getroffen om de buitengewone omstandigheid te voorkomen, maar kan zij geen invloed uitoefenen op de beslissingen van het luchtverkeersbeheer. British Airways meent voorts primair dat zij niet gehouden is om maatregelen te treffen om de vertraging te voorkomen. Subsidiair voert British Airways aan dat niet valt in te zien welke andere maatregelen van haar konden worden gevergd. British Airways betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij in deze zaak bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
Niet in geschil is dat de luchtverkeersleiding voor Heathrow op 23 december 2016 beperkingen heeft ingesteld met betrekking tot de voor die luchthaven uitgevoerde vluchten. Dit betekent dat er ondanks de harde wind wel degelijk vliegverkeer mogelijk was van en naar de luchthaven. British Airways heeft aangevoerd dat er sprake was van “arrival restrictions into Heathrow caused by strong winds” (zie ook productie 4).
Uit de overgelegde informatie kan worden afgeleid dat het toestel waarmee de passagier vanaf Amsterdam zou vertrekken die dag om 17.56 uur GMT is aangekomen, terwijl de geplande vertrektijd voor de passagier die dag 18.35 uur GMT was. Uit productie 4 overgelegd door British Airways volgt dat de “doors were closed and flight was ready to depart” om 18.41 uur GMT, maar “the flight was then held at its departure gate for 30 minutes due to the slot”. Dit wordt bevestigd door het overgelegde OPNL Legs Report, waaruit volgt dat het toestel toestemming kreeg om te vertrekken om 19.21 uur GMT.
Het is niet geheel duidelijk welke restricties op dat tijdstip (nog) golden voor Heathrow. Evenmin kan worden vastgesteld dat de latere slottijd is verstrekt louter vanwege weersomstandigheden. Niet uitgesloten kan worden dat het niet op tijd gereed zijn om op het geplande tijdstip te vertrekken ertoe heeft geleid dat het toestel een nieuw “slot” heeft moeten aanvragen en daarop heeft gewacht.
Om 20.38 uur GMT zijn de deuren van het toestel blijkens het OPNL Legs Report op Heathrow geopend. De aansluitende vlucht voor de passagier vertrok vanaf Heathrow om 21.00 uur GMT en deze vlucht is kennelijk zonder vertraging vertrokken.
4.5.
Uit het voorgaande kan niet worden afgeleid dat de onderhavige vlucht (BA441) door een beslissing van luchtverkeerbeheer is opgehouden wegens de weersomstandigheden op Heathrow. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt onvoldoende dat sprake is geweest van een besluit van de luchtverkeersleiding dat specifiek was gericht aan het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd. Daar komt nog bij dat algemene beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding naar het oordeel van de kantonrechter inherent zijn aan het voeren van een luchtvaartonderneming.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet is voldaan is aan de vereisten van punt 14 of 15 van de considerans van de Verordening en dat derhalve British Airways geen beroep toekomt op van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
4.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.
4.9.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de verordening) aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 december 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 223,00 aan griffierecht en € 100,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open