ECLI:NL:RBNHO:2018:2010

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
15/800135-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met geweld en witwassen van de opbrengsten

Op 30 oktober 2009 vond er een gewapende woningoverval plaats in Heerhugowaard, waarbij de bewoonster met een vuurwapen en een mes werd bedreigd. Er werd een bedrag van ongeveer € 400.000,- gestolen. Na een uitgebreid onderzoek, genaamd 10Albali, werd de verdachte in beeld gebracht. Hij was op 3 november 2009 naar de Dominicaanse Republiek gevlogen en werd op 7 april 2017 in Nederland aangehouden op basis van een internationaal arrestatiebevel. Tijdens de rechtszaak ontkende de verdachte enige betrokkenheid bij de overval. De rechtbank behandelde de zaak op 15 februari 2018, waarbij de officier van justitie de verdachte beschuldigde van medeplegen van de woningoverval en witwassen van de opbrengsten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval en het witwassen van de opbrengsten. De verdachte had de auto geregeld die bij de overval was gebruikt en had een belangrijke rol gespeeld in de uitvoering van het delict. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800135-17 (P)
Uitspraakdatum: 1 maart 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. Sanders en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. H.R. Kant, advocaat te Krommenie, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 30 oktober 2009 te Heerhugowaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot geldbedrag (ongeveer 400.000,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] en/of [echtgenoot slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s);
- voorzien van (een op een) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerpen), een mes (althans een scherp voorwerp) en duct tape, de woning van die [slachtoffer] en [echtgenoot slachtoffer] zijn binnengedrongen / binnengegaan,
- een muts of zak over het hoofd van voornoemde [slachtoffer] hebben getrokken;
- de enkels van die [slachtoffer] aan elkaar hebben gebonden;
- hebben gezegd “je weet waarvoor we komen...waar ligt het geld?”;
- een mes (althans een scherp voorwerp) bij/tegen de keel en de rug van die [slachtoffer] hebben gehouden;
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), althans een hard voorwerp tegen het achterhoofd van die [slachtoffer] hebben gezet en gezegd haar dood te schieten;
- twee schoten hebben gelost;
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat haar man zou worden doodgeschoten en
- de handen van die [slachtoffer] hebben vastgebonden;
Subsidiair
onbekend gebleven personen op of omstreeks 30 oktober 2009 te Heerhugowaard, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een groot geldbedrag (ongeveer 400.000,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [echtgenoot slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven personen en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die onbekend gebleven personen
- voorzien van (een op een) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerpen), een mes (althans een scherp voorwerp) en duct tape, de woning van die [slachtoffer] en [echtgenoot slachtoffer] zijn binnengedrongen / binnengegaan,
- een muts of zak over het hoofd van voornoemde [slachtoffer] hebben getrokken;
- de enkels van die [slachtoffer] aan elkaar hebben gebonden;
- hebben gezegd “je weet waarvoor we komen...waar ligt het geld?”;
- een mes (althans een scherp voorwerp) bij/tegen de keel en de rug van die [slachtoffer] hebben gehouden;
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), althans een hard voorwerp tegen het achterhoofd van die [slachtoffer] hebben gezet en gezegd haar dood te schieten;
- twee schoten hebben gelost;
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat haar man zou worden doodgeschoten en
- de handen van die [slachtoffer] hebben vastgebonden;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 oktober 2009 te Heerhugowaard en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die onbekend gebleven personen per auto naar (de omgeving van) de woning van [slachtoffer] en/of [echtgenoot slachtoffer] in Heerhugowaard te brengen en
- die personen op te wachten tijdens het plegen van bovengenoemd strafbaar feit en hen na afloop te vervoeren naar elders;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot en met 7 april 2017 te Heerhugowaard, althans in Nederland en/of op de Dominicaanse Republiek of elders in Midden- of Zuid-Amerika tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van ongeveer 400.000 euro, althans een groot geldbedrag), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat geldbedrag was/waren of wie dit geldbedrag, voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit misdrijf,
en/of
een voorwerp (ongeveer 63.500 euro, althans een groot geldbedrag), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt (door dit bedrag aan [medeverdachte] te geven met het verzoek dat geld te sturen aan een aantal bij namen genoemde mensen);
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 30 oktober 2009 heeft op [adres 2] te Heerhugowaard een woningoverval plaatsgevonden. De bewoonster is daarbij bedreigd met onder meer een vuurwapen en een mes. Er zou een bedrag van € 400.000,- zijn gestolen.
Er is een onderzoek gestart naar deze woningoverval onder de naam 10Albali. In dit onderzoek is verdachte als een van de mogelijke daders in beeld gekomen.
Uit voornoemd onderzoek blijkt dat verdachte op 3 november 2009 vanaf Schiphol naar de Dominicaanse Republiek is gevlogen. Eind maart 2017 is verdachte op de luchthaven in België aangekomen vanuit de Dominicaanse Republiek, waar hij, op grond van een Internationaal Arrestatiebevel, kon worden gearresteerd. Op 7 april 2017 is verdachte op Nederlands grondgebied buiten heterdaad aangehouden.
Voor de rechtbank ligt onder meer de vraag voor of verdachte zich – kort gezegd – tezamen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan voornoemde diefstal met geweld. Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 februari 2018 ontkend dat hij iets met de woningoverval te maken heeft.

4.Bewijsmiddelverweer

Door de raadsman is betoogd dat het deskundigenrapport betreffende forensisch schriftonderzoek, gedateerd 29 januari 2018 en opgesteld door W. de Jong, niet voor het bewijs mag worden gebruikt, nu de deskundige voor het handschrift vergelijkend onderzoek geen gebruik heeft gemaakt van originele stukken, maar slechts van kopieën.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit hetgeen de officier van justitie ter zitting naar voren heeft gebracht, leidt de rechtbank af dat de originele stukken met daarop het betwiste handschrift en het vergelijkingsmateriaal niet meer voorhanden zijn, zodat onderzoek anders dan op basis van kopieën niet kan worden verricht.
De rechtbank stelt voorop geen aanleiding te zien om aan de deskundigheid van de deskundige De Jong, voornoemd, te twijfelen. W. de Jong is als gerechtelijk deskundige voor schriftonderzoek ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen.
De Jong heeft voorts in zijn rapport onder punt 3 (beoordeling van het onderzoeksmateriaal) aangegeven dat zowel het betwist materiaal als het vergelijksmateriaal niet in originele vorm ter beschikking was. Dit heeft er volgens de deskundige niet toe geleid dat hij het hem ter beschikking zijnde materiaal niet heeft kunnen onderzoeken. De deskundige heeft echter wel de kanttekening geplaatst dat principieel rekening dient te worden gehouden met (door hem specifiek benoemde) beperkingen voor de uit de onderzoeksresultaten voortvloeiende conclusies.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het deskundigenrapport betreffende forensisch schriftonderzoek bruikbaar voor het bewijs.

5.Bewijs

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat sprake is van het medeplegen van een gewapende woningoverval. Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar de navolgende omstandigheden. Verdachte heeft in de ochtend van de overval tussen 10.00 en 12.00 uur gebruik gemaakt van de auto met het [kenteken] . De overval vond plaats rond 10.30 uur. Uit getuigenverklaringen en camerabeelden blijkt dat de daders met voornoemde auto zijn afgezet in de omgeving van de plaats delict. De auto rijdt vervolgens door de straat en pikt de daders na de woningoverval weer op. Na de overval blijkt dat verdachte in het bezit is van een deel van de buit, terwijl hij, met hulp van zijn vriendin, probeert geld weg te sluizen naar het buitenland. Bovendien hebben twee getuigen verklaard dat de broer van verdachte, tegenover hen, heeft aangegeven dat verdachte betrokken is bij de overval. Daar komt nog bij dat verdachte, kennelijk geheel onvoorbereid, op 3 november 2009 op reis is gegaan naar de Dominicaanse Republiek en pas acht jaar later is teruggekeerd. Volgens de officier van justitie is het daarnaast opvallend dat verdachte, vanaf de dag van de overval, met geld lijkt te strooien. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij het in beslag genomen geld heeft gewonnen in het casino, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Verder heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van witwassen, met dien verstande dat sprake is van een groot geldbedrag. Volgens de officier van justitie gaat het om witwassen van geld uit eigen misdrijf, waardoor ten dele sprake is van de kwalificatie uitsluitingsgrond.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat het niet kan kloppen dat verdachte op de dag van de overval om 10.00 uur de auto met het [kenteken] in Alkmaar van [naam 1] heeft geleend, nu de auto om 09.58 uur in Heerhugowaard bij het tankstation wordt gezien. Daarnaast wordt in de verklaring van [echtgenoot slachtoffer] gesproken over een weggenomen geldbedrag van € 400.000,-, maar hiervoor zit geen enkele onderbouwing in het dossier. Het geldbedrag dat bij de vriendin van verdachte, [medeverdachte] , is aangetroffen, heeft verdachte met illegaal gokken gewonnen. De raadsman betwijfelt of het handschrift op de aangetroffen bankbiljetten afkomstig is van [echtgenoot slachtoffer] . Verder heeft de raadsman aangevoerd dat [medeverdachte] telkens slechts kleine geldbedragen naar de Dominicaanse Republiek heeft overgemaakt. Ten slotte heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de getuigenverklaringen van “horen zeggen” niet mogen worden meegenomen voor het bewijs.
5.3
Oordeel van de rechtbank
5.3.1
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 primair en 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen. [1]
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5.3.2
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair
De buit
Kort na de overval op 30 oktober 2009 heeft [echtgenoot slachtoffer] , verklaard dat een groot geldbedrag is gestolen. Hij verklaarde dat hij door middel van elastiekjes bundeltjes had gemaakt van de bankbiljetten en dat hij per bundeltje het totaalbedrag op een van de biljetten had geschreven. Deze bundeltjes bewaarde hij thuis. Het zou in totaal om
€ 400.000,- gaan.
Tijdens een doorzoeking op 3 december 2009 trof de politie een bedrag van € 63.500,- aan onderaan de flat waar [medeverdachte] woonde, de toenmalige vriendin van verdachte. Het waren 127 biljetten van € 500,-. [medeverdachte] heeft het geld kennelijk uit het raam gegooid om het aan het zicht van de politie te onttrekken en heeft geprobeerd haar moeder te wijzen op de plek waar het geld lag. [medeverdachte] verklaarde dat verdachte haar dat bedrag had gegeven om voor hem te versturen. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij zijn vriendin vóór zijn vertrek op 3 november 2009 grote geldbedragen heeft gegeven. Bij het door de politie aangetroffen geld bevonden zich ook tien biljetten van € 500,-, waarop met de hand grote bedragen waren geschreven.
[echtgenoot slachtoffer] herkende zijn handschrift op het aangetroffen geld en heeft vervolgens op verzoek van de politie een stuk tekst geschreven, waarin onder meer dezelfde cijfers waren opgenomen als die op de bankbiljetten waren aangetroffen. De politie constateerde dat de handschriften op het eerste gezicht overeenkwamen en heeft het geld in december 2009 aan aangever teruggegeven.
Een handschriftkundige heeft in 2018 onderzoek gedaan op basis van kopieën van de door aangever geschreven tekst en kopieën van de bankbiljetten. Hij constateerde dat de cijfers op zes van de tien biljetten voldoende specifiek waren om te vergelijken. Zijn conclusie was dat de bevindingen van zijn onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de cijfers op de bankbiljetten door [echtgenoot slachtoffer] zijn geschreven dan wanneer ze door een willekeurig ander persoon zijn geschreven.
Verdachte heeft na zijn aanhouding eerst geen vragen over de herkomst van het geld willen beantwoorden. Nadien heeft hij verklaard dat hij het bedrag in het casino had gewonnen. Ter zitting verklaarde verdachte dat hij het geld in een periode van enkele maanden met illegaal gokken in Den Helder had verdiend, maar hij kon dat op geen enkele manier onderbouwen.
Afgezet tegen de hiervoor vermelde feiten passeert de rechtbank de verklaring van verdachte als volstrekt ongeloofwaardig en komt zij tot het oordeel dat de bij [medeverdachte] aangetroffen bankbiljetten van de overval afkomstig waren.
[echtgenoot slachtoffer] heeft geen verklaring/onderbouwing gegeven voor de aanwezigheid van de ongebruikelijk grote hoeveelheid geld die hij thuis contant zou hebben bewaard. De rechtbank is er daarom onvoldoende van overtuigd dat een bedrag van € 400.000,- is buitgemaakt. Daarom zal niet het volledige ten laste gelegde geldbedrag als gestolen worden bewezenverklaard, maar alleen dat deel waarvan op grond van de stukken in het dossier met voldoende zekerheid is vast te stellen dat het terug te leiden is naar de overval. Omdat het hier gaat om een bedrag van minimaal € 73.500,- (€ 63.500,- + € 9.905,- aan transacties, waarbij nog niet zijn meegenomen de kosten van de tickets en de kosten van het verblijf in de Dominicaanse Republiek), zal het bedrag als “groot” worden gekwalificeerd.
De auto
Verdachte heeft in de ochtend van 30 oktober 2009 de auto geleend van [naam 1] , bij wie hij toen in Alkmaar verbleef. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte rond 10.00 uur is vertrokken, hetgeen door verdachte ter zitting is bevestigd. Het betrof een rode Peugeot met [kenteken] . Uit camerabeelden is gebleken dat deze auto om 9.58 uur arriveerde bij een tankstation in Heerhugowaard. Na het tanken reed de auto om 10.02 uur weer weg.
Een zelfde auto werd om ongeveer 10.20 uur door een getuige gezien in de omgeving van de plaats delict op de [straatnaam] in Heerhugowaard. Er stapten drie negroïde mannen uit en de auto reed weg. De getuige beschreef de chauffeur als donker, maar niet zwart van huidskleur. Op beveiligingscamerabeelden van een juwelier is te zien dat een soortgelijke rode Peugeot, waarvan het kenteken niet te zien is, om 10.32 uur vanaf de [straatnaam] de [straatnaam] (Heerhugowaard) in rijdt. Aan het eind van die laan is om ongeveer 10.35 uur de overval gepleegd aan [adres 2] .
Volgens aangeefster is de buit van de overval meegenomen in een vuilniszak. Om omstreeks 10.30 uur zag een getuige twee negroïde mannen met een vuilniszak rennen en op de [straatnaam] (die de [straatnaam] doorkruist) in Heerhugowaard in een rode Peugeot met [kenteken] stappen, die vervolgens hard wegreed.
Verdachte heeft de rode Peugeot aan het begin van de middag ingeleverd bij een garagebedrijf in Alkmaar om te verkopen “voor de sloop”.
De rechtbank is van oordeel dat de Peugeot met [kenteken] betrokken is bij de overval. De rechtbank gaat er voorts van uit dat het telkens verdachte is geweest, die de auto heeft bestuurd op de hiervoor beschreven momenten. Verdachte beschikte over de auto kort vóór en relatief kort na de overval, reed toen zelf in de auto en heeft niet verklaard dat hij de auto tussendoor aan iemand anders heeft uitgeleend/overgedragen. Een en ander wordt nog bevestigd door de verklaring van [echtgenoot slachtoffer] , dat hij van [medeverdachte 2] heeft gehoord dat diens halfbroer [verdachte] tijdens de overval de chauffeur was geweest.
Andere factoren
Verdachte heeft op de dag van de overval (kort erna) € 1.000,- aan [naam 1] gegeven en € 100,- aan [naam 2] . Verdachte heeft zijn broer en een vriendin, [naam 3] , gevraagd om met hem op reis te gaan naar de Dominicaanse republiek. [naam 3] heeft ook weer een vriend meegevraagd. Verdachte heeft drie tickets contant betaald, een dag na de overval. Verdachte is vervolgens op 3 november 2009 naar de Dominicaanse Republiek vertrokken, waar hij ook het verblijf voor vier personen heeft betaald. Uit het onderzoek blijkt voorts dat meerdere personen in de periode na 30 oktober 2009 op verzoek van verdachte in totaal een bedrag van bijna € 10.000,-, door verdachte via [medeverdachte] aan hen verstrekt, naar de Dominicaanse Republiek hebben overgemaakt. Dit alles terwijl verdachte niet werkte, geen uitkering had en volgens getuige [naam 1] bij wie hij anderhalve maand woonde, nooit over geld beschikte. Verdachte is zelf pas in maart 2017 teruggekeerd.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij in de Dominicaanse Republiek zijn zieke oma en later zijn opa heeft verzorgd en dat hij problemen had om een nieuw paspoort te verkrijgen, maar een periode van 7½ jaar kon hij daarmee niet verklaren.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte betrokken is geweest bij de overval.
Medeplegen
Aan verdachte is primair het medeplegen van de woningoverval ten laste gelegd. Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een intellectuele en/of materiële bijdrage hebben geleverd. Die bijdrage zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bij de overval betrokken auto heeft bestuurd. De rechtbank gaat er verder van uit dat verdachte niet zelf bij de fysieke overval van aangeefster aanwezig is geweest. Het besturen van de “vluchtauto” is een gedraging die in het algemeen met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht. De rechtbank is desondanks van oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking op grond van het volgende.
Verdachte heeft in dit geval de bij de overval gebruikte auto geregeld, de auto getankt en de mededaders (‘jogger(s)’ die de omgeving in de gaten moest(en) houden en overvallers) naar de omgeving van de woning gereden. Daarna is hij een aantal minuten in de buurt gebleven en heeft de overvallers vervolgens weer opgepikt. Hij heeft aldus een essentiële rol gespeeld bij de uitvoering van het delict. Hij heeft de auto na de overval bij een garage ingeleverd, zodat het spoor – in ieder geval niet onmiddellijk – te volgen zou zijn. Verdachte is direct na de overval niet alleen in het bezit geweest van een groot deel van de, zo niet de gehele, buit, maar kon die buit kennelijk naar eigen goeddunken besteden. Hieruit leidt de rechtbank af dat de rol van verdachte bij de voorbereiding en afhandeling van het delict zodanig is geweest dat dit in combinatie met de vastgestelde gedragingen van verdachte medeplegen oplevert.
Witwassen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van de buit van de overval verschillende witwashandelingen heeft verricht. Het geldbedrag van € 63.500,- heeft verdachte verworven, voorhanden gehad en overgedragen aan [medeverdachte] , die het in haar woning heeft bewaard tot ze het via GWK-transacties op naam van derden naar verdachte in de Dominicaanse Republiek zou sturen. Van de geldbedragen die via GWK-transacties op naam van derden naar de Dominicaanse Republiek waren gestuurd heeft verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de criminele herkomst verhuld. De geldbedragen die verdachte aan [naam 1] en [naam 2] heeft gegeven en de bedragen die hij heeft betaald voor diverse vliegtickets en het verblijf van het reisgezelschap in de Dominicaanse Republiek heeft verdachte overgedragen en omgezet.
5.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
Primair
hij op 30 oktober 2009 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer] en/of [echtgenoot slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededaders;
- voorzien van vuurwapen, een mes en duct tape, de woning van die [slachtoffer] en [echtgenoot slachtoffer] zijn binnengedrongen,
- een muts of zak over het hoofd van voornoemde [slachtoffer] hebben getrokken;
- de enkels van die [slachtoffer] aan elkaar hebben gebonden;
- hebben gezegd “je weet waarvoor we komen...waar ligt het geld?”;
- een mes bij/tegen de keel en de rug van die [slachtoffer] hebben gehouden;
- een vuurwapen tegen het achterhoofd van die [slachtoffer] hebben gezet en gezegd haar dood te schieten;
- twee schoten hebben gelost;
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat haar man zou worden doodgeschoten en
- de handen van die [slachtoffer] hebben vastgebonden;
Feit 2:
hij in de periode van 30 oktober 2009 tot en met 3 december 2009 in Nederland en/of op de Dominicaanse Republiek tezamen en in vereniging met een ander(en),
van een voorwerp, te weten een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verhuld, terwijl hij wist dat dat voorwerp – onmiddellijk - afkomstig was uit misdrijf,
en
hij in de periode van 30 oktober 2009 tot en met 1 januari 2010 in Nederland en/of op de Dominicaanse Republiek,
ongeveer 63.500 euro heeft verworven en voorhanden gehad en heeft overgedragen door dit bedrag aan [medeverdachte] te geven met het verzoek dat geld te sturen aan een aantal bij namen genoemde mensen,
en
een geldbedrag heeft overgedragen en omgezet,
terwijl hij wist dat deze geldbedragen – onmiddellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Onder feit 2 is onder meer bewezen verklaard dat verdachte een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 63.500,-, afkomstig uit eigen misdrijf (het medeplegen van een woningoverval onder feit 1), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte ook gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag, nu het geldbedrag na de overdracht niet bij verdachte, maar in de woning van [medeverdachte] aanwezig was, waar verdachte niet was ingeschreven en niet verbleef, en verdachte met [medeverdachte] de afspraak had gemaakt dat zij het geld via GWK-transacties op naam van derden naar hem in de Domicaanse Republiek zou sturen. Daarom is geen sprake is van de kwalificatie-uitsluitingsgrond.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad aan andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd,
en
witwassen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

8.Motivering van de sanctie

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Op 30 oktober 2009 heeft op klaarlichte dag een gewapende woningoverval plaatsgevonden, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid geld is buitgemaakt. Het slachtoffer is bedreigd met een vuurwapen en een mes. Ook zijn de handen en enkels van het slachtoffer aan elkaar vastgebonden met duct tape en is zij in bedwang gehouden. Naar de ervaring leert, ondervinden de slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen van wat hen is overkomen. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dan ook dat de overval en het toegepaste geweld een enorme weerslag op haar hebben gehad en, ruim zeven jaar na dato, nog steeds hebben. Het slachtoffer voelde zich niet meer veilig in haar eigen huis, terwijl de eigen woning bij uitstek een plek moet zijn waar iemand zich veilig kan voelen. Daar komt nog bij dat door woningovervallen de rechtsorde ernstig wordt geschokt en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij worden aangewakkerd of versterkt. Verdachte heeft de auto die is gebruikt om op de plaats delict te komen en weer weg te vluchten geregeld, bestuurd en geprobeerd weg te maken. Omdat verdachte nadien over (een groot deel van ) de buit beschikte, naar de Dominicaanse Republiek is gevlucht en ruim zeven jaar is weggebleven moet hij een grote rol in de organisatie van de overval hebben gehad. Gelet op de aanzienlijke buit en de werkwijze van de daders, kan het niet anders dan dat verdachte en zijn mededaders van tevoren op de hoogte zijn geweest van de aanwezigheid van het geld in de woning van het slachtoffer. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van het hiervoor beschreven feit de oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De rechtbank heeft daarbij kennis genomen van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een overval op een woning met licht geweld/bedreiging en een overval op woning met ander geweld zijn als oriëntatiepunten drie jaren, respectievelijk vijf jaren gevangenisstraf opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat het in dit geval toegepaste geweld onder voornoemde omstandigheden niet valt onder de eerste categorie, maar ook niet onder de tweede categorie, zodat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat als uitgangspunt zal nemen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Daarbij komt nog dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van (een deel van) de buit.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 februari 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds twee keer eerder onherroepelijk terzake van diefstal met geweld tot (langdurige) vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. Integendeel pleegt verdachte slechts een paar maanden na zijn detentie wederom een woningoverval. De rechtbank weegt deze omstandigheden ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat de daders kennelijk hebben gehandeld met voorkennis en op een berekenende wijze te werk zijn gegaan, waarbij een vuurwapen, een mes en duct tape zijn meegenomen en gebruikt, en waarbij het slachtoffer is gekneveld. Ook heeft de rechtbank de omvang van de buit laten meewegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren dient te worden opgelegd.

9.Vordering benadeelde partij

[echtgenoot slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 400.000,- ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële schade, die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met uitzondering van een bedrag van € 63.500,-, nu dit geldbedrag in 2009 is teruggegeven aan de benadeelde partij.
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit, nu deze op geen enkele wijze is onderbouwd.
De rechtbank merkt op dat in het voegingsformulier slechts wordt vermeld dat de materiële schade een geldbedrag van € 400.000,- is. De rechtbank kan weliswaar uit het dossier afleiden dat aangifte is gedaan van diefstal van dit geldbedrag, maar stelt tevens vast dat de herkomst en aanwezigheid van dit zeer grote bedrag aan contant geld in een woning in het geheel niet is onderbouwd. Dit wordt bij een dergelijke vordering wel verlangd. Ook is geen rekening gehouden met het bedrag van € 63.500,- dat de benadeelde partij van de politie heeft ontvangen.
De benadeelde partij is niet ter zitting verschenen, zodat hij geen toelichting op de vordering heeft kunnen geven. Mogelijk zou die toelichting nog wel gegeven kunnen worden, maar aanhouding van de behandeling zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57, 312 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijf (5) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de [echtgenoot slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. A. Warmerdam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
1 maart 2018.
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. L.A. Spoelstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de bijlage als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.