3.4.Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het als tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. [datum] (dossierpagina’s 19-21) inhoudende:
Ik doe aangifte van een overval in mijn woning aan de [adres] op [datum] . (…) Ik denk dat het 21:00 uur of 21:15 uur was. Er werd op het raam gebonkt. (…) De persoon die ik zag staan toen ik de deur open deed was in het zwart gekleed met een bivakmuts op. (…) Toen ik de deur open deed, kwamen er nog twee te voorschijn en alle drie tegelijk kwamen ze naar binnen. Ze duwden me zo weg en liepen naar de kamer. (…) Ik zag dat alle drie mannen waren. (…) Alle drie waren ze in het zwart gekleed en ze droegen alle drie een bivakmuts. (…) In de woonkamer vond een worsteling plaats.(…) Tijdens de worsteling hoorde ik dat één van de jongens iets tegen mijn man riep van: “de kluis, anders vermoord ik je”. Ik zag dat deze jongen achter mijn man stond en zijn hand op de mond en hals van mijn man had. Mijn man en ik hebben samen tegen de jongens gevochten. We hebben ze terug kunnen duwen en wisten ze weg te werken.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. [datum] (dossierpagina 24-26) inhoudende:
(…) Toen ze [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) op de grond gooiden werd ik furieus. (…) Ik zag dat de grootste dader een hand voor de mond van [slachtoffer] hield. Ik hoorde roepen: “de kluis of ik vermoord je”. De kleinste jongen hoorde ik tegen mij zeggen “het is voor u eigen bestwil”. (…) Ik ben aangeraakt op mijn linker onderarm, daar heb ik blauwe plekken alsof ik daar door iemand ben vastgepakt.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. [datum] (dossierpagina 36 - 37) inhoudende:
(…) Ik hoorde mijn vrouw gillen. Er stonden drie mannen in de woonkamer in volledig zwarte pakken met een bivakmuts. (…) Eén van hen pakte mij bij mijn gezicht met zijn hand over mijn mond en riep: “de kluis anders vermoord ik je”. Er ontstond een worsteling en hij duwde me op de grond. (…) Uiteindelijk hebben mijn vrouw en ik ze naar buiten weten te werken. De worsteling heeft op één plek in de woonkamer plaatsgevonden. (…) Die grote man pakte mij beet en gooide mij op de grond.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlagen door verbalisant [verbalisant] d.d. [datum] (dossierpagina 22 en volgende) inhoudende:
Op [datum] omstreeks 10.00 uur was ik in de woning aan de [adres] op bezoek bij [slachtoffer] en [slachtoffer] . Ik zag bij [slachtoffer] op haar linker onderarm een aantal roodkleurig bloeduitstortingen zitten. Ik zag dat deze aan de buitenzijde van haar arm ter hoogte van haar pols aanwezig waren. Op de binnenzijde op de pols van linkerarm was ook nog een rode verkleuring van de huid zichtbaar. [slachtoffer] verklaarde dat ze dit letsel gisteren nog niet had en dat ze dit letsel waarschijnlijk heeft opgelopen tijdens de woningoverval omdat één van de daders haar had vastgepakt.
- de letselbeschrijving van Forensische Geneeskunde GGD Hollands Noorden betreffende [slachtoffer] , d.d. [datum] (dossierpagina 27 t/m 28) inhoudende:
Letselbeschrijvingen
Linkerarm: aan de linker bovenarm in het midden aan de binnen/bovenzijde een blauwpaarse verkleuring.
Aan de linker onderarm in het midden aan de strekzijde gegroepeerd enkele blauwpaarse verkleuringen van de huid.
Aan de linker onderarm nabij de pols aan de zijde van de duim is er een blauwpaarse verkleuring van de huid.
Soort: bloeduitstorting
Past bij toedracht: Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
Linker been: Aan het linker been ter hoogte van de bil is er een blauwpaarse verkleuring van de huid.
