ECLI:NL:RBNHO:2018:2731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
C/15/270637 / KG RK 18-141
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot inroepen huurbeding en ontruiming van registergoed

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot het inroepen van een huurbeding en ontruiming van een registergoed. De verzoekster, Coöperatieve Rabobank U.A., heeft een hypotheekrecht op een onroerende zaak, waarop een huurbeding is opgenomen. De belanghebbenden, huurders van het registergoed, hebben aangevoerd dat zij geen huur betalen en derhalve geen huurders zijn, maar gebruikers. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de belanghebbenden geen huurvergoeding betalen aan de hypotheekhouder, maar dat dit niet uitsluit dat zij op enig moment een beroep kunnen doen op huurbescherming. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de Rabobank toegewezen, omdat het belang van de verzoekster om de executie voort te zetten zwaarder weegt dan het belang van de belanghebbenden om in de woning te blijven. De voorzieningenrechter heeft verlof verleend om het huurbeding in te roepen en de belanghebbenden veroordeeld tot ontruiming van het registergoed, met een termijn van 21 dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/270637 / KG RK 18-141
Beschikking van de voorzieningenrechter van 30 maart 2018
in de zaak van
1. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
statutair gevestigd te Amsterdam, mede kantoorhoudende te Zaandam,
2. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam, mede kantoorhoudende te Eindhoven,
verzoekster,
advocaat mr. D.S. van Lith en (proces)advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem,
tegen

1.[huurder1],

2.
[huurder2],
3.
DE ONBEKENDE HUURDERS C.Q. ONDERHUURDERS,
allen wonende te [woonplaats 1],
belanghebbenden,
hierna ook te noemen: huurders.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • de mondelinge behandeling d.d. 26 maart 2018.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- mr. Schram, voornoemd,
- C. de Groot, directiemakelaar voor de veiling,
- [huurder1],
- [woonplaats 2],
- [A.], (hierna [A.]), gemachtigde van [huurder1] en [woonplaats 2].
De niet verschenen belanghebbenden zijn goed en tijdig opgeroepen.
Mr. Schram overhandigt tijdens de zitting het openbaar exploot d.d. 9 maart 2018 waarmee eigenaar en hypotheekgever [B.] (hierna: [B.]) in de Staatscourant is opgeroepen heden ter zitting te verschijnen.

2.De feiten2.1. [B.] heeft bij notariële akte d.d. 31 oktober 1997 aan verzoekster een eerste recht van hypotheek verleend op de onroerende zaak, te weten het woonhuis met schuur, ondergrond, tuin, erf en verdere aanhorigheden te [adres], kadastraal bekend gemeente [nummer], groot een are eenenzestig centiare (01.61 are), (hierna ook: het registergoed).

2.2.
In de hypotheekakte is een huurbeding opgenomen, zakelijk weergegeven inhoudende dat het onderpand niet zonder toestemming van hypotheekneemster mag worden verhuurd of anderszins in gebruik mag worden gegeven.
2.3.
Belanghebbenden sub 1 en 2 staan sedert 21 september 2005 ingeschreven in de Basisregistratie Personen van de gemeente Zaanstad op het adres van het registergoed.
2.4.
Bij deurwaardersexploten van 2 en 5 februari 2018 heeft verzoekster [B.] op de voet van artikel 544 Rv de executie van het registergoed aangezegd. Tevens is daarbij de openstaande hypotheekschuld ad € 147.802,82 (+ rente en kosten) opgeëist.
Bij afzonderlijke deurwaardersexploten van eveneens 5 februari 2018 is de aanzegging betekend aan respectievelijk belanghebbenden sub 1 en 2 en aan onbekende huurders als overige belanghebbenden en is de inroeping van het huurbeding aangezegd.
De veilingdatum is bepaald op 16 april 2018.
2.5.
Een op 15 januari 2018 door The Way Home Makelaardij te Wormerveer uitgebracht taxatierapport vermeldt als executiewaarde in verhuurde staat € 130.000,00 en als executiewaarde in onverhuurde staat € 170.000,00.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof om een beroep te doen jegens de huurders op het huurbeding als bedoeld in artikel 3:264 leden 5 en 6 BW, alsmede tot ontruiming door de huurders van het registergoed.

