ECLI:NL:RBNHO:2018:2209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
6420255 AO VERZ 17-145
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond met transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een commanditaire vennootschap (werkgever) en een werknemer. De werkgever heeft op 26 oktober 2017 verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, welke behandeling plaatsvond op 12 januari 2018. De werknemer was niet aanwezig vanwege gezondheidsredenen, waarna een voortgezette mondelinge behandeling op 23 februari 2018 volgde. De werknemer, geboren in 1980, was sinds 9 juni 2014 in dienst als chef kok en ontving geen loon meer sinds begin 2017, mede door een grote brand in het pand van de werkgever op 18 april 2016, waardoor de onderneming niet meer operationeel was. De werkgever heeft het verzoek tot ontbinding gebaseerd op artikel 7:671b en artikel 7:669 lid 1 en 3 onderdeel h van het Burgerlijk Wetboek, stellende dat er bijzondere omstandigheden zijn die ontbinding rechtvaardigen. De werknemer heeft erkend dat de situatie onhoudbaar is, wat leidde tot de conclusie dat er geen mogelijkheden meer zijn voor herplaatsing. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2018 en de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 2.190,00 bruto aan de werknemer. Tevens is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6420255 \ AO VERZ 17-145
Uitspraakdatum: 23 maart 2018
Beschikking in de zaak van:
de commanditaire vennootschap
[werkgever],
gevestigd te [vestigingsplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werkgever]
gemachtigde: mr. E.J. van de Bovenkamp (DAS)
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. W. van Egmond

1.Het procesverloop

1.1.
[werkgever] heeft op 26 oktober 2017 een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
1.2.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 12 januari 2018. Bij die gelegenheid is [betrokkene] namens [werkgever] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [werknemer] kon niet ter zitting aanwezig zijn in verband met zijn gezondheidstoestand. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat namens [werkgever] ter toelichting van haar standpunt naar voren is gebracht.
1.3.
Vervolgens heeft de kantonrechter een voortgezette mondelinge behandeling bepaald teneinde [werknemer] in de gelegenheid te stellen alsnog op de zitting te verschijnen en juridisch advies in te winnen. Op 23 februari 2018 heeft deze voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting zijn de gemachtigden van partijen verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van [werknemer] namens hem een verweerschrift ingediend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat namens partijen ter zitting naar voren is gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1980, is op 9 juni 2014 bij [werkgever] in dienst getreden.
2.2.
De functie van [werknemer] is chef kok.
2.3.
Het salaris van [werknemer] bedroeg laatstelijk € 1.521,59 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.4.
De voor [werknemer] geldende opzegtermijn is 1 maand.
2.5.
Bij een grote brand in de nacht van 18 april 2016 is het pand waarin [werkgever] haar onderneming exploiteert dermate beschadigd, dat het pand onbruikbaar is geworden.
2.6.
De brandverzekeraar van [werkgever] , ASR, weigert om een uitkering te betalen. [werkgever] is voornemens een procedure daarover de starten.
2.7.
[werknemer] krijgt sinds begin 2017 geen loon meer.
2.8.
[werknemer] is arbeidsongeschikt.
2.9.
Feitelijk vinden er na de brand geen activiteiten meer plaats in de onderneming van [werkgever] .

3.Standpunten van partijen en beoordeling

3.1.
[werkgever] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b, gelezen in samenhang met artikel 7:669 lid 1 en lid 3 onderdeel h van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.2.
Aan dit verzoek legt [werkgever] ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – andere dan de in artikel 7:669 lid 3 onderdelen a tot en met g BW genoemde omstandigheden, die zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te laten voortduren en dat herplaatsing van [werknemer] niet meer mogelijk is. Er is sprake van bijzondere omstandigheden en het persoonlijk leed van [werknemer] in combinatie met het ontbreken van inkomen brengt mee dat [werknemer] belang heeft bij een einde van zijn arbeidsovereenkomst.
3.3.
[werknemer] heeft erkend dat sprake is van een onhoudbare situatie, omdat zijn medische situatie als gevolg van de brand nog steeds slecht is, hij geen loon ontvangt en ook geen uitzicht heeft op werkhervatting. Gelet daarop is sprake van omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel h BW. Ook [werknemer] ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
3.4.
Nu [werknemer] heeft erkend dat sprake is van andere dan de in artikel 7:669 lid 3 onderdelen a tot en met g BW genoemde omstandigheden, die zodanig zijn dat van [werkgever] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te laten voortduren en herplaatsing van [werknemer] niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel h, BW, en is er geen mogelijkheid tot herplaatsing van [werknemer] .
3.5.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een opzegtermijn van een maand. Daarvan uitgaande zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 mei 2018.
3.6.
Partijen zijn het er ook over eens dat [werknemer] aanspraak heeft op een transitievergoeding van € 2.190,00 bruto. [werkgever] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding.
3.7.
Nu [werkgever] met toekenning van bovengenoemde vergoeding heeft ingestemd, hoeft haar geen termijn te worden verleend ter intrekking van het verzoek.
3.8.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2018;
4.2.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] een transitievergoeding te betalen van
€ 2.190,00 bruto;
4.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter en op 23 maart 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter