ECLI:NL:RBNHO:2018:2374

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
23 maart 2018
Zaaknummer
6371068 CV EXPL 17-7251
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van consumentenkoop van een tweedehands auto wegens non-conformiteit

In deze zaak heeft eiser, een consument, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een autobedrijf, wegens non-conformiteit van een tweedehands auto die hij op 4 maart 2016 had gekocht. Eiser heeft de auto gekocht voor € 12.000,00, maar heeft na de aankoop herhaaldelijk problemen ervaren met de motor, specifiek een Vanos storing. Eiser heeft de koopovereenkomst op 27 juli 2017 ontbonden en vordert terugbetaling van de aankoopsom. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij als tussenpersoon heeft gehandeld en dat de auto bij aflevering in goede staat was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde, omdat de gebreken zich binnen zes maanden na aflevering hebben geopenbaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkoming van gedaagde voldoende ernstig is om een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Eiser heeft recht op terugbetaling van € 8.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De tegenvordering van gedaagde is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6371068 \ CV EXPL 17-7251
Uitspraakdatum: 4 april 2018
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. C.N.M. Kras, advocaat te Amsterdam
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n. Autobedrijf Middenmeer
gevestigd te Wieringerwerf
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederende in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 29 september 2017 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.2.
Op 7 maart 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] heeft zich daarbij laten vergezellen van zijn mentor mevrouw [mentor] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen nog stukken toegezonden. Ter zitting zijn door beide partijen pleitaantekeningen overgelegd. [gedaagde] heeft voorts een getuigenverklaring overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Op 4 maart 2016 heeft [eiser] een BMW 325i met kenteken [kenteken] gekocht voor een bedrag van € 12.000,00. Het betrof een auto met zichtbare schade aan de voor- en zijkant. Op de factuur is de stempel van Autobedrijf Middenmeer geplaatst en vermeld: “
schade wordt gerepareerd”. De factuur is door [eiser] als koper en [gedaagde] als verkoper ondertekend.
2.2.
[eiser] heeft op 4 maart 2016 een bedrag van € 7.500,00 aan [gedaagde] aanbetaald. Op 2 april heeft [eiser] het restant van de koopsom € 4.500,00 aan [gedaagde] voldaan en heeft levering van de auto plaatsgevonden.
2.3.
Bij brief van 27 juli 2017 heeft [eiser] de koopovereenkomst met [gedaagde] ontbonden en de aankoopsom teruggevorderd. In het schrijven van de gemachtigde van [eiser] is onder meer het volgende opgenomen voor zover van belang:
(…) De door cliënt aangeschafte auto had vóór de aankoop schade, die onder andere bestond uit motorstoring en kapotte verlichtingskappen. Met cliënt bent u het voornoemde bedrag overeengekomen onder de voorwaarde dat de schade aan het voertuig door u zou worden gerepareerd. Dat de schade op kosten van Autobedrijf Middenmeer zou worden hersteld is vastgelegd op de factuur (bijlage 1). Deze factuur is door beide partijen ondertekend.
Ondanks meerdere pogingen in het afgelopen jaar om de motorstoring te verhelpen (waarbij cliënt zelfs kosten in rekening zijn gebracht), is de motorstoring nog altijd niet verholpen. Hierdoor heeft cliënt de auto twee tot drie maanden niet kunnen gebruiken. Bovendien zijn de kapotte verlichtingskappen ook nog niet door u hersteld. Als gevolg hiervan zal de auto dit jaar niet door de APK komen, welke eind juli 2017 dient plaats te vinden. (…)

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
i. primair
voor recht verklaart dat de koopovereenkomst tussen partijen van 4 maart 2016 ontbonden is, en [gedaagde] dientengevolge onder andere gehouden is tot terugbetaling van de aankoopsom;
subsidiair,
indien en voor zover vast zou komen te staan dat voornoemde overeenkomst niet is ontbonden deze alsnog ontbindt;
ii.
