Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
wonende te [woonplaats] (België)
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de passagier, die optrad als wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie na de annulering van een vlucht van Antalya naar Amsterdam op 16 juli 2016. De passagier vorderde een bedrag van € 1.200,00 aan compensatie, rente en buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een militaire couppoging in Turkije, die op 15 juli 2016 plaatsvond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat Transavia niet in staat was om de annulering te voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De kantonrechter verklaarde de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering namens haar kinderen, omdat zij niet beschikte over de vereiste machtiging van de kantonrechter. De vordering van de passagier werd afgewezen en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.