ECLI:NL:RBNHO:2018:3245

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 84
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toelating tot collectieve zorgverzekering op basis van inkomen onder sociaal minimum

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad om hen toe te laten tot de collectieve zorgverzekering. Dit besluit volgde op een eerder besluit van 28 november 2017, waarin de gemeente hen niet toeliet tot de zorgverzekering, en een bestreden besluit van 22 december 2017, waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard. De zitting vond plaats op 17 april 2018, waar eisers aanwezig waren en de gemeente vertegenwoordigd werd door hun gemachtigde, mr. M.G. Böhm.

De rechtbank heeft in haar uitspraak op 17 april 2018 geoordeeld dat het beroep van eisers ongegrond is. De rechtbank overwoog dat artikel 35, derde lid, van de Participatiewet de gemeente de mogelijkheid biedt om beleid te maken omtrent de toelating tot de collectieve zorgverzekering. In Zaanstad is dit beleid gericht op mensen met een netto-inkomen onder het sociaal minimum, dat is vastgesteld op 110% van de bijstandsnorm. Aangezien het inkomen van eisers boven dit sociaal minimum ligt, komen zij niet in aanmerking voor toelating tot de collectieve zorgverzekering. De rechtbank concludeerde dat de gemeente binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven en dat er geen aanleiding is om rekening te houden met de zware lasten die eisers aanvoeren.

De uitspraak werd gedaan door mr. A. Buiskool, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. J.H. Bosveld. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/84

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], te [woonplaats], eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. M.G. Böhm).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder heeft verweerder geweigerd eisers toe te laten tot de collectieve zorgverzekering van de gemeente Zaanstad.
Bij besluit van 22 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2018. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [naam].
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Artikel 35, derde lid, van de Participatiewet geeft de gemeente de mogelijkheid beleid te maken, waarmee bepaald wordt wie toegelaten wordt tot de collectieve zorgverzekering.
In Zaanstad gaat het om mensen die wat betreft het netto-inkomen onder het sociaal minimum zitten. Dat is 110% van de bijstandsnorm. Het inkomen van eisers is hoger dan dit sociaal minimum. Op grond van de geldende wet- en regelgeving komen eisers dus niet in aanmerking voor toelating tot de collectieve zorgverzekering.
De gemeente is met zijn beleid binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling gebleven.
Er is geen grondslag om rekening te houden met zware lasten zoals eisers dat zouden willen.
2. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Buiskool, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.