ECLI:NL:RBNHO:2018:2274

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
C/15/252575 / HA ZA 16-803
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningbouwproject en toerekenbare tekortkoming in de nakoming van overeenkomst met inspanningsverplichting en ontbindende voorwaarde

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de stichting Wooncompagnie tegenover twee gedaagden in een geschil over een woningbouwproject genaamd 'De Bennewerf'. Wooncompagnie, rechtsopvolger van de Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam (AWM), vorderde betaling van een bedrag van € 1.163.241,92, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een vaststellingsovereenkomst en eerdere geldleningen. De gedaagden voerden verweer en stelden dat Wooncompagnie toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen, met name de inspanningsverplichting voor de ontwikkeling van het project.

De rechtbank beoordeelde de vorderingen en de verweren van beide partijen. Het bleek dat de bouwvergunning voor het project niet was verleend, wat een ontbindende voorwaarde was in de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Wooncompagnie niet tekort was geschoten in haar verplichtingen, omdat de omstandigheden rondom het project, zoals de financiële situatie en politieke besluitvorming, buiten haar invloed lagen. De rechtbank wees de vorderingen van de gedaagden af en kende de vorderingen van Wooncompagnie toe, inclusief de buitengerechtelijke kosten, maar matigde deze tot het wettelijke staffelbedrag.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke contractuele afspraken en de rol van ontbindende voorwaarden in vastgoedtransacties. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden niet konden aantonen dat Wooncompagnie tekort was geschoten in haar verplichtingen, en dat de vorderingen van Wooncompagnie terecht waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/252575 / HA ZA 16-803
Vonnis van 28 maart 2018
in de zaak van
de stichting
STICHTING VOLKSHUISVESTINGGROEP WOONCOMPAGNIE,
gevestigd te Hoorn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A. Le Belle te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde1/eiser1],

2.
[gedaagde2/eiseres2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. F.T. Zoutberg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Wooncompagnie en [gedaagden/eisers] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 februari 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2018 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wooncompagnie is vanaf 1 juli 2014 de rechtsopvolger van de Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam (hierna: “AWM”).
2.2.
[gedaagden/eisers] zijn omstreeks 2001 gestart met de ontwikkeling van een woningbouwproject genaamd ‘De Bennewerf’ op een aantal aan [gedaagden/eisers] toebehorende percelen op [woonplaats]. Het woningbouwproject voorzag in de realisatie van onder meer 35 appartementen.
2.3.
[gedaagden/eisers] hielden alle aandelen in De Loods Projecten B.V. (hierna: “De Loods”). [gedaagden/eisers] en De Loods waren ieder voor de helft eigenaar van de grond waarop de appartementen zouden worden gebouwd.
2.4.
Op 19 april 2006 hebben [gedaagden/eisers] en AWM een koopovereenkomst gesloten waarbij AWM 8 nog door [gedaagden/eisers] te realiseren appartementen heeft gekocht voor een koopsom van € 1.280.000,00. Op dezelfde datum hebben partijen een overeenkomst van geldlening gesloten uit hoofde waarvan AWM ter financiering van het bouwproject 2 geldleningen van in totaal € 1.186.00,00 aan [gedaagden/eisers] heeft verstrekt. Gedurende de looptijd van de geldlening is De Loods als partij toegetreden tot de overeenkomst van geldlening. Tot zekerheid voor de terugbetaling van de geldlening hebben [gedaagden/eisers] en De Loods aan AWM een eerste recht van hypotheek verstrekt op hun aandeel in de grond.
2.5.
Op 9 juni 2009 hebben AWM, [gedaagden/eisers] en De Loods ter afwending van een executoriale verkoop van de grond door AWM een koopovereenkomst gesloten inhoudende dat AWM de verhypothekeerde projectgrond koopt van [gedaagden/eisers] en De Loods. De koopovereenkomst houdt – onder meer – het volgende in:
“[…]
Verkoper verkoop aan koper, die van verkoper koopt:
I. een veldschuur met ondergrond en verder aanbehoren […]
II. a. de onverdeelde helft in de nabij de veldschuur […] liggende weilanden […]
b. de onverdeelde wederhelft […] in voorschreven registergoed sub II.a. genoemd;
[…]
De koopprijs bedraagt voor het verkochte:
voor het sub I omschreven verkochte […] € 450.000,00 […] en de koopsom voor het sub II omschreven verkochte eveneens […] € 450.000,00 […], makende derhalve een totale koopsom van […] € 900.000,00.