primair
[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 12.917,36, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;
subsidiair
[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 12.000,00, zijnde de aankoopsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 895,00 zijnde de buitengerechtelijke kosten;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 22,36 zijnde de wettelijke rente van 24 augustus 2017 tot en met 26 september 2017;
iii. vergoeding van de kosten van de onderhavige procedure, waaronder begrepen een bedrag aan nakosten;
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort samengevat – dat de auto niet beantwoordt aan de koopovereenkomst. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld de gebreken te verhelpen. [gedaagde] is hierin niet geslaagd en schiet daarmee tekort in de nakoming van de koopovereenkomst. De [eiser] was daarom gerechtigd tot ontbinding van de koopovereenkomst over te gaan en de aankoopsom terug te vorderen. Ondanks aanmaning weigert [gedaagde] de aankoopsom terug te betalen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert – kort samengevat – het volgende aan. [gedaagde] heeft de auto in opdracht van [eiser] als tussenpersoon gekocht bij een garage in Nieuwegein. Het was een schadeauto, daar zit nooit garantie op. [eiser] wist dit en daar is hij nog nadrukkelijk op gewezen. De auto is in de garage uitgelezen, er zaten geen storingen in de motor. Wel had de auto voor- en zijschade. Die schade is gerepareerd. Bij aflevering was de auto volledig in orde. [gedaagde] stelt er alles aan gedaan te hebben om [eiser] tevreden te stellen. De BMW dealer heeft alle storingen verholpen.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 12.800,00 aan schadevergoeding. [gedaagde] stelt dat [eiser] met zijn handelwijze een poging tot verrijking over de rug van een ander doet en zo zijn goede naam misbruikt. [gedaagde] voelt zich zwaar benadeeld in zijn goede naam en ervaart dit als smaad. [eiser] liegt alles bij elkaar en bedriegt. [gedaagde] eist ook dat [eiser] de openstaande facturen betaalt.
4.3.
[eiser] betwist de tegenvordering en stelt dat [gedaagde] zijn vordering op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
4.4.
Voor zover van belang zal op de standpunten van partijen hierna nog nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
[gedaagde] heeft het verweer gevoerd dat hij als tussenpersoon voor [eiser] heeft gehandeld en geen partij is bij de koopovereenkomst. De kantonrechter verwerpt het verweer. Op de factuur die van de transactie is opgesteld, is de stempel van Autobedrijf Middenmeer geplaatst. De factuur vermeldt ook de handtekening van ‘verkoper’. Ter comparitie is gebleken dat dit de handtekening van [gedaagde] betreft. Op grond hiervan is aannemelijk dat [gedaagde] , handelend onder de naam Autobedrijf Middenmeer, als verkoper jegens [eiser] is opgetreden. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel leiden.
5.2.
De overeenkomst die tussen [eiser] en [gedaagde] is gesloten, betreft een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat [gedaagde] handelt in de uitoefening van een bedrijf en [eiser] een natuurlijk persoon is die met de aankoop van de auto niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
5.3.
Op grond van het toepasselijke artikel 7:17 lid 1 en 2 BW moet een afgeleverde zaak
– in dit geval de auto – aan de overeenkomst beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien de zaak, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de afwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Dit uitgangspunt geldt ook als [gedaagde] aan [eiser] heeft meegedeeld dat er geen (technische) garantie op de auto zit, zoals hij als verweer heeft aangevoerd en [eiser] heeft betwist. Er kan namelijk niet ten nadele van een consument-koper worden afgeweken van de bepalingen die betrekking hebben op de non-conformiteit; de rechten en vorderingen die de wet aan de consument-koper toekent ter zake van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van de verkoper, kunnen niet worden beperkt of uitgesloten (artikel 7:6 BW). Het verweer op dit punt van [gedaagde] wordt dus verworpen.
5.4.
[eiser] heeft gesteld dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat deze vanaf de eerste week na de levering op 2 april 2016 en vervolgens herhaaldelijk een motorstoring (te weten een ‘Vanos’ storing) vertoont. [gedaagde] heeft onder meer aangevoerd dat hij ‘direct na aankoop’ een storing heeft verholpen, een keer de bobines heeft vervangen en, nadat [eiser] voor de tweede keer met de klacht terugkwam, de auto is onderzocht door de BMW-dealer en de storing is verholpen. Nu [gedaagde] er zelf ook vanuit gaat dat de eerste storing direct optrad, neemt de kantonrechter aan dat de eerste storing plaatsvond in de eerste week na levering, dus begin april 2016. Partijen zijn het erover eens dat de door [gedaagde] genoemde tweede storing een zogenoemde Vanos storing betreft. Nu [gedaagde] er zelf vanuit gaat dat dit dezelfde klacht als de eerste storing betrof en ter zitting heeft gesteld dat de Vanos storing het enige mankement is, acht de kantonrechter het aannemelijk dat de eerste storing eveneens een Vanos storing betreft. Dat wordt in voldoende mate bevestigd door de e-mail van [eiser] aan [gedaagde] van 23 november 2016, waarin hij aangeeft dat het probleem nog niet weg is. De auto vertoonde dus in ieder geval in april 2016 en in november 2016 een Vanos storing.
