ECLI:NL:RBNHO:2018:3268

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
6423653 \ CV EXPL 17-7854 (PA)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemszaak over tekortkoming in franchiseovereenkomst en buitengerechtelijke ontbinding met schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft ChipsAway B.V. een vordering ingesteld tegen Spot Repair West-Friesland B.V. en Ducro Beheer B.V. wegens tekortkomingen in de nakoming van een franchiseovereenkomst. ChipsAway vorderde betaling van achterstallige franchise fees en schadevergoeding, terwijl de gedaagden de vordering betwistten en een tegenvordering instelden. De zaak begon met een dagvaarding op 17 oktober 2017, gevolgd door een zitting op 14 maart 2018. De rechtbank oordeelde dat ChipsAway tekortgeschoten was in haar verplichtingen, wat leidde tot de buitengerechtelijke ontbinding van de franchiseovereenkomst op 30 november 2016. De rechtbank wees de vordering van ChipsAway voor het grootste deel af, maar kende een klein bedrag toe voor onbetwiste vorderingen. De tegenvordering van de gedaagden werd gedeeltelijk toegewezen, inclusief schadevergoeding voor gemaakte kosten. De rechtbank benadrukte dat de franchiseovereenkomst niet exclusieve rechten verleende en dat ChipsAway niet vrijstond om een andere franchisenemer in hetzelfde rayon toe te laten zonder de gedaagden de kans te geven hun bedrijf uit te breiden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.S. Reid op 18 april 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6423653 \ CV EXPL 17-7854 (PA)
Uitspraakdatum: 18 april 2018
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
ChipsAway B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
eiseres
verder te noemen: ChipsAway
gemachtigde: B.J. de Haas
tegen
1. de besloten vennootschap
Spot Repair West-Friesland B.V.
gevestigd te Blokker
2. de besloten vennootschap
Ducro Beheer B.V.gevestigd te Grootebroek, gemeente Stede Broec
3.
[gedaagde3]wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: gedaagden, en ieder afzonderlijk SRWF, Ducro Beheer en [gedaagde3]
gemachtigde: mr. J.H. Kolenbrander

1.Het procesverloop

1.1.
ChipsAway heeft bij dagvaarding van 17 oktober 2017 een vordering tegen gedaagden ingesteld. Gedaagden hebben schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 14 maart 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht, gedaagden mede aan de hand van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben gedaagden bij brieven van 27 februari 2018 en 13 maart 2018 nog stukken toegezonden. ChipsAway heeft in de zaak van de tegenvordering schriftelijk geantwoord.

2.De feiten

2.1.
ChipsAway is franchisegever van de franchiseformule ter exploitatie van het opvullen van deuken en herstellen van lakschade aan voertuigen.
2.2.
Op 6 januari 2006 heeft ChipsAway met [gedaagde3] een franchiseovereenkomst gesloten voor de duur van vijf jaar, ingaande op 23 januari 2006 tot en met 22 januari 2011.
2.3.
Op 31 januari 2011 is de franchiseovereenkomst verlengd met de duur van vijf jaar.
2.4.
In de franchiseovereenkomst (FO) staat, voor zover relevant, het volgende:

artikel 2.3 Aan de franchisenemer worden geen exclusieve gebiedsrechten verleend. Indien ChipsAway redelijkerwijs meent dat het Territoir de diensten van meer dan één Bedrijfswagen vereist teneinde in de vraag van klanten te voorzien, dan wordt aan de franchisenemer de mogelijkheid geboden om een tweede Bedrijfswagen te verwerven en een chauffeur in dienst te nemen om in de vraag zijdens klanten te voorzien. (…) ChipsAway zal de franchisenemer schriftelijk deze mogelijkheid aankondigen en de franchisenemer heeft alsdan 30 dagen om dit te accepteren. Indien de franchisenemer dit aanbod niet aanvaardt, heeft ChipsAway het recht het Territoir te reduceren door middel van een schriftelijk bericht aan de franchisenemer en de tweede Bedrijfswagen zelf of door een derde te laten exploiteren.(…)artikel 15.2. Indien franchisenemer zijn onderneming, alsmede de rechten en verplichtingen die uit deze overeenkomst voortvloeien, wenst in te brengen in een besloten vennootschap (…) dient daartoe vooreerst toestemming te worden gevraagd van franchisegever en zal één en ander niet kunnen worden geëffectueerd dan na verkregen toestemming van franchisegever. (…)artikel 15.3 Indien franchisenemer een besloten vennootschap is, dan dient de persoon die statutair directeur is ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, als zodanig statutair directeur te blijven van deze vennootschap en in privé de meerderheid van de aandelen in de vennootschap te hebben en te houden. (…)(…)15.5 Indien franchisenemer een besloten vennootschap is, danwel de franchisenemer privé-persoon zijn onderneming ingevolge artikel 27 lid 2 heeft ingebracht in een vennootschap, zal de statutair directeur respectievelijk de franchisenemer-privé-persoon hoofdelijk aansprakelijk zijn en blijven voor alle verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst voor de vennootschap.
2.5.
[gedaagde3] dreef tot 29 maart 2012 de eenmanszaak onder de naam ChipsAway. Op 29 maart 2012 heeft [gedaagde3] zijn onderneming overgedragen aan de besloten vennootschap ChipsAway West-Friesland B.V. (hierna: CAWF), thans SRWF. Enig aandeelhouder van SRWF is Ducro Beheer. Op 2 april 2012 heeft Ducro SRWF en Ducro Beheer geregistreerd in de Kamer van Koophandel.
2.6.
[gedaagde3] wenste op enig moment zijn onderneming te verkopen. In overleg met ChipsAway heeft [gedaagde3] geïnventariseerd in hoeverre een samenwerking mogelijk zou zijn met [XXX] (hierna: [XXX]). ChipsAway heeft vervolgens op verzoek van Ducro een franchiseovereenkomst met [XXX] gesloten voor de duur van drie jaar. In de franchiseovereenkomst met [XXX] (FO [XXX]) staat, voor zover relevant, het volgende:

2.1 Deze overeenkomst valt volledig onder de franchiseovereenkomst van ChipsAway franchisenemer dhr. [gedaagde3]. Het eigendom van de franchise-licentie en het rayon, blijft volledig in handen van ChipsAway franchisenemer dhr. [gedaagde3].2.2 ChipsAway verleent aan franchisenemer het recht het Bedrijf uit te oefenen in het rayon van ChipsAway franchisenemer dhr. [gedaagde3] (…)Artikel 3:”Duur van deze overeenkomstDe franchise, verleend bij deze overeenkomst, vangt aan op de Aanvangsdatum en duurt voort gedurende de periode van de Initiële Termijn (dat wil zeggen maximaal 3 jaren) tenzij zij wordt beëindigd overeenkomstig deze overeenkomst. De bepalingen met betrekking tot beëindiging zijn vervat in artikel 16.Indien de overeenkomst met ChipsAway franchisenemer dhr. [gedaagde3] om welke reden dan ook beëindigd wordt, eindigt ook deze overeenkomst.Bijlage 3TERRITOIRHet Territoir omvat het gebied van de reeds lopende franchise van Dhr. [gedaagde3] (…)
2.7.
Op 28 februari 2015 liep de FO [XXX] tussen ChipsAway en [XXX] af. [XXX] is na 28 februari 2015 dezelfde werkzaamheden blijven verrichten.
2.8.
Op 21 april 2016 was er een beoogde aandelenoverdracht van CAWF aan [XXX] bij De Raad Reinders Notariaat. De aandelen zijn uiteindelijk niet overgedragen.
2.9.
Bij brief van 11 juni 2016 heeft CAWF aan ChipsAway verzocht om handhavend jegens [XXX] op te treden, nu [XXX] volgens CAWF geen contractuele relatie met ChipsAway heeft en op basis daarvan geen recht heeft om de ChipsAway merknaam te voeren, in het rayon West-Friesland te werken en materiaal te kopen.
2.10.
Bij brief van 22 september 2016 heeft CAWF ChipsAway in gebreke gesteld en onder andere verzocht om binnen 30 dagen alsnog haar samenwerking met [XXX] en de facilitering van zijn onderneming te staken en [XXX] te verbieden nog gebruik te maken van de intellectuele eigendomsrechten van ChipsAway.
2.11.
Op 8 november 2016 heeft er een minnelijk overleg plaatsgevonden tussen ChipsAway en CAWF.
2.12.
Bij e-mail van 16 november 2016 heeft ChipsAway aan CAWF meegedeeld dat [XXX] niet bereidwillig is zijn werkzaamheden te stoppen en dat ChipsAway richting [XXX] geen verdere actie zal ondernemen.
2.13.
Bij brief van 30 november 2016 heeft CAWF de FO buitengerechtelijk ontbonden en volledigheidshalve opgezegd per eerste mogelijkheid.
2.14.
Na de ontbinding heeft CAWF haar naam gewijzigd in SRWF.

3.De vordering

3.1.
ChipsAway vordert dat de kantonrechter gedaagden veroordeelt tot betaling van € 4.120,54. Daarnaast vordert ChipsAway, na wijziging eis, betaling van € 300,- per maand aan franchise fee, te vermeerderen met de btw, vanaf 1 september 2017 tot en met 6 januari 2021.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat gedaagden uit hoofde van de FO hebben nagelaten de overeengekomen franchise fee van € 300,- excl. btw per maand aan ChipsAway te voldoen. In totaal hebben gedaagden een bedrag van € 3.497,52 onbetaald gelaten. ChipsAway vordert daarnaast de contractuele rente ad € 98,39, berekend tot dagvaarding en de buitengerechtelijke kosten ad € 524,63.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Gedaagden betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat [gedaagde3] en Ducro Beheer niet de contractuele wederpartij zijn van ChipsAway, zodat de vorderingen jegens hen dienen te worden afgewezen. Ook de vordering jegens SRWF dient te worden afgewezen nu de FO op 30 november 2016 buitengerechtelijk is ontbonden. Ten gevolge van deze ontbinding is SRWF vanaf 30 november 2016 volledig bevrijd van haar contractuele verplichtingen jegens ChipsAway en niet meer gehouden om enige franchise fee te voldoen. Voor zover gedaagden enig bedrag verschuldigd zouden zijn aan ChipsAway dan beroepen zij zich op verrekening nu SRWF uit hoofde van de ontbinding c.q. onrechtmatige daad een vordering op ChipsAway heeft. Daarnaast betwisten gedaagden de hoogte van de vordering
4.2.
Gedaagden vorderen bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat de FO op 30 november 2016 buitengerechtelijk is ontbonden dan wel de FO alsnog gerechtelijk te ontbinden per 30 november 2016;
- ChipsAway veroordeelt tot betaling van € 36.958,12 aan SRWF, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- ChipsAway veroordeelt tot betaling van € 2.351,43 aan [gedaagde3] en Ducro Beheer.
4.3.
Zij leggen aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat ChipsAway toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens SRWF dan wel onrechtmatig heeft gehandeld. SRWF heeft per brief van 30 november 2016 de FO rechtsgeldig ontbonden. SRWF maakt aanspraak op terugbetaling van de franchise fee die zij aan ChipsAway heeft voldaan vanaf 7 januari 2011 tot en met 30 november 2016, zijnde een bedrag van € 27.257,86. Daarnaast maakt SRWF aanspraak op een schadevergoeding ter hoogte van de schade die zij heeft geleden door de wanprestatie c.q. onrechtmatige daad van ChipsAway, zijnde een bedrag van in totaal € 9.700,26. Tot slot stelt SRWF dat sprake is van misbruik van procesrecht en maakt zij aanspraak op de werkelijke proceskosten van € 4.702,86.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
ChipsAway betwist de tegenvordering en stelt dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld c.q. een wanprestatie heeft gepleegd. ChipsAway heeft aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst voldaan. [gedaagde3] is zelf zonder noodzaak uit de onderhandelingen gestapt aangaande de verkoop van zijn onderneming en het samengaan met [XXX]. Daarnaast stelt ChipsAway dat [gedaagde3] geen exclusief recht in zijn territoir heeft.
6.
De beoordeling
de vordering en de tegenvordering
6.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.2.
ChipsAway vordert betaling van de (achterstallige) franchise fee. Het meest verstrekkende verweer van gedaagden is dat de vorderingen tegen Ducro Beheer en [gedaagde3] moeten worden afgewezen, omdat [gedaagde3] sinds 29 maart 2012 geen franchisenemer meer is en Ducro Beheer op geen enkele wijze een (franchise)overeenkomst heeft gesloten met ChipsAway. ChipsAway stelt zich daarentegen op het standpunt dat de overdracht van de onderneming van [gedaagde3] naar CAWF zonder overleg en toestemming van ChipsAway heeft plaatsgevonden, maar dat [gedaagde3] in ieder geval op grond van artikel 15.5 van de FO te allen tijde persoonlijk aansprakelijk is voor het handelen c.q. reilen en zeilen binnen de onderneming. De statutair directeur van SRWF is Ducro Beheer en ook die entiteit is op grond van artikel 15.5. van de FO hoofdelijk aansprakelijk. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
6.3.
Gedaagden hebben gemotiveerd uiteengezet dat de overgang van de onderneming van [gedaagde3] in privé naar CAWF meermalen is besproken met de toenmalige directeur van ChipsAway, [YYY] (hierna: [YYY], en de toenmalige accountant van [gedaagde3], [ZZZ]. ChipsAway was volgens gedaagden volledig akkoord met de overdracht van de onderneming. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft ChipsAway onvoldoende gemotiveerd weersproken dat toestemming voor de overdracht van de onderneming door [YYY] is gegeven. De enkele, niet nader toegelichte, betwisting is hiervoor onvoldoende. Het had op de weg van ChipsAway gelegen om bijvoorbeeld een verklaring van [YYY] over te leggen. Dit heeft ChipsAway heeft nagelaten. Het voorgaande betekent dat [gedaagde3] lopende de tweede contractstermijn van de FO de rechtsvorm van zijn onderneming heeft gewijzigd en zijn onderneming heeft ingebracht als bedoeld in artikel 15.2 van de FO. Door ChipsAway is ter zitting onbetwist gesteld dat in artikel 15.5 van de FO in zoverre een redactiefout is geslopen, in die zin dat artikel 27.2 van de FO dient te worden gelezen als artikel 15.2 van de FO. Uit de overgelegde FO blijkt dat artikel 27.2 niet bestaat. De kantonrechter volgt ChipsAway hierin.
6.4.
Het voorgaande brengt mee dat de situatie zich voordoet dat [gedaagde3] zijn onderneming ingevolge artikel 15.2 van de FO heeft ingebracht in de vennootschap. Uit artikel 15.5 van de FO vloeit voort dat daarom [gedaagde3] in privé hoofdelijk aansprakelijk is en blijft voor alle verplichtingen die voortvloeien uit de FO voor de vennootschap. Dit betekent dat [gedaagde3] terecht in rechte is betrokken.
6.5.
Voor zover Ducro Beheer is gedagvaard, worden alle vorderingen jegens haar afgewezen, nu Ducro Beheer niet contractueel is gebonden. Naar het oordeel van de kantonrechter is artikel 15.5 van de FO wat dat betreft een onduidelijke en voor meerdere uitleg vatbare bepaling. In de tekst van het artikel valt niet zonder meer te lezen dat bedoeld is de statutair-directeur
ende franchise-privé-persoon. Het begrip “respectievelijk” kan immers bedoeld zijn als “dan wel”. De onduidelijkheid die artikel 15.5 van de FO met zich brengt, dient voor rekening en risico van ChipsAway te komen als zijnde de opsteller en gebruiker van de FO. Het verweer van Ducro Beheer treft dan ook op dit punt doel.
6.6.
De conclusie van het bovenstaande is dat SRWF en [gedaagde3] terecht in rechte zijn betrokken en dat de vorderingen jegens Ducro Beheer worden afgewezen. De kantonrechter zal hierna SRWF en [gedaagde3] gezamenlijk SRWF c.s. noemen.
6.7.
Niet in geschil is dat SRWF c.s. de facturen, waarvan ChipsAway thans betaling vordert, onbetaald heeft gelaten. SRWF c.s. stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is enig bedrag aan ChipsAway te voldoen, omdat zij de FO per 30 november 2016 heeft ontbonden. Volgens SRWF c.s. is ChipsAway tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat zij zorg had moeten dragen dat het eigendom van het rayon in handen van SRWF c.s. zou blijven nadat was gebleken dat er tussen CAWF en [XXX] geen samenwerking tot stand zou komen. Daarnaast stelt SRWF c.s. dat ChipsAway voorafgaand aan de buitengerechtelijke ontbinding ook anderszins tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. SRWF c.s. heeft in dat kader een zestal verwijten gemaakt die onder meer zien op het niet leveren van kennis en knowhow, het niet mogen gebruiken van de intellectuele eigendomsrechten van ChipsAway en het niet verstrekken van ondersteuning en bijstand.