[…]
Verdere bijzondere bepalingen
Artikel 18
Verkopers hebben in ontwikkeling het plan De Bennewerf volledig aan partijen bekend. Die ontwikkeling zal door koper worden voortgezet in samenwerking met de verkopers als ware het nog hun project […]. Het uiteindelijk financieel resultaat van het projekt zal ten goede komen aan verkopers. Koper berekent de kosten van het projekt normaal door met bijboeking van 4,5% per jaar over de geinvesteerde bedragen […]. Uit de aan de heer en mevrouw Van Oostrom uiteindelijk uit het projekt toekomende gelden zal deze schuld rechtstreeks worden afgelost. […]”.
2.6.
Bij notariële akte van 12 juni 2009 zijn AWM, [gedaagden/eisers] en De Loods het volgende overeengekomen:
“[…]
ONTBINDENDE VOORWAARDE
De verkoop en levering door de comparanten sub I genoemd in privé aan koper van voorschreven onroerend goed […] is geschied onder de ontbindende voorwaarde, dat de bouwvergunning voor het door de comparanten sub I genoemd in privé op het perceel […] ontwikkelde/in ontwikkeling zijnde bouwproject genaamd De Bennewerf […] ongeveer overeenkomstig de huidige opzet definitief zal zijn verleend vóór één juni tweeduizend veertien. Indien de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat zal dat tussen partijen worden geconstateerd in een notariële akte met gelijktijdige terugbetaling van de koopsom van […] € 450.000,00, houdende ongedaanmaking van de verkoop en levering van voorschreven onroerend goed […]”.
2.7.
Op 16 juni 2009 hebben AWM en [gedaagden/eisers] een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin – onder meer – het volgende is bepaald:
“[…]
Artikel 2 - Vaststelling hoofdsom geldlening
2.1
Partijen stellen vast dat per 8 juni 2009 door Van Oostrom en De Loods (hierna: de ‘Schuldenaren’) hoofdelijk […] op grond van de Geldlening en aanvullende daarover tussen Partijen gemaakte afspraken aan AWM is verschuldigd een bedrag van € 1.391.378,13 […].
2.2
Partijen stellen voorts vast dat per 12 juni 2009 door de Schuldenaren hoofdelijk […] op grond van de Geldlening, de verrekening van de koopsom van De Grond en de aanvullende geldlening aan AWM is verschuldigd een bedrag van € 691.378,13 […].
Artikel 3 - Lening/looptijd
3.1
AWM leent met ingang van 12 juni 2009 aan de Schuldenaren de Hoofdsom, gelijk de Schuldenaren de Hoofdsom lenen van AWM (hierna: de “Lening”).
3.2
De Lening heeft een looptijd die eindigt op 1 juni 2014.
Artikel 4 - Rente
4.1
De Schuldenaren zijn aan AWM over de Hoofdsom een rente van […] 5,035% verschuldigd. De rente […] is jaarlijks verschuldigd en wordt berekend over de Hoofdsom. Rente zal voor het eerst verschuldigd zijn op 31 december 2009 over het alsdan verschenen tijdvak.
4.2
De over de Hoofdsom verschenen rente zal telkens worden bijgeschreven bij de Hoofdsom, zodat aldus door de Schuldenaren rente op rente is verschuldigd.
4.3
De rente als vermeld in dit Artikel over de Hoofdsom en overige aan AWM verschuldigde bedragen uit hoofde van deze Overeenkomst zal van dag tot dag cumuleren en gecalculeerd worden op basis van een jaar […].
Artikel 5 - Aflossing
[…]
5.2
De Schuldenaren zullen de door AWM als gevolg van eventueel achterstallige rente en aflossing […], geleden schade c.q. gemaakte kosten, zoals maar niet beperkt tot incassokosten, financieringskosten en dergelijke volledig vergoeden, waarbij deze schade tenminste wordt gesteld op 1% […] van alle achterstallige bedragen krachtens deze Overeenkomst.
[…]
Artikel 7 - Huur
7.1
In de Koopovereenkomst zijn Van Oostrom en AWM met elkaar overeengekomen dat Van Oostrom de perceel grond […] met daarop staande veldschuur vanaf 12 juni 2009 tot 1 juni 2014 van AWM zal huren voor een huurprijs van € 1.500 per maand.