5.5.
[eiser] heeft ter comparitie gesteld dat de auto nog steeds Vanos storingen heeft. Hij heeft dit onderbouwd met een - volgens hem - recent, door een monteur uitgedraaid uitleesrapport. [gedaagde] heeft aangevoerd dat het niet mogelijk is dat er nog Vanos storingen zijn, omdat de Vanos ventielen door de BMW dealer zijn vervangen, deze bijna nooit kapot gaan en het uitleesscherm dus is gemanipuleerd. De kantonrechter verwerpt dit verweer als onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn verweer nader te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten. [gedaagde] had bijvoorbeeld een kopie van de rapporten van de BMW dealer in het geding kunnen brengen of een verklaring van een deskundige over de levensduur van Vanos ventielen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de Vanos storingen thans ook nog voorkomen.
5.6.
De kantonrechter stelt vast dat de (eerste) Vanos storing zich binnen zes maanden na levering heeft geopenbaard. Op grond van de wet wordt daarom vermoed dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Bij een consumentenkoop geldt namelijk het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW: indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Naar het oordeel van de kantonrechter doet deze uitzonderingsituatie zich hier niet voor.
5.7.
Het gaat in dit geval om een tweedehands auto (datum eerste toelating 31 juli 2007). Deze aard van de zaak verzet zich niet tegen het wettelijk bewijsvermoeden. Dat sprake is van een schadeauto, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd en [eiser] heeft betwist, maakt dat niet anders, omdat (zoals ter zitting is gebleken) die kwalificatie ziet op blikschade en niet op eventuele storingen aan de motor.
5.8.
Bij de aard van de afwijking moet het volgens de wetgeschiedenis gaan om een situatie waarin duidelijk is dat de afwijking is ontstaan door de handelwijze van de koper, bijvoorbeeld een overduidelijk door een val niet meer functionerende videorecorder. Het wettelijk vermoeden heeft wel effect indien deze duidelijkheid ontbreekt. [gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] vaak aan auto’s sleutelt en zelf schade heeft gereden met de auto. Gesteld noch gebleken is echter dat de Vanos storing die zich reeds begin april 2016 voordeed, door [eiser] is veroorzaakt. Integendeel, naar de kantonrechter begrijpt ging het toen - volgens [gedaagde] - om een bobine die als gevolg van slijtage moest worden vervangen. De aard van het gebrek verzet zich dus ook niet tegen het wettelijk bewijsvermoeden.
5.9.
De conclusie uit het voorgaande is dat de auto wordt vermoed ten tijde van de levering op 2 april 2016 niet aan de overeenkomst te hebben beantwoord. Dit betekent dat op [gedaagde] bewijslast rust dat de auto ten tijde van de aankoop geen gebreken had. Hij heeft echter geen bewijs van zijn stellingen aangeboden. De kantonrechter kan daarom geen bewijs opdragen.
5.10.
Dit betekent dat in rechte aangenomen moet worden dat de auto op het moment van aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde en sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] . Als uitgangspunt geldt dat iedere tekortkoming van een partij aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. [eiser] is daartoe in beginsel dus bevoegd.
5.11.
[gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat de Vanos storing het enige mankement aan de auto is, dat dit voor ongeveer €250,00 zou kunnen worden verholpen, dat [eiser] in het eerste jaar nog 15.000 kilometer met de auto heeft gereden, dat niet is gebleken dat er sprake is van een achterliggend probleem en dat de huidige dagwaarde van de auto € 4.100,00 bedraagt. Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt [gedaagde] hiermee te betogen dat (algehele) ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarin ten dele. Naar het oordeel van de kantonrechter is - gezien de omvang van de tekortkoming van [gedaagde] - in dit geval niet een gehele maar slechts een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen gerechtvaardigd. Vast staat dat de auto Vanos storingen blijft geven, ondanks herhaalde pogingen tot herstel. In de praktijk komt dit erop neer, zoals [gedaagde] ter zitting heeft gesteld, dat de motor van de auto kan afslaan. Gesteld noch gebleken is echter dat de motor daadwerkelijk is afgeslagen en zo ja, hoe vaak dit is gebeurd. Op basis van de ter beschikking staande gegevens acht de kantonrechter de tekortkoming van derhalve voldoende betekenis om een gedeeltelijke ontbinding te rechtvaardigen. Voor de beantwoording van de vraag in hoeverre de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is, acht de kantonrechter de volgende omstandigheden van belang. [eiser] heeft in het eerste jaar na aankoop naar schatting 15.000 kilometer met de auto gereden. De auto is in juli 2017 APK goedgekeurd. De herstelkosten van de storing bedragen, zoals [gedaagde] onweersproken heeft gesteld, ongeveer € 250,00. Mede rekening houdend met de aard van de overeenkomst en de belangen van partijen, acht de kantonrechter de tekortkoming in dit geval van zodanige betekenis dat deze slechts een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt, namelijk voor twee derde deel. De gevorderde verklaring voor recht zal in die zin worden toegewezen.
5.12.
De gedeeltelijke ontbinding houdt een evenredige vermindering in van de wederzijdse prestaties in hoeveelheid of hoedanigheid (artikel 6:270 BW). Voor zover deze prestaties reeds zijn nagekomen, ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking daarvan (artikel 6:271 BW). In dit geval brengt deze ongedaanmakingsverplichting met zich dat [gedaagde] aan [eiser] moet terugbetalen dat deel van de koopsom dat evenredig is aan de omvang van het ontbonden gedeelte van de overeenkomst, dus (2/3 x € 12.000,00 = ) € 8.000,00. De gevorderde wettelijke rente zal over dit bedrag worden toegewezen vanaf 24 augustus 2017. De ongedaanmakingsverplichting brengt voorts met zich dat [eiser] de auto aan [gedaagde] moet retourneren. De kantonrechter heeft uit het verhandelde ter zitting begrepen dat [eiser] dat ook zal doen. De kantonrechter acht het - ten overvloede oordelend - redelijk dat [eiser] de auto binnen 3 werkdagen na ontvangst van de vordering aan [gedaagde] retourneert.
5.13.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, zijnde € 775,00.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.
de tegenvordering
5.15.
Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de vordering is overwogen volgt dat [eiser] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] . De overeenkomst is om die reden gedeeltelijk ontbonden. Dat sprake is van een onrechtmatig handelen van of ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van [eiser] , zoals [gedaagde] kennelijk stelt, is niet gebleken. De vordering van [gedaagde] kan in zoverre niet worden toegewezen.
5.16.
[gedaagde] heeft zijn stelling dat [eiser] zijn goede naam aantast en zich schuldig maakt aan smaad, niet feitelijk toegelicht noch onderbouwd. Gezien het verweer van [eiser] had het op de weg van [gedaagde] gelegen bijvoorbeeld te stellen welke concrete uitlatingen [eiser] heeft gedaan en dat toe te lichten. Hij heeft dat niet gedaan. [gedaagde] heeft ook de omvang van de gestelde schade niet onderbouwd. Omdat [gedaagde] zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd, moet deze worden afgewezen.
5.17.
[gedaagde] eist dat [eiser] de openstaande facturen betaalt, maar heeft niet gesteld of onderbouwd welke facturen en/of welke bedragen het concreet betreft. [gedaagde] heeft ook niet een bepaald bedrag van [eiser] gevorderd. Dit deel van de vordering is dus onvoldoende bepaald en kan dus niet worden toegewezen.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij in het ongelijk is gesteld. In de omstandigheden van het geval, waaronder de samenhang van de tegenvordering met de vordering, vindt de kantonrechter aanleiding de proceskosten te stellen op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen gedeeltelijk is ontbonden, namelijk voor twee derde deel;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 8.775,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.000,00 vanaf 24 augustus 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 500,00;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
6.7.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
6.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter