In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Emirates wegens compensatie voor vertraging van een aansluitende vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Emirates voor een reis van Amsterdam naar Melbourne, met een tussenstop in Dubai. De vlucht van Dubai naar Melbourne was vertraagd, waardoor de passagier meer dan vier uur later op zijn eindbestemming aankwam. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
Emirates betwistte de vordering en stelde dat de Verordening niet van toepassing was op de vlucht van Dubai naar Melbourne, omdat deze vlucht door een niet-Europese luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde echter dat de Verordening wel degelijk van toepassing was, omdat de passagier vanaf een EU-luchthaven vertrok en de vertraging op de eindbestemming relevant was. De rechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie, ongeacht het feit dat de vertraging op een vlucht buiten de EU had plaatsgevonden.
De kantonrechter heeft Emirates veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagier toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.