Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De gronden van de beslissing
€ 400,00 aan kosten voor de gemachtigde van [verzoekster] .
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, Wijnbeld Netwerk Notarissen. De werknemer had verzocht om vernietiging van de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door de werkgever. De werknemer stelde dat er sprake was van een ontslag op staande voet, terwijl de werkgever beweerde dat er een beëindiging met wederzijds goedvinden was overeengekomen. De kantonrechter oordeelde dat, ongeacht het standpunt van de werkgever, de beëindigingsovereenkomst nietig was omdat deze niet schriftelijk was vastgelegd, zoals vereist door artikel 7:670b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst voortduurde.
De kantonrechter oordeelde verder dat de werknemer recht had op doorbetaling van loon voor de periode van 1 december 2017 tot en met 28 februari 2018, wat resulteerde in een bedrag van € 4.874,40 bruto. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure. De uitspraak benadrukte het belang van schriftelijke overeenkomsten in arbeidsrelaties en de noodzaak van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer tot betaling van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze kosten waren gemaakt.
De beslissing van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk moest voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.