In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige]. De moeder verzocht om wijziging van de zorgregeling, die op dat moment bestond uit co-ouderschap, naar een weekendregeling. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet had kunnen aantonen dat de wijziging in het belang van [minderjarige] zou zijn. De moeder had bezwaren tegen de keuzes van de vader, die zijn leven na een financieel debacle anders vormgaf. De rechtbank concludeerde dat de huidige zorgregeling goed functioneerde en dat de moeder niet voldoende bewijs had geleverd voor haar verzoek tot wijziging.
Daarnaast verzocht de moeder om een wijziging van de kinderbijdrage die de vader maandelijks aan haar zou moeten betalen. De vader voerde aan dat hij door zijn financiële situatie niet in staat was om de afgesproken bijdrage van € 333 te betalen. De rechtbank erkende dat de vader zijn financiële situatie had gewijzigd en dat hij niet langer in staat was om de volledige bijdrage te voldoen. De rechtbank stelde de bijdrage vast op € 25 per maand, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank wees het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling af en bepaalde dat de vader de nieuwe, verlaagde bijdrage moest betalen.