Soort: Bloeduitstorting
Past bij toedracht: Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. [datum] (dossierpagina 46 - 49) inhoudende:
Gisteravond [datum] , rond 21:15 uur fietste ik met drie vrienden, onder wie [getuige] , over de [adres] . Ter hoogte van de woning waar, naar later bleek, een overval gaande was, werden wij aangesproken door een man die zei: “er is een woningoverval gaande en jullie moeten mij helpen”. Hij wees hierbij naar een woning. (…) Ik zag gedaantes in het zwart voor het raam en ik zag ze vervolgens door de voordeur naar buiten rennen. Ik zag dat een persoon in de richting [naam] rent en twee andere rennen richting het station. Ze hadden hun hoofd bedekt. Ik kan de twee personen beschrijven die richting het station renden. Beiden waren rond de 1.80 -1.85 m. Eén persoon had een normaal postuur en de andere persoon was gezetter. Deze had ook een gewatteerde jas aan met horizontale stiksels. Ik ben met [getuige] en [getuige] achter deze twee personen aangefietst. (…) Bij het gezinspaviljoen zijn ze over een laag hekje gegaan. Wij konden daar niet komen met de fiets dus zijn wij om het gezinspaviljoen gefietst. Toen we aan de zijde van de [adres] fietsten zagen wij ze lopen. (…) Wij zagen dat de jongens weer terug liepen en weer op de [adres] liepen. Op een gegeven moment zijn de jongens gestopt. Wij zijn ongeveer op een meter of 30-40 achter hun gestopt.(…) Zij stonden daar redelijk verlicht. Ik zag toen dat zij geen bivakmutsen meer droegen. (…) Ik kon zien dat de één wat gezetter was dan de andere en dat de gezette man ook een boller gezicht had. (…) Vervolgens gingen de jongens weer rennen. Ze renden de [adres] in. Toen wij de bocht van de [adres] om gingen, was de straat leeg. (…) We zijn teruggefietst naar de hoek [adres] met de [adres] . Mijn vriend [getuige] zag opeens de jongens staan. Op het moment dat [getuige] dit zei, zag ik dat de jongens wegrenden de straat in. We hebben vervolgens in de omgeving gezocht maar konden de jongens niet meer vinden. We hebben aan agenten verteld waar we de jongens zijn kwijtgeraakt.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. [datum] (dossierpagina 76 t/m 78) inhoudende:
(…) de chauffeur van een auto zei tegen ons dat wij hem moesten helpen omdat er een overval in een woning bezig was. Hij wees naar een woning gelegen op de [adres] . Op datzelfde moment zag ik dat uit de voordeur van die woning drie personen met bivakmutsen op kwamen. (…) Ik zag dat twee van de overvallers rechtsaf gingen richting het spoor. Ik zag twee van mijn vrienden, onder wie [getuige] , achter deze twee aanfietsen. Ik ben er ook achteraan gegaan. Ik zag ze rennen in de richting van het gezinspaviljoen. Wij zijn rechts om het gezinspaviljoen heen gefietst. Ik wist dat die twee daders verder geen kant op konden en dat wij hen weer tegen zouden komen. Dat gebeurde dus ook. Op het moment dat zij ons zagen gingen zij weer rennen. Wij zijn vervolgens weer achter hen aangefietst. (…) Ik zag dat ze de [adres] in renden. Op een gegeven moment kwamen wij bij een bocht in genoemde straat. Daar zagen wij hen niet meer. Ik hoorde een geluid achter een geparkeerde camper vandaan komen. (…) Ik ben in een voortuin gaan staan zodat ik de achterkant van de camper kon zien. Ik zag toen dat daar een persoon stond strak tegen de camper aan. Deze persoon zette het op een rennen. Ik zag toen de tweede persoon uit een van de voortuinen komen en deze persoon rende weer met die andere mee waarop wij er weer achter aan gingen. Ik zag dat de twee een steeg in renden. Via deze steeg kom je in de [adres] . Aan het einde van de steeg zagen wij de personen niet meer. Toen wij een politiewagen de [adres] zagen in rijden, hebben wij verteld waar we de daders voor het laatst hadden gezien. (…) Ik weet 100% zeker dat de personen waar ik achteraan heb gezeten steeds dezelfde personen waren. (…)Voordat ze de [adres] in renden zag ik dat de achterste dader zijn bivakmuts van zijn hoofd trok. Ik heb zijn gezicht ook goed gezien. De dader die zich achter de camper had verstopt was die achterste dader. Ik zag hem achter die camper staan en herkende hem aan zijn gezicht, kleding en postuur. De dader die uit de tuin kwam herkende ik ook aan zijn gezicht, zijn kleding en postuur. Op het moment dat de daders omkeerden en de [adres] in renden heb ik hen heel goed in hun gezicht kunnen zien. (…) De dader die voorop liep was een man met een tenger postuur, ik schat 1.80 meter, kort zwart haar, getinte huid, donkere ogen, donkere wenkbrauwen, geen baard, nog geen twintig jaar oud. De dader die achterop liep, schat ik 1.85 meter, grover postuur dan de andere dader, geen baard, kort zwart haar, donkere ogen, rond en beetje plat gezicht, nog geen twintig jaar oud, zwart glimmend jack met stiksels. (…)
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. [datum] (dossierpagina’s 14 t/m 16) inhoudende:
Op [datum] , omstreeks 21:18 uur, kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] . Aldaar zou een woningoverval hebben plaats gevonden waarbij één verdachte door omstanders was aangehouden. Tevens hoorden wij dat er twee personen waren weggerend. (…) Vervolgens hoorden wij dat er burgers op de fiets achter de twee verdachten aan zaten. Wij hoorden dat de verdachten beide mannen waren en donkere kleding droegen met een bivakmuts op. (…) Wij hoorden dat de aangehouden verdachte, [verdachte] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , betrof. Wij hoorden vervolgens dat de politiehelikopter twee personen zag staan achter een auto op de [adres] . Wij hoorden dat deze personen achter een auto stonden die tegen bosschage en onder de bomen stond geparkeerd. Wij zijn vervolgens de [adres] in gereden. Wij hoorden vervolgens dat de politiehelikopter aangaf dat we moesten stoppen. (…) Aan onze linkerzijde zagen wij, ter hoogte van de achtertuin van huisnummer [nummer] , een donkerkleurige personenauto staan die met zijn rechterzijde tegen de bossage en onder de bomen stond geparkeerd. Wij hoorden van de politiehelikopter dat dit het voertuig betrof waarachter twee personen zaten. Wij zijn vervolgens naar het voertuig, een [auto] , gelopen en hebben op niet mis verstane wijze geroepen “Politie, kom te voorschijn”. Vervolgens zagen wij dat er twee hoofden te voorschijn kwamen vanachter de [auto] . De linker verdachte bleek later te zijn:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , wonende op de [adres]
.
De rechter verdachte bleek later te zijn:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , wonende op de [adres]
.
(…)
Wij keken achter de struik ter hoogte van de neus van de auto. Wij zagen op de grond 2 zwarte handschoenen en een donkerblauwe bivakmuts liggen. Deze goederen lagen op ongeveer 1 á 1,5 meter vanwaar [verdachte] en [verdachte] hadden gezeten. De twee handschoenen en bivakmuts zijn in beslag genomen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant] d.d. [datum] (dossierpagina’s 245 ev) inhoudende:
In het onderzoek [onderzoek] werden de historische verkeersgegevens opgevraagd van het mobiele nummer [nummer] , in gebruik bij verdachte [verdachte] . Dit voor de periode van af 1 oktober 2017 tot en met 6 november 2017. (…)
Uit de aangeleverde historische verkeersgegevens bleek onder meer het volgende:
Op [datum] te 19:57:15 en om 19:58:07 uur was er contact met het nummer [nummer] , vermoedelijk in gebruik bij verdachte [verdachte] . Hierbij werden de zendmasten op de [adres] en de [adres] aangestraald.
Te 19:46:37 uur werd door de gebruiker van het mobiele nummer [nummer] , vermoedelijk in gebruik bij verdachte [verdachte] , in gebeld en vond er een gesprek van 43 seconden plaats. Hierbij werd de zendmast op [adres] aangestraald.
-Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen signalement [verdachte] en jas [verdachte] door [verbalisant] d.d. [datum] met bijlage (los proces-verbaal), inhoudende:
Getuige [getuige] beschreef de jas van verdachte [verdachte] als volgt: donkere gewatteerde jas met horizontale stiksels. Getuige [getuige] beschreef de jas van verdachte [verdachte] als volgt: zwart glimmend jack met stiksels. Aan dit proces-verbaal is de foto van de jas die verdachte [verdachte] droeg ten tijde van de aanhouding, toegevoegd.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte] d.d. [datum] (dossierpagina’s 235 ev.):
Ik wil over mijzelf verklaren, niet over anderen. Ik ben 2 weken van tevoren gevraagd om mee te doen met een overval. Hieruit begreep ik dat er al wat gepland was. Toen werd ik voor de eerste keer gevraagd. Ik weet niet wanneer ze zouden gaan. Ze vroegen alleen of ik mee wou doen. (…) Ik heb er nog een week over nagedacht en toen wou ik toch mee. (…) Een week later werd ik gevraagd om in de avond te gaan. (…)We zijn met een auto naar [plaats] gereden. Een grijze. De bestuurder bleef daar wachten. Die auto bleef wachten in die woonwijk. Op de [adres] . Volgens mij zijn wij rond 20:00 uur - 20:30 uur naar [plaats] gereden. Daar in die straat, [adres] . En wij zijn lopend naar de woning gelopen. Ik kreeg een bivakmuts mee. (…)Toen we buiten kwamen rende ik het spoor over. Toen de eerste straat links, dan de eerste straat rechts en gelijk weer links, dan de 2e rechtsaf. In de steeg rende ik naar het einde richting de [adres] . Daar stond een auto geparkeerd. Daar ben ik achter gaan liggen. Ik heb de bivakmuts weggegooid op de plek waar ik lag. Ik heb de handschoenen weggegooid op de zelfde plek als de bivakmuts. (…) Rond 20:00 uur was ik gebeld om te komen (…).
Alternatief scenario
Verdachte verklaart dat hij niets met de overval te maken heeft. Hij was op 6 november 2017 om andere redenen in [plaats] en kwam daar in de avond bij toeval [verdachte] tegen. Hij zag [verdachte] rennen en achter een auto gaan zitten. Verdachte is vervolgens naar [verdachte] toe gegaan om te vragen wat er aan de hand was waarna zij beiden werden aangehouden door de politie.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk is geworden. Verdachte is samen met een medeverdachte, die inmiddels heeft bekend dat hij bij de poging tot woningoverval betrokken was, in de nabijheid van de plaats delict en relatief kort na de poging tot woningoverval aangetroffen achter een geparkeerd staande auto. De aanwezigheid van verdachte op die plek, in aanwezigheid van een medeverdachte, en op dat tijdstip ‘schreeuwt’, mede bezien in het licht van de verklaringen van getuigen dat zij achter twee personen die uit de overvallen woning kwamen rennen, aangegaan zijn en zeker weten dat degenen achter wie zij aangingen, steeds dezelfde personen zijn geweest, dan ook om een uitleg/toelichting maar die wenst verdachte niet te geven. Nader onderzoek naar het door verdachte geschetste scenario is derhalve niet mogelijk en ook in de onderhavige stukken heeft de rechtbank geen feitelijkheden aangetroffen die de lezing van verdachte ondersteunen. De rechtbank stelt het alternatieve scenario dan ook als onaannemelijk terzijde.
Signalement verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van de door de aangevers en getuigen gegeven signalementen niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot woningoverval omdat hij niet past binnen één van de gegeven signalementen. Sommige signalementen zouden verdachte zelfs uitsluiten als medepleger omdat door een getuige wordt verklaard dat de desbetreffende dader geen baard had en verdachte wel een baard heeft.
Met betrekking tot het gebruik van de door getuigen opgegeven signalementen overweegt de rechtbank als volgt. In deze zaak zijn verschillende getuigen gehoord onder wie de slachtoffers. Dat deze verklaringen wat betreft de signalementen van de daders onderling op details van elkaar kunnen verschillen, behoeft geen betoog. Waarneming is subjectief en bovendien afhankelijk van verschillende factoren waaronder de standplaats van de getuige ten opzichte van de daders, de lichtval en de mate waarin voor een getuige sprake is van een stressvolle situatie. De rechtbank is zich hiervan bewust en betracht bij het gebruik en de bewijswaarde van de opgegeven signalementen de nodige behoedzaamheid.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen van de beschrijvingen volledig past bij het signalement van verdachte. Uit de diverse signalementen komt echter wel een algemeen beeld naar voren van de drie daders dat overeenkomt met het algemeen signalement van de aangehouden verdachten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen één kleinere dader en twee grotere daders van wie er één een normaal/slank postuur heeft en de andere grover/gezet is met een boller, rond gezicht.
De rechtbank constateert dat verdachte qua uiterlijk en kleding past binnen het laatstgenoemde algemene signalement. Daar komt bij dat ook de jas die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg, past in het door de getuigen beschreven signalement.
Dat één van de getuigen heeft verklaard dat deze dader geen baard had doet daaraan niet af. Uit de stukken blijkt dat verdachte op het moment van aanhouding weliswaar een baard had maar dat dit geen volle baard was die de gehele onderkant van zijn gezicht bedekte maar baardgroei met name onder aan de kin die door een sjaal of kraag mogelijk niet zichtbaar is geweest voor de getuige.
Gelet op de omstandigheden dat:
- verdachte tot twee keer toe telefonisch contact had met de medeverdachte [verdachte] kort voordat [verdachte] zou worden opgehaald om naar [plaats] gebracht te worden in verband met de te plegen overval;
- een aantal getuigen twee daders achtervolgt vanaf de plaats delict tot de [adres] waar ze de daders definitief uit het oog verliezen;
- verdachte en [verdachte] , die inmiddels heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de poging overval, vlakbij de plek waar de getuigen de daders zijn kwijtgeraakt door de politie worden aangetroffen achter een auto, en
- verdachte past binnen het algemene signalement dat door de getuigen wordt gegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van de als tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde poging tot afpersing.