4.De beoordeling

4.1.
[A.] heeft ter zitting namens belanghebbenden 1 en 2 naar voren gebracht dat belanghebbende sub 2 de ex-echtgenote is van [B.]. Toen [B.] in 1997 het recht van hypotheek verleende aan verzoekster was hij nog gehuwd met belanghebbende sub 2. Inmiddels zijn zij zowel voor de Israëlische als de Nederlandse wet gescheiden. Bij wijze van alimentatie zijn [B.] en belanghebbende sub 2 overeen gekomen dat belanghebbende sub 2 in het registergoed mocht wonen en dat [B.] de hypotheek zou blijven betalen. Er is dus geen sprake van huur, aldus [A.]. Zij heeft daarnaast aangevoerd dat zij als gemachtigde van belanghebbenden sub 1 en 2 al een maand met verzoekster in gesprek is over het aflossen van de restschuld en het overnemen van de hypotheek door belanghebbende sub 2. Volgens [A.] wil verzoekster echter niet meewerken. [A.] heeft erop gewezen dat belanghebbende sub 1 en 2 kinderen hebben en dat zij niet op straat kunnen gaan leven. Er is hen veel aan gelegen om in de woning te blijven wonen en daarom heeft [A.] verzocht om de behandeling van het verzoek aan te houden. Belanghebbenden sub 1 en 2 zijn namelijk druk bezig om bij een andere bank een hypotheek te verkrijgen om de woning te kunnen overnemen en hebben daarvoor een langere termijn te nodig dan tot 1 april 2018. Zij willen dat doen met behulp van hun schoondochter en de kans dat dat lukt is zeer reëel.
4.2. Ter zitting heeft mr. Schram namens verzoekster naar voren gebracht dat de veiling van het registergoed is gepland op 16 april 2018 en de termijn voor onderhandse biedingen afloopt op 1 april 2018. Verzoekster is niet bereid af te wachten of het belanghebbenden gaat lukken een hypotheek te regelen. Uit de hypotheekakte heeft verzoekster niet kunnen opmaken dat [B.] ten tijde van het verlijden van die akte gehuwd was met belanghebbende sub 2. In de hypotheekakte staat immers dat [B.] ongehuwd is, aldus verzoekster.
4.3.
De voorzieningenrechter ziet geen grond om de behandeling van het verzoek aan te houden, zoals belanghebbende sub 1 en 2 hebben verzocht. Het feit dat zij er naar eigen zeggen pas in februari 2018 achter zijn gekomen dat [B.] de hypotheek niet meer betaalde en zij daarom onvoldoende de tijd hebben gehad om zelf een hypotheek te regelen, komt voor hun eigen rekening en risico. Het belang van verzoekster om de executie te kunnen voortzetten en zodoende haar schade te kunnen beperken weegt dan ook zwaarder.
4.4.
Aan de voorzieningenrechter ligt de vraag voor of aannemelijk is dat met instandhouding van een (eventuele) huurovereenkomst voldoende opbrengst zal worden verkregen om verzoekster als hypotheekhouder die het beding heeft gemaakt en dit jegens eventuele huurders kan inroepen, te voldoen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet deze vraag - gezien de onder de feiten genoemde hypotheekschuld en de in het taxatierapport weergegeven executiewaarde - ontkennend worden beantwoord.
4.5.
Zoals weergegeven onder 4.1 hebben belanghebbenden sub 1 en 2 aangevoerd dat zij geen huur betalen en daarom geen huurders zijn, maar slechts gebruikers. Voor zover zij daarmee hebben willen betogen dat jegens hen het huurbeding niet geldt en het verzoek niet kan worden toegewezen, wordt dat betoog verworpen. Als onbetwist staat vast dat belanghebbenden sub 1 en 2 aan [B.] geen huurvergoeding betalen voor het gebruik van de woning. Onder de gegeven omstandigheden kan echter niet worden uitgesloten dat belanghebbenden sub 1 en 2 desondanks op enig moment alsnog een beroep doen op huurbescherming. Verzoekster heeft er belang bij dat potentiële kopers daar niet mee worden geconfronteerd. Op basis van de taxatie zal de opbrengst in verhuurde staat immers lager zijn dan in onverhuurde staat en onvoldoende om de openstaande hypotheekschuld te voldoen. Ook voor zover belanghebbenden sub 1 en 2 moeten worden aangemerkt als gebruikers, heeft verzoekster dan ook belang bij toewijzing van het verzoek.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek zal worden toegewezen. Aan belanghebbenden zal ingevolge artikel 3:264 lid 6 BW na te melden ontruimingstermijn worden gegund.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verlof aan verzoekster om het huurbeding in te roepen tegen belanghebbenden,
5.2. veroordeelt belanghebbenden om het registergoed te ontruimen met al de hunnen en al het hunne en om het registergoed met afgifte van de sleutels aan verzoekster ter vrije beschikking te stellen,
5.3.
bepaalt dat gedurende een termijn van eenentwintig dagen na de betekening van de beschikking aan belanghebbenden niet ontruimd mag worden,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 629