7.2
De in artikel 7.1 genoemde huurprijs zal door Van Oostrom aan AWM worden voldaan door bijboeking daarvan bij de Hoofdsom van de Geldlening, met dien verstande dat over de huurprijs door Van Oostrom geen rente is verschuldigd.
[…]”
2.8.
Op 30 september 2010 hebben AWM en De Loods een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin – onder meer – het volgende is bepaald:
“[…]
overwegende dat
de ontwikkelaar [de rechtbank: AWM] alle gronden betreffende het project ‘De Bennewerf’ heeft verworven van de medeontwikkelaar [de rechtbank: De Loods],
[…]
dat het rendement van de ontwikkeling ten gunste komt van de medeontwikkelaars,
[…]
komen overeen:
[…]
2. Partijen hebben onderling respect voor elkaars belangen in het project;
[…]
4. De ontwikkelaar uiteindelijk – als eigenaar van de gronden – een definitief besluit neemt indien partijen niet tot overeenstemming komen’;
5. Bij de onder 4 bedoelde besluiten wordt zo veel mogelijk voorkomen dat dit ten koste gaat van het bruto rendement;
[…].”
2.9.
Bij vorenstaande samenwerkingsovereenkomst is een winstprognose gevoegd die uitkomt op een brutomarge van € 954.092,00.
2.10.
In november 2010 is AWM door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (hierna: CFV) onder verscherpt toezicht geplaatst als gevolg van een zwakke vermogenspositie en een verhoudingsgewijs grote projectenportefeuille en een kwalitatief matige financiële aansturing en beheer.
2.11.
In de periode juli 2010 tot en met december 2014 heeft De Loods ten behoeve van de ontwikkeling van De Bennewerf fee nota’s aan AWM gezonden voor een bedrag van in totaal € 187.000,00 ex btw.
2.12.
Bij brief van 20 juli 2012 heeft AWM aan De Loods bericht dat zij in het project De Bennewerf een tekort van circa € 1.400.000,00 voorziet.
2.13.
In 2012 hebben partijen onderhandeld over de beëindiging van de samenwerking. Die onderhandelingen hebben niet tot overeenstemming geleid.
2.14.
Bij e-mail van 21 september 2012 heeft AWM het volgende aan [gedaagden/eisers] geschreven:
“[…]
Het voorgaande laat onverlet dat ondanks dat partijen vooralsnog niet overgaan tot beëindiging van hun samenwerking, deze voor de resterende duur van het project op een andere wijze vorm moet worden gegeven. AWM heeft herhaalde malen moeten ervaren dat uw kijk op de wijze waarop het project moet worden ontwikkeld sterk afwijkt van de wijze waarop AWM als professionele partij werkt. […] AWM zal daarom de verdere ontwikkeling zelf ter hand nemen en u tweemaal per jaar door middel van een overzicht van actuele kosten en opbrengsten daarvan op de hoogte houden. Overeenkomstig het bepaalde in de samenwerkingsovereenkomst, zal AWM bij de verdere ontwikkeling van het project oog houden voor uw belangen daarbij. […].”
2.15.
Bij e-mails van 2 en 5 juni en 2 juli en 12 augustus 2014 heeft AWM [gedaagden/eisers] in gebreke gesteld en gesommeerd de geldlening terug te betalen.
2.16.
Op 10 oktober 2015 is de door [gedaagden/eisers] gehuurde veldschuur ontruimd op basis van een vonnis van de kantonrechter.
2.17.
In januari 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Waterland besloten dat er geen medewerking meer wordt verleend aan de realisatie van het project “De Bennewerf”. Het college van B&W heeft het project vervolgens formeel stopgezet.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Wooncompagnie vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagden/eisers] hoofdelijk te veroordelen om aan Wooncompagnie te betalen:
€ 1.163.241,92, vermeerderd met de contractuele rente van 5,035% per jaar vanaf 1 januari 2018;
primair: de overeengekomen kosten van 1%, neerkomend op € 11.129,09, subsidiair de buitengerechtelijke incassokosten te weten € 6.775,00;
de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
[gedaagden/eisers] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden/eisers] vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat Wooncompagnie toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst(en) en Wooncompagnie te veroordelen om aan [gedaagden/eisers] te betalen een bedrag van € 1.591.378,13, vermeerderd met wettelijke (handels)rente;
te bepalen dat Wooncompagnie heeft belet dat de ontbindende voorwaarde, zoals tussen partijen op 12 juni 2009 werd overeengekomen werd vervuld en Wooncompagnie te veroordelen om aan [gedaagden/eisers] te betalen een bedrag van € 1.488.187,00, vermeerderd met wettelijke (handels)rente;
Wooncompagnie te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
Wooncompagnie voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal hierna uitsluitend nog de naam Wooncompagnie gebruiken en niet de naam van haar rechtsvoorgangster AWM.
4.2.
De rechtbank ziet aanleiding eerst de vordering in reconventie te bespreken en daarna de vordering in conventie.
in reconventie
Inspanningsverplichting
4.3.
[gedaagden/eisers] leggen aan hun vordering onder 1. ten grondslag dat op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomsten op Wooncompagnie een inspanningsverplichting rustte tot ontwikkeling van het project ‘De Bennewerf’. Wooncompagnie is die inspanningsverplichting niet nagekomen en daarmee is zij toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, aldus [gedaagden/eisers]
4.4.
Volgens [gedaagden/eisers] heeft Wooncompagnie in strijd met haar inspanningsverplichting de ontwikkeling van het project De Bennewerf niet voortgezet vanwege de volgende omstandigheden die voor rekening en risico van Wooncompagnie komen:
  • de precaire financiële situatie van Wooncompagnie en het feit dat zij onder verscherpt toezicht van CFV was geplaatst;
  • de fusie tussen AWM en Wooncompagnie
  • het feit dat door Wooncompagnie geen projectontwikkelaar aan de gemeente bekend werd gemaakt;
  • problemen rond de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, veroorzaakt door een verkeerde projectprognose van Wooncompagnie;
  • de wetswijziging waardoor Wooncompagnie geen commerciële activiteiten meer mocht ontplooien.
4.5.
Wooncompagnie betwist dat uit de tussen partijen gesloten overeenkomsten een inspanningsverplichting voor haar voortvloeit en voorts dat zij zich onvoldoende voor het project heeft ingespannen. Wooncompagnie heeft in de periode tot en met 2013 adequate inspanningen verricht om het project van de grond te tillen en uiteindelijk bleek het project financieel en politiek gewoon niet haalbaar. Wooncompagnie kan niet verweten worden dat zij een verlieslatend project niet heeft doorgezet.
4.6.
Ter onderbouwing van haar betwisting heeft Wooncompagnie facturen overgelegd waaruit blijkt dat De Loods in de periode juli 2010 tot en met december 2014 elk half jaar € 20.000 heeft gedeclareerd voor werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling van het project (zie 2.11). Ook is een – door [gedaagden/eisers] niet weersproken – overzicht overgelegd van de werkzaamheden die Ilse Lubrun voor AWM heeft verricht in de periode juni 2012 tot en met oktober 2013. Uit deze producties volgt dat Wooncompagnie wel degelijk de nodige inspanningen heeft verricht om het project te ontwikkelen. [gedaagden/eisers] vonden die inspanningen destijds kennelijk ook voldoende, want Wooncompagnie is niet gesommeerd tot nakoming. Gelet op de hiervoor genoemde producties en de gemotiveerde betwisting van Wooncompagnie had het op de weg van [gedaagden/eisers] gelegen om nader te onderbouwen dat Wooncompagnie zich desondanks te weinig heeft ingespannen en daarbij concreet aan te geven wat Wooncompagnie meer had moeten doen. Die nadere onderbouwing is achterwege gebleven. [gedaagden/eisers] hebben enkel hun stellingen uit de dagvaarding herhaald. Voor zover in de overeenkomsten al een inspanningsverplichting kan worden gelezen, is in deze procedure niet aannemelijk geworden dat Wooncompagnie die inspanningsverplichting heeft geschonden.
4.7.
Naast het feit dat een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst(en) niet is komen vast te staan, is het overigens maar zeer de vraag of het project ‘De Bennewerf’ überhaupt gerealiseerd had kunnen worden. Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat het project op politiek gebied al langere tijd moeizaam verliep. Volgens de door [gedaagden/eisers] overgelegde notitie, die op verzoek van de gemeente Waterland is opgesteld door Abma Schreurs, heeft de gemeente het voor het project benodigde bestemmingsplan nooit definitief vastgesteld en is in 2015 door een lokale politieke partij een motie ingediend inhoudende een oproep tot beëindiging van de samenwerking met Wooncompagnie. In januari 2016 heeft de gemeenteraad vervolgens besloten dat geen medewerking meer zal worden verleend aan het project. Zelfs als Wooncompagnie een inspanningsverplichting zou hebben geschonden dan zou allerminst vaststaan dat daaruit schade is ontstaan voor [gedaagden/eisers], laat staan de schade die [gedaagden/eisers] in deze procedure zonder onderbouwing vorderen.
4.8.
De slotsom van het vorenstaande is dat de vordering van [gedaagden/eisers] om te bepalen dat Wooncompagnie toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten zal worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de vordering om Wooncompagnie te veroordelen tot betaling van € 1.163.241,92 aan schadevergoeding.
Ontbindende voorwaarde
4.9.
Partijen zijn in de akte van 12 juni 2009 (zie 2.6) overeengekomen dat de verkoop en levering van de grond door [gedaagden/eisers] aan Wooncompagnie geschiedt onder de ontbindende voorwaarde dat de bouwvergunning voor het project De Bennewerf definitief zal zijn verleend vóór 1 juni 2014. Niet in geschil is dat bedoelde bouwvergunning niet is verleend en dat de voorwaarde (dus) niet is vervuld. [gedaagden/eisers] stellen zich echter op het standpunt dat Wooncompagnie de vervulling van de voorwaarde heeft belet en dat de redelijkheid en billijkheid daarom verlangen dat de voorwaarde toch als vervuld geldt. Volgens [gedaagden/eisers] rustte op Wooncompagnie een inspanningsverplichting om ervoor te zorgen dat een bouwvergunning zou worden verkregen en is Wooncompagnie in die inspanningsverplichting tekort geschoten.
4.10.
De rechtbank constateert dat [gedaagden/eisers] twee rechtsgronden door elkaar halen. Aan ene kant doen zij een beroep op artikel 6:23 BW, maar ter onderbouwing daarvan stellen zij dat Wooncompagnie tekort is geschoten in de nakoming van een inspanningsverplichting. Naar hiervoor in 4.6 en 4.7 reeds is vastgesteld, is in deze procedure niet aannemelijk geworden dat Wooncompagnie enige inspanningsverplichting, die voor haar uit de tussen partijen gesloten overeenkomsten mocht voortvloeien, daadwerkelijk heeft geschonden. Daarmee komt derhalve niet alleen aan de door [gedaagden/eisers] gestelde wanprestatie, maar ook aan hun beroep op artikel 6:23 BW de grondslag te ontvallen. Ook overigens is – nu [gedaagden/eisers] daarop geen toelichting hebben gegeven – niet gebleken van gedragingen van Wooncompagnie die meebrengen dat kan worden gezegd dat de vervulling van de ontbindende voorwaarde door Wooncompagnie is belet, laat staan dat de redelijkheid en billijkheid zouden meebrengen dat de ontbindende voorwaarde niettemin als vervuld zou moeten gelden.
4.11.
De vordering om te bepalen dat Wooncompagnie de vervulling van de ontbindende voorwaarde heeft belet zal reeds daarom worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de vordering om Wooncompagnie te veroordelen tot betaling van € 488.187 aan schadevergoeding.
in conventie
4.12.
Wooncompagnie vordert nakoming van de op 12 juni 2009 tussen Wooncompagnie en [gedaagden/eisers] gesloten vaststellingsovereenkomst waarin is vastgelegd dat [gedaagden/eisers] per 8 juni 2009 een bedrag van € 691.387,13 aan Wooncompagnie verschuldigd zijn uit hoofde van eerdere geldleningen en dat zij dat bedrag, vermeerderd met een contractuele rente van 5,035% per jaar, op 1 juni 2014 terug dienen te betalen. De reeds verschenen rente tot 1 januari 2018 bedraagt € 358.613,80. Voorts is in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat [gedaagden/eisers] een huurprijs van € 1.500,00 per maand aan Wooncompagnie verschuldigd zijn wegens de huur van de aan Wooncompagnie in eigendom toebehorende veldschuur. De maandelijkse huurprijs is conform de vaststellingsovereenkomst bijgeboekt bij de hoofdsom van de geldlening. De totaal door [gedaagden/eisers] verschuldigde huur over de periode 12 juni 2009 tot en met de ontruiming op 10 oktober 2015 bedraagt € 113.250,00. Tot op heden hebben [gedaagden/eisers] geen aflossing, rente of huur betaald, aldus Wooncompagnie.
4.13.
[gedaagden/eisers] hebben de vordering van Wooncompagnie van in totaal € 1.163.241,92 alsmede de verschuldigdheid van de contractuele rente vanaf 1 januari 2018 niet betwist, maar zij beroepen zich op verrekening met schadevergoeding die Wooncompagnie aan hen verschuldigd is wegens niet-nakoming van een op haar rustende inspanningsverplichting. De rechtbank heeft hiervoor in reconventie echter reeds geoordeeld dat van schending van een inspanningsverplichting door Wooncompagnie geen sprake is. Dat betekent dat Wooncompagnie ook geen schadevergoeding aan [gedaagden/eisers] verschuldigd is. Het beroep van [gedaagden/eisers] op verrekening slaagt om die reden niet. Nu [gedaagden/eisers] de vordering van Wooncompagnie tot betaling van € 1.163.241,92, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 1 januari 2018 verder niet hebben weersproken, zal die vordering worden toegewezen.
4.14.
Wooncompagnie vordert op grond van artikel 5.2 van de vaststellingsovereenkomst voorts een bedrag van € 11.129,09 wegens gemaakte kosten. Genoemd artikel bepaalt dat [gedaagden/eisers] gehouden zijn de door Wooncompagnie als gevolg van achterstallige rente en aflossing geleden schade c.q. gemaakte kosten, gesteld op minstens 1% van de achterstallige bedragen, volledig te vergoeden. Nu gesteld noch gebleken is dat Wooncompagnie schade heeft geleden of andere kosten heeft gemaakt dan buitengerechtelijke incassokosten, zal de rechtbank de vordering beoordelen als een vordering tot vergoeding van incassokosten.
4.15.
Het primaire verweer van [gedaagden/eisers] dat geen buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt slaagt niet. Bij de dagvaarding zijn 4 e-mails c.q. brieven met sommaties overgelegd en daaruit blijkt reeds dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
4.16.
Subsidiair verzoeken [gedaagden/eisers] om de contractuele buitengerechtelijke kosten te matigen. De rechtbank overweegt daarover het volgende. In het onderhavige geval zijn partijen - beide partijen daarbij handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf - een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die afwijkt van het bedrag volgens de staffel, berekend aan de hand van de toepasselijke Wet normering van de vergoeding voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Nu Wooncompagnie niet heeft gesteld dat de daadwerkelijk door haar gemaakte kosten hoger zijn dan het ingevolge voornoemde wettelijke regeling verschuldigde bedrag, zal de rechtbank het gevorderde bedrag matigen tot het toepasselijke staffelbedrag, zijnde € 6.775,00.
4.17.
[gedaagden/eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wooncompagnie worden begroot op:
- dagvaarding € 85,85
- griffierecht 3.903,00
- salaris advocaat
6.422,00(2 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 10.410,85
4.18.
De nakosten, waarvan Wooncompagnie betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
in reconventie
4.19.
[gedaagden/eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wooncompagnie worden begroot op
- salaris advocaat
3.211,00(2 punten × ½ × tarief € 3.211,00)
Totaal € 3.211,00
4.20.
De nakosten, waarvan Wooncompagnie betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden/eisers] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Wooncompagnie te betalen een bedrag van € 804.628,13 (achthonderdvierduizendzeshonderdachtentwintig euro en dertien eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 5,035% per jaar over dit bedrag met ingang van 1 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden/eisers] hoofdelijk om aan Wooncompagnie ter zake van de buitengerechtelijke kosten een bedrag te betalen van € 6.775,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagden/eisers] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Wooncompagnie tot op heden begroot op € 10.410,85,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [gedaagden/eisers] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van Wooncompagnie tot op heden begroot op € 3.211,00,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.9.
veroordeelt [gedaagden/eisers] hoofdelijk, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Wooncompagnie volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van
€ 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.10.
verklaart deze veroordeling in de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, mr. E.C.M. van Mierlo en mr. C. Wiggers en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 977