3.2Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen.
I. Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 16 juni 2016 (p. 31-34), voor zover – zakelijk weergegeven - inhoudende.
Op 16 juni 2016 verscheen voor ons, in het politiebureau Haarlem een persoon die ons opgaf te zijn [aangeefster] , geboren op [geboortedag aangeefster] 2002.
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende. (…)
Ik wil aangifte doen van aanranding tegen [verdachte] .
Het begon allemaal toen ik 6, 7 of 8 jaar was. Hij was de buurman. Ik weet dat hij naar mij en een paar andere meisjes toekwam en hij vroeg of we tennisballen wilden. Samen met een andere vriendin, [naam 1] , gingen we naar de schuur van hem om tennisballen te halen. Ik kan me nog herinneren dat hij die ballen gaf maar me ook een knuffel gaf en een kusje op mijn wang gaf.
Ik kan me van een andere keer herinneren, een keer in februari, het was rond mijn verjaardag want ik ging een traktatie halen. Ik ging naar de C1000 en ik zag hem daar. Ik liep daar rond in de hoop dat hij wegging. Ik liep weg en bij Engelenburg, bij een ingang van een flat, kwam ik hem weer tegen. Misschien had hij me achtervolgd maar toen gaf hij me een tongzoen.
Ik kan me ook nog goed een andere keer herinneren dat er iets was dat de politie kwam en toen hoorde ik dat hij NL alert heeft, die app. Ik besloot erheen te gaan en toen de politie wegging, liep hij met me mee omdat hij dezelfde kant op moest en toen gebeurde er iets in mijn schuur daar gaf hij me een tongzoen. Ik gok dat ik toen 9 of 10 jaar was.
Het was niet letterlijk in de schuur maar het was bij een muurtje, een nisje bij gang van de schuren. Hij heeft gezegd dat het ons geheimpje was.
Ik weet dat het ook een keer bij mij thuis gebeurd was. Dit was in 2013 en dat was gelijk ook de laatste keer. Hij deed de gordijnen voor mijn moeder. Hij had een afspraak met mijn moeder gemaakt of hij rond een bepaalde tijd kon komen. Mijn moeder had gezegd dat dat niet kon want ze was naar een 10-minuten gesprek van mij. Toen kwam hij toch en ik heb de deur open gedaan.
Hij gaf mij toen een tongzoen, zijn hand onder mijn hemdje en vervolgens met zijn hand in mijn broek en heeft hij me gevingerd.
Hij wreef met zijn hand over mijn tepel.
Vingeren voor mij is met een vinger aan iemands clitoris zitten en gaat betasten. Hij is aan mijn vagina geweest en niet erin.
Het stopte omdat ik zei: ‘Ik denk dat we moeten stoppen want mijn moeder kan iedere moment thuiskomen’. Hij zei ook nog toen hij wegging: als je wilt kunnen we dit vaker doen. Ik was toen 11 jaar.
Hij zei dat het ons geheimpje was en dat we dit vaker konden doen als ik dat wilde.
II. Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 30 november 2016 (p. 46-47), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ze
(de rechtbank begrijpt: [aangeefster] )reageerde raar als zij die man
(de rechtbank begrijpt: verdachte)zag.
Ze probeerde hem echt te ontwijken want hij is ook iemand die veel in de buurt rond liep en op zijn balkon stond te kijken.
Hij was vaak buiten en toen vroeg hij aan kinderen of ze ook tennisballen wilden. [aangeefster] reageerde daarop en we ( [aangeefster] en ik) gingen toen naar de schuur toe waar hij die tennisballen had. Het was op de begane grond bij de box ruimtes. Ik bleef bij de deuropening staan en [aangeefster] ging naar hem toe. Wat ik nog weet is dat hij [aangeefster] tennisballen gaf. Toen ze wegging zag ik dat hij haar heel lang een knuffel gaf en een kus op haar wang. Ik vond dat heel raar en heb toen ik weer buiten met haar was aan haar gevraagd waarom hij dat bij haar deed.
Dat is rond de 5 à 6 jaar geleden.
III. Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 17 november 2016 (p. 43-44), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik vroeg aan de buurman om mij te helpen met het ophangen van de gordijnen. Ik maakte een afspraak met hem. Ik zei: "Kom vanavond maar niet want ik heb een 10-minuten gesprek op school.". Vanwege die afspraak kan ik mij nog goed herinneren wanneer die afspraak was. Ik had het gesprek op school in april of mei 2013. In ieder geval na 31 maart 2013 omdat mijn nicht tot die tijd bij mij thuis logeerde.
Ik heb tegen [aangeefster] destijds verteld dat de buurman was geweest om de gordijnen op te hangen. Ik zag [aangeefster] overstuur was en zei dat ik de buurman niet meer uit moest nodigen in ons huis.
IV. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2017 (p. 14).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van verbalisant Dam:
Gedurende het afnemen van de vingerafdrukken zei [verdachte] ongevraagd: "Ik ken die man die net bij je was. Jouw collega. Ik ken hem omdat ik hem hier al eerder heb gezien."
Ik vroeg aan hem wat hij daarmee bedoelde. [verdachte] zei: "Ik ken hem van hier. Toen zat ik hier ook. Dat is denk ik nu zo'n 30 jaar geleden. Toen was hij er ook. Ik werd toen ook aangehouden en hij deed mijn zaak. Dat was ook hier op dit bureau, hoor."
Ik vroeg aan [verdachte] waarvoor hij 30 jaar geleden was aangehouden, waarop [verdachte] zei: "Voor hetzelfde als vandaag. Ook voor iets met zeden. Ik had toen ook gedaan waar ik nu voor aangehouden ben. Ik was toen stom geweest. Nu trouwens ook. Ik was toen stom geweest en dat ben ik nu weer met wat ik heb gedaan."
Bewijsoverweging
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat slechts twee personen aanwezig waren bij de gewraakte seksuele handelingen: de aangeefster en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat het geval. Verdachte heeft zich bij de politie en ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige (in casu de aangeefster) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Op grond van inmiddels vaste rechtspraak kan echter in dergelijke zaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangever/aangeefster voldoende wettig bewijs opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte voldoende wordt gesteund door de getuigenverklaringen van [naam 1] , [naam 2] en de uitlatingen van verdachte op het bureau.. Zo was [naam 1] aanwezig bij de gebeurtenis met de tennisballen, waarbij zij heeft opgemerkt dat het gedrag van verdachte jegens aangeefster vreemd was. Dit ondersteunt de aangifte op een voor de verdenking essentieel onderdeel, nu verdachte bij die gebeurtenis kennelijk werd gedreven door dezelfde motieven als bij de hem verweten ontuchtige handelingen die daarna plaatsvonden. Daarnaast heeft [naam 1] verklaard over haar waarneming van het gedrag van aangeefster, die volgens haar raar reageerde op verdachte en hem probeerde te ontwijken. De moeder van aangeefster, getuige [naam 2] , heeft een specifiek detail in de aangifte bevestigd dat te maken heeft met de context waarin de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden. [naam 2] heeft namelijk verklaard dat verdachte haar zou helpen met de gordijnen en dat zij de afspraak met verdachte had afgezegd omdat zij die dag een 10-minuten gesprek zou hebben op school. Verdachte is toen, blijkens de aangifte, toch naar het huis van aangeefster gekomen. Ook [naam 2] heeft verklaard over haar waarneming van het gedrag van aangeefster, die overstuur reageerde op het moment dat zij aangeefster vertelde dat de buurman was geweest om de gordijnen op te hangen. Aangeefster heeft daarbij tegen haar moeder gezegd dat zij de buurman niet meer moest uitnodigen in hun huis. De aangifte vindt ook steun in hetgeen verdachte buiten de verhoorsituatie tegen één van de verbalisanten heeft gezegd inhoudende dat hij 30 jaar geleden hetzelfde heeft gedaan als waarvoor hij nu is aangehouden en dat hij toen en nu stom is geweest met wat hij heeft gedaan.
De rechtbank is er op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van overtuigd dat verdachte het tenlastegelegde op de hierna omschreven wijze heeft begaan.
3.2.1Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 juni 2013 te Haarlem, met [aangeefster] , geboren op [geboortedag aangeefster] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande die ontuchtige handelingen uit het meermalen, althans eenmaal,
- tongzoenen van die [aangeefster] en
- met diens hand betasten van de blote borst van die [aangeefster] en
- met diens hand in de broek van die [aangeefster] gaan en vervolgens het betasten van de blote vagina van die [aangeefster] .
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.