5.3.2Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair
De buit
Kort na de overval op 30 oktober 2009 heeft [echtgenoot slachtoffer] , verklaard dat een groot geldbedrag is gestolen. Hij verklaarde dat hij door middel van elastiekjes bundeltjes had gemaakt van de bankbiljetten en dat hij per bundeltje het totaalbedrag op een van de biljetten had geschreven. Deze bundeltjes bewaarde hij thuis. Het zou in totaal om
€ 400.000,- gaan.
Tijdens een doorzoeking op 3 december 2009 trof de politie een bedrag van € 63.500,- aan onderaan de flat waar [medeverdachte] woonde, de toenmalige vriendin van verdachte. Het waren 127 biljetten van € 500,-. [medeverdachte] heeft het geld kennelijk uit het raam gegooid om het aan het zicht van de politie te onttrekken en heeft geprobeerd haar moeder te wijzen op de plek waar het geld lag. [medeverdachte] verklaarde dat verdachte haar dat bedrag had gegeven om voor hem te versturen. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij zijn vriendin vóór zijn vertrek op 3 november 2009 grote geldbedragen heeft gegeven. Bij het door de politie aangetroffen geld bevonden zich ook tien biljetten van € 500,-, waarop met de hand grote bedragen waren geschreven.
[echtgenoot slachtoffer] herkende zijn handschrift op het aangetroffen geld en heeft vervolgens op verzoek van de politie een stuk tekst geschreven, waarin onder meer dezelfde cijfers waren opgenomen als die op de bankbiljetten waren aangetroffen. De politie constateerde dat de handschriften op het eerste gezicht overeenkwamen en heeft het geld in december 2009 aan aangever teruggegeven.
Een handschriftkundige heeft in 2018 onderzoek gedaan op basis van kopieën van de door aangever geschreven tekst en kopieën van de bankbiljetten. Hij constateerde dat de cijfers op zes van de tien biljetten voldoende specifiek waren om te vergelijken. Zijn conclusie was dat de bevindingen van zijn onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de cijfers op de bankbiljetten door [echtgenoot slachtoffer] zijn geschreven dan wanneer ze door een willekeurig ander persoon zijn geschreven.
Verdachte heeft na zijn aanhouding eerst geen vragen over de herkomst van het geld willen beantwoorden. Nadien heeft hij verklaard dat hij het bedrag in het casino had gewonnen. Ter zitting verklaarde verdachte dat hij het geld in een periode van enkele maanden met illegaal gokken in Den Helder had verdiend, maar hij kon dat op geen enkele manier onderbouwen.
Afgezet tegen de hiervoor vermelde feiten passeert de rechtbank de verklaring van verdachte als volstrekt ongeloofwaardig en komt zij tot het oordeel dat de bij [medeverdachte] aangetroffen bankbiljetten van de overval afkomstig waren.
[echtgenoot slachtoffer] heeft geen verklaring/onderbouwing gegeven voor de aanwezigheid van de ongebruikelijk grote hoeveelheid geld die hij thuis contant zou hebben bewaard. De rechtbank is er daarom onvoldoende van overtuigd dat een bedrag van € 400.000,- is buitgemaakt. Daarom zal niet het volledige ten laste gelegde geldbedrag als gestolen worden bewezenverklaard, maar alleen dat deel waarvan op grond van de stukken in het dossier met voldoende zekerheid is vast te stellen dat het terug te leiden is naar de overval. Omdat het hier gaat om een bedrag van minimaal € 73.500,- (€ 63.500,- + € 9.905,- aan transacties, waarbij nog niet zijn meegenomen de kosten van de tickets en de kosten van het verblijf in de Dominicaanse Republiek), zal het bedrag als “groot” worden gekwalificeerd.
De auto
Verdachte heeft in de ochtend van 30 oktober 2009 de auto geleend van [naam 1] , bij wie hij toen in Alkmaar verbleef. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte rond 10.00 uur is vertrokken, hetgeen door verdachte ter zitting is bevestigd. Het betrof een rode Peugeot met [kenteken] . Uit camerabeelden is gebleken dat deze auto om 9.58 uur arriveerde bij een tankstation in Heerhugowaard. Na het tanken reed de auto om 10.02 uur weer weg.
Een zelfde auto werd om ongeveer 10.20 uur door een getuige gezien in de omgeving van de plaats delict op de [straatnaam] in Heerhugowaard. Er stapten drie negroïde mannen uit en de auto reed weg. De getuige beschreef de chauffeur als donker, maar niet zwart van huidskleur. Op beveiligingscamerabeelden van een juwelier is te zien dat een soortgelijke rode Peugeot, waarvan het kenteken niet te zien is, om 10.32 uur vanaf de [straatnaam] de [straatnaam] (Heerhugowaard) in rijdt. Aan het eind van die laan is om ongeveer 10.35 uur de overval gepleegd aan [adres 2] .
Volgens aangeefster is de buit van de overval meegenomen in een vuilniszak. Om omstreeks 10.30 uur zag een getuige twee negroïde mannen met een vuilniszak rennen en op de [straatnaam] (die de [straatnaam] doorkruist) in Heerhugowaard in een rode Peugeot met [kenteken] stappen, die vervolgens hard wegreed.
Verdachte heeft de rode Peugeot aan het begin van de middag ingeleverd bij een garagebedrijf in Alkmaar om te verkopen “voor de sloop”.
De rechtbank is van oordeel dat de Peugeot met [kenteken] betrokken is bij de overval. De rechtbank gaat er voorts van uit dat het telkens verdachte is geweest, die de auto heeft bestuurd op de hiervoor beschreven momenten. Verdachte beschikte over de auto kort vóór en relatief kort na de overval, reed toen zelf in de auto en heeft niet verklaard dat hij de auto tussendoor aan iemand anders heeft uitgeleend/overgedragen. Een en ander wordt nog bevestigd door de verklaring van [echtgenoot slachtoffer] , dat hij van [medeverdachte 2] heeft gehoord dat diens halfbroer [verdachte] tijdens de overval de chauffeur was geweest.
Andere factoren
Verdachte heeft op de dag van de overval (kort erna) € 1.000,- aan [naam 1] gegeven en € 100,- aan [naam 2] . Verdachte heeft zijn broer en een vriendin, [naam 3] , gevraagd om met hem op reis te gaan naar de Dominicaanse republiek. [naam 3] heeft ook weer een vriend meegevraagd. Verdachte heeft drie tickets contant betaald, een dag na de overval. Verdachte is vervolgens op 3 november 2009 naar de Dominicaanse Republiek vertrokken, waar hij ook het verblijf voor vier personen heeft betaald. Uit het onderzoek blijkt voorts dat meerdere personen in de periode na 30 oktober 2009 op verzoek van verdachte in totaal een bedrag van bijna € 10.000,-, door verdachte via [medeverdachte] aan hen verstrekt, naar de Dominicaanse Republiek hebben overgemaakt. Dit alles terwijl verdachte niet werkte, geen uitkering had en volgens getuige [naam 1] bij wie hij anderhalve maand woonde, nooit over geld beschikte. Verdachte is zelf pas in maart 2017 teruggekeerd.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij in de Dominicaanse Republiek zijn zieke oma en later zijn opa heeft verzorgd en dat hij problemen had om een nieuw paspoort te verkrijgen, maar een periode van 7½ jaar kon hij daarmee niet verklaren.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte betrokken is geweest bij de overval.
Medeplegen
Aan verdachte is primair het medeplegen van de woningoverval ten laste gelegd. Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een intellectuele en/of materiële bijdrage hebben geleverd. Die bijdrage zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bij de overval betrokken auto heeft bestuurd. De rechtbank gaat er verder van uit dat verdachte niet zelf bij de fysieke overval van aangeefster aanwezig is geweest. Het besturen van de “vluchtauto” is een gedraging die in het algemeen met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht. De rechtbank is desondanks van oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking op grond van het volgende.
Verdachte heeft in dit geval de bij de overval gebruikte auto geregeld, de auto getankt en de mededaders (‘jogger(s)’ die de omgeving in de gaten moest(en) houden en overvallers) naar de omgeving van de woning gereden. Daarna is hij een aantal minuten in de buurt gebleven en heeft de overvallers vervolgens weer opgepikt. Hij heeft aldus een essentiële rol gespeeld bij de uitvoering van het delict. Hij heeft de auto na de overval bij een garage ingeleverd, zodat het spoor – in ieder geval niet onmiddellijk – te volgen zou zijn. Verdachte is direct na de overval niet alleen in het bezit geweest van een groot deel van de, zo niet de gehele, buit, maar kon die buit kennelijk naar eigen goeddunken besteden. Hieruit leidt de rechtbank af dat de rol van verdachte bij de voorbereiding en afhandeling van het delict zodanig is geweest dat dit in combinatie met de vastgestelde gedragingen van verdachte medeplegen oplevert.
Witwassen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van de buit van de overval verschillende witwashandelingen heeft verricht. Het geldbedrag van € 63.500,- heeft verdachte verworven, voorhanden gehad en overgedragen aan [medeverdachte] , die het in haar woning heeft bewaard tot ze het via GWK-transacties op naam van derden naar verdachte in de Dominicaanse Republiek zou sturen. Van de geldbedragen die via GWK-transacties op naam van derden naar de Dominicaanse Republiek waren gestