ECLI:NL:RBNHO:2018:2646

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
15/800226-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, gepleegd in vereniging met anderen. De tenlastelegging omvatte verschillende gewelddadige handelingen tegen het slachtoffer, waaronder bedreiging met een pistool, het vastbinden van het slachtoffer en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en een gevangenisstraf van twaalf maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.

De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft een alternatieve verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid op de plaats delict, waarbij hij stelde dat hij als vertaler fungeerde en niet betrokken was bij de geweldshandelingen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte enige betrokkenheid had bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving of de geweldshandelingen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 februari 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800226-15 (P)
Uitspraakdatum: 16 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 02 februari 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Van Venrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 mei 2015 tot en met 22 mei 2015 te Noordbeemster, gemeente Beemster en/of te Oudendijk, gemeente Koggenland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] , op het erf en/of terrein rond de woonboerderij van (mede)verdachte [medeverdachte] aan de [adres] , (stilletjes) benaderd en/of met geweld tegen de grond gewerkt en/of opgetild en/of vastgepakt en/of bedreigd met een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, en/of
- ( vervolgens) deze [slachtoffer] tegen diens wil naar binnen in die woonboerderij gevoerd, en/of
- [slachtoffer] met tie-rib(s) aan de handen en/of benen (op een stoel) vastgebonden, en/of
- [slachtoffer] met touwen op een bed vastgebonden, en/of
- [slachtoffer] dreigend een mes voorgehouden en/of
- [slachtoffer] gedurende langere tijd aldaar vastgehouden dan wel gedwongen tegen diens wil te blijven, en/of
- [slachtoffer] op enig moment in een auto geplaatst waarbij [slachtoffer] werd belet deze auto te verlaten en/of in die auto is vervoerd;
- waarbij [slachtoffer] gedurende het vooromschreven gedwongen verblijf in de woonboerderij door verdachte en/of zijn mede-dader(s) (meermalen met kracht) is geslagen en/of gestompt in/tegen het gezicht/hoofd en/of (meermalen met kracht) is geslagen en/of gestompt en/of geschopt elders op/tegen het lichaam en/of (hardhandig) een of meer plukken hoofdhaar zijn uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] die geweldadige handelingen heeft laten ondergaan, waardoor deze Bibo zwaar lichamelijk letsel (te weten: verkleuringen, wonden en bloeduitstortingen aan met name de romp, armen en hoofd) heeft bekomen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van hetgeen hem ten laste is gelegd en heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De verklaringen van aangever [slachtoffer] , verdachte en medeverdachte [medeverdachte] lopen op belangrijke punten uit elkaar. Het is dan ook de vraag welke feiten en omstandigheden kunnen worden vastgesteld. In ieder geval blijkt onvoldoende dat verdachte de leider van het hele gebeuren is geweest, zoals [slachtoffer] in zijn eerste verhoor heeft verklaard. [slachtoffer] lijkt dit immers enkel te baseren op de omstandigheid dat verdachte ’s nachts werd gebeld, nadat [slachtoffer] was gepakt. Deze enkele omstandigheid is echter van onvoldoende gewicht om de conclusie van [slachtoffer] te kunnen volgen.
Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat weliswaar kan worden vastgesteld dat met de huistelefoon van medeverdachte [medeverdachte] is gebeld naar verdachte, maar niet is gebleken wie van de aanwezigen die nacht naar verdachte heeft gebeld en of iemand verdachte daadwerkelijk aan de telefoon heeft gekregen. Derhalve is evenmin vast te stellen of verdachte die nacht wist waarom hij naar de woning van medeverdachte [medeverdachte] moest komen.
Wat wel als vaststaand kan worden aangemerkt, is het gegeven dat verdachte de enige aanwezige persoon was die zowel de Nederlandse als de Joegoslavische taal machtig is, zodat hij de enige was die gesprekken kon vertalen. [slachtoffer] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris ook verklaard dat hij denkt dat verdachte als vertaler fungeerde tussen hem en de drie Joegoslavische mannen. Dit sluit aan bij hetgeen verdachte heeft verklaard.
Daarnaast staat ook vast dat verdachte op geen enkel moment geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer] , of enige bijdrage heeft geleverd aan het geweld jegens [slachtoffer] .
Tot slot heeft [slachtoffer] ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij overtuigd is dat hij nog in leven is door het handelen van verdachte. ‘Verdachte heeft het weten te sussen’, aldus [slachtoffer] .
Gelet op deze feiten en omstandigheden is volgens de raadsman niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte enige betrokkenheid had bij het van de vrijheid beroven of beroofd houden van aangever [slachtoffer] , laat staan dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking zoals vereist voor medeplegen. Verdachte is immers enkel aanwezig geweest in de keuken van de woning van medeverdachte [medeverdachte] , zonder dat hij zich heeft bemoeid met de door anderen gepleegde geweldshandelingen tegen of vrijheidsberoving van [slachtoffer] .

4.Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Tegen de verdachte pleit dat hij midden in de nacht, kort nadat aangever [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd, is gebeld en direct naar de boerderij van medeverdachte [medeverdachte] is gegaan. Aldaar is verdachte in gesprek gegaan met de mannen die aangever [slachtoffer] vasthielden, waarbij werd gekomen tot een overeenkomst over de betaling van zwijggeld aan [slachtoffer] en het verblijf van [slachtoffer] op de boerderij van [medeverdachte] . De daarop volgende middag is verdachte teruggegaan naar de boerderij en heeft hij [slachtoffer] naar diens huis vervoerd, samen met ten minste één van de Joegoslavische mannen die [slachtoffer] van zijn vrijheid beroofd hielden.
De verdachte heeft echter een alternatief scenario aangedragen ter verklaring van deze belastende omstandigheden, dat niet zonder meer wordt weerlegd door de aanwezige dossierstukken. Hij heeft in de kern verklaard dat hij naar de boerderij van medeverdachte [medeverdachte] is gegaan omdat hij ’s nachts werd gebeld vanaf diens nummer en hij wilde kijken of alles goed was. Toen verdachte ter plaatse kwam en geconfronteerd werd met de situatie, heeft hij als vertaler gefungeerd tussen drie Joegoslavische mannen en [slachtoffer] . Het feit dat hij de volgende dag terugging naar de boerderij kwam voort uit ongerustheid over [slachtoffer] en de wil om hem daar weg te halen. De rechtbank is van oordeel dat dit alternatieve scenario niet zonder meer als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden geschoven en kan passen binnen de gang van zaken zoals geschetst in het dossier.
Voorts blijkt niet uit het dossier dat verdachte op enig moment een bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen jegens [slachtoffer] .
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van hetgeen hem is ten laste gelegd.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. P. de Mos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2018.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.