6.8.
Voor zover SRWF c.s. zich ten gevolge van de door haar genoemde zes verwijten bevrijd wil achten van de verplichtingen van de FO, had zij naar het oordeel van de kantonrechter ChipsAway eerst in gebreke dienen te stellen. SRWF c.s. heeft niet gesteld noch is gebleken dat zij ChipsAway in gebreke heeft gesteld. De stelling dat op grond van deze verwijten de betalingsverplichting aldus is komen te vervallen, slaagt daarom niet. Het arrest Robinson/Molenaar (NJ 2006/80) kan SRWF c.s. in dit geval niet baten, omdat in dit geval sprake is van een situatie waarbij zij kennelijk ten onrechte heeft nagelaten om van deze verwijten aan ChipsAway mededeling te doen en deze aldus in de gelegenheid te stellen deze zo snel mogelijk te verhelpen.
6.9.
SRWF c.s. stelt dat indien zij al enig bedrag verschuldigd is aan ChipsAway, het bedrag gematigd dient te worden met een bedrag van € 196,66 exclusief btw. Volgens SRWF c.s. blijkt uit artikel 5.2 van de FO dat maandelijks enkel een bedrag van € 300,- te vermeerderen met de btw in rekening zal worden gebracht. ChipsAway heeft daarentegen gemotiveerd gesteld dat uit artikel 5.2. van de FO volgt dat de bedragen mogen worden geïndexeerd conform de CBS-prijsindex en dat dit ook hier is gebeurd. De fee is thans geïndexeerd naar € 321,84. Gelet op deze gemotiveerde stelling acht de kantonrechter het verweer van SRWF c.s., inhoudende dat enkel een bedrag van € 300,- per maand is verschuldigd, onvoldoende onderbouwd, zodat de kantonrechter aan dit verweer voorbij zal gaan.
6.10.
Gelet op het voorgaande liggen de vorderingen tot betaling van de franchise fee voor toewijzing gereed, behoudens een geslaagd beroep op ontbinding dan wel verrekening.
6.11.
Kern van het geschil is derhalve of ChipsAway toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de FO. De vraag die daarbij beantwoord dient te worden is of het ChipsAway vrijstond om [XXX] in het rayon van SRWF c.s. na april 2016 de ChipsAway-formule te laten uitoefenen.
6.12.
Partijen verschillen in de eerste plaats van mening of SRWF c.s. een exclusief gebiedsrecht heeft. Naar het oordeel van de kantonrechter is doorslaggevend wat is bepaald in de artikelen 2.1 en 2.3 van de FO. Uit deze twee bepalingen, in onderling samenhang bezien, vloeit zonder twijfel voort dat een franchisenemer zich dient te beperken tot zijn rayon, doch zich daarbij gevrijwaard mag weten van concurrentie van franchisenemers uit andere rayons. Dit is ook wat SRWF c.s. heeft betoogd. Artikel 2.3 van de FO bepaalt echter ook zonder enige twijfel dat het rayon niet een exclusief gebiedsrecht betreft. Er staat immers dat aan de franchisenemer geen exclusieve gebiedsrechten worden verleend. Aan de stelling van SRWF c.s. dat zij wel degelijk een exclusief rayon had, gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
6.13.
Het bovenstaande brengt mee dat ChipsAway in beginsel het recht heeft om een andere franchisenemer in hetzelfde rayon te plaatsen c.q. toe te laten, mits ChipsAway aan SRWF c.s. schriftelijk de mogelijk heeft geboden om haar bedrijf uit te bouwen om aan de vraag bij de klanten te voldoen en SRWF c.s. 30 dagen de tijd heeft gegund om dit aanbod te aanvaarden. De kantonrechter is echter met ChipsAway van oordeel dat de situatie zoals die zich feitelijk heeft voorgedaan, niet noopte tot het volgen van de route zoals in artikel 2.3 van de FO is uitgestippeld. Immers werkten [gedaagde3] en [XXX] op het moment van het falen van de samenwerking al vier jaar samen waarbij zij ieder voor eigen rekening de formule exploiteerden.
6.14.
[gedaagde3] merkt echter terecht op of de vraag of het ChipsAway vrijstond om een derde in zijn rayon te plaatsen niet alleen wordt beheerst door de inhoud van de schriftelijke overeenkomst maar ook door de redelijkheid en billijkheid, waarbij de vraag moet worden beantwoord of ChipsAway de redelijke belangen van haar wederpartij heeft geschonden.
6.15.
Vast staat dat de overeenkomst tussen ChipsAway en [XXX] op verzoek van [gedaagde3] is opgesteld. De strekking van die overeenkomst was duidelijk, namelijk een in de tijd gelimiteerde overeenkomst (3 jaren) om te onderzoeken of een samenwerking tussen CAWF met [XXX] mogelijk was. Daarbij staat vast dat de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging niet uitdrukkelijk is overeengekomen. Voorts staat vast dat na het verstrijken van de termijn in de overeenkomst, [XXX] zijn werkzaamheden is blijven verrichten. Kennelijk waren partijen het erover eens dat de stilzwijgende verlenging van de overeenkomst met [XXX] wel mogelijk was. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat deze stilzwijgende verlenging is geschied onder dezelfde condities van de oorspronkelijke overeenkomst. [gedaagde3] mocht er derhalve gerechtvaardigd op vertrouwen dat op het moment zijn relatie met [XXX] zou eindigen, dat daarmee ook de overeenkomst tussen ChipsAway en [XXX] zou eindigen. In de FO [XXX] staat immers in artikel 2.1 dat de FO [XXX] volledig “valt onder de franchiseovereenkomst van ChipsAway franchisenemer dhr. [gedaagde3] en dat het eigendom van de franchise-licentie en het rayon volledig in handen blijft van [gedaagde3]”. Op grond van het voorgaande stond het ChipsAway niet vrij om – nadat zij op 11 juni 2016 door [gedaagde3] op de hoogte was gesteld van het mislukken van de samenwerking met [XXX] en nadat SRWF c.s. een beroep heeft gedaan op het rayon West-Friesland – [XXX] in West-Friesland toe te laten.
6.16.
De conclusie is dan ook dat ChipsAway is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de FO. Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit betekent dat SRWF c.s. de overeenkomst bij brief van 30 november 2016 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden. De door haar gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
6.17.
Ingevolge artikel 6:271 BW ontstaat door de ontbinding voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van reeds verrichte prestaties. Vast staat dat ChipsAway de door haar verrichte prestatie – de gegeven franchiseondersteuning – niet ongedaan kan maken. Ingevolge artikel 6:272 BW treedt voor haar verbintenis tot ongedaanmaking een vergoeding in de plaats ten belope van de waarde van de door haar verrichte prestatie. SRWF c.s. stelt dat zij de afgelopen jaren weinig tot geen nut heeft gehad van de franchise met ChipsAway. Zij vordert daarom terugbetaling van de franchise fee die zijn betaald vanaf 7 januari 2011 tot en met 30 november 2016. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door ChipsAway geleverde prestaties waardeloos zouden zijn. De vordering tot terugbetaling van € 27.257,86 wordt daarom afgewezen.
6.18.
Ingevolge artikel 6:74 BW is ChipsAway gehouden aan SRWF c.s. de schade te vergoeden die zij heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. SRWF c.s. vordert een bedrag van € 3.319,32 aan ombouwkosten. SRWF c.s. heeft daarbij verwezen naar de door haar overgelegde facturen. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen. Voldoende staat vast staat dat door de ontbinding SRWF c.s. haar bedrijfsnaam diende te wijzigen. Dit omdat de wanprestatie van ChipsAway jegens SRWF c.s. niet automatisch meebrengt dat [XXX] niet in West-Friesland mocht opereren. SRWF c.s. heeft voorts onbetwist gesteld dat zij kosten heeft moeten maken om haar naam bij de registers van Kamer van Koophandel en de statuten te wijzigen. Hetzelfde heeft te gelden voor het nieuwe briefpapier, nieuwe naamborden,
signing, kleding, belettering van de bedrijfsauto’s en het aanpassen van de website. De enkele stelling van ChipsAway hiertegenover dat de kosten exorbitant hoog en niet in redelijkheid zijn gemaakt, is onvoldoende.
6.19.
SRWF c.s. vordert verder een bedrag van € 6.380,94 aan advocaatkosten. De kantonrechter stelt vast dat op grond van artikel 6:96, tweede lid, aanhef en onder b, en c, van het BW de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid alsmede de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking komen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten dienen, zo volgt uit voormeld artikel, aan de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets te voldoen, hetgeen betekent dat dient te worden getoetst of het redelijk is dat de kosten van juridische bijstand zijn gemaakt en of de omvang van die kosten redelijk is. Niet in geschil is dat de gemachtigde van SRWF c.s. buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en dat die werkzaamheden tevens waren gericht op verkrijging van voldoening buiten rechte.
Echter, de omvang van die kosten, en in het bijzonder de hoogte daarvan, acht de kantonrechter niet redelijk. Gelet op het bedrag dat thans aan schade wordt toegewezen, overschrijden de gevorderde buitengerechtelijke kosten dan ook in aanzienlijke mate de grenzen die die de dubbele redelijkheidstoets aan een vordering ter zake stelt. Bij de begroting van het toe te wijzen deel van de buitengerechtelijke kosten, dient aansluiting te worden gezocht bij het rapport Voorwerk II, aangezien de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (Wet BIK) en het daarbij behorende Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (Besluit BIK) in het onderhavige geval, waar het gaat om schadevergoeding uit een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, niet van toepassing zijn. Echter, conform de aanbevelingen uit het rapport BGK-integraal zal niettemin ter zake van de omvang van de toe te wijzen kosten aansluiting worden gezocht bij de staffel zoals die is opgenomen in het Besluit BIK. Dit komt neer op 15% van het bedrag dat aan hoofdsom zal worden toegewezen, derhalve in totaal € 456,93. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zullen met ingang vanaf de datum dagvaarding worden toegewezen.
6.20.
SRFW c.s. maakt tot slot aanspraak op vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten. De kantonrechter overweegt dat deze vordering alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. De kantonrechter overweegt dat in onderhavige zaak niet is komen vast te staan dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door ChipsAway nu de stellingen die ChipsAway aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd niet evident ongegrond zijn. Evenmin is gebleken dat [gedaagde3] ten onrechte is gedagvaard. Dat de vordering ten aanzien van Ducro Beheer wordt afgewezen, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van misbruik van recht. Uit niets blijkt dat ChipsAway willens en wetens de verkeerde partij heeft gedagvaard. Het salaris voor de gemachtigde van SRWF c.s. zal daarom worden begroot aan de hand van het bekend veronderstelde liquidatietarief.
6.21.
De buitengerechtelijke ontbinding brengt voorts mee dat de door ChipsAway gevorderde betaling van de (achterstallige) franchise fee tot en met 6 januari 2021 zal worden afgewezen. Ten aanzien van factuur met factuurnummer 17300074 d.d. 11 februari 2016 à € 7,35, waarvan de factuurdatum voor de datum van de door SRWF c.s. gedane buitengerechtelijke ontbinding ligt, heeft SRWF c.s. echter geen verweer gevoerd, zodat dit deel van de vordering als onbetwist voor toewijzing gereed ligt. De gevorderde contractuele rente van 1% per maand ligt eveneens voor toewijzing gereed.
6.22.
Ten aanzien van de door ChipsAway gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. In het onderhavige geval zijn partijen een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. ChipsAway heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 40,-, en voor het overige afwijzen.
6.23.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen in zowel de zaak van de vordering als in de zaak van de tegenvordering ieder de eigen proceskosten dragen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt SRWF c.s. tot betaling aan ChipsAway van € 47,35, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over € 7,35 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
7.5.
verklaart voor recht dat de Franchiseovereenkomst op 30 november 2016 buitengerechtelijk is ontbonden;
7.6.
veroordeelt ChipsAway tot betaling aan SRWF c.s. van € 3.776,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 december 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.8.
veroordeelt ChipsAway tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door SRWF c.s. worden gemaakt.
7.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.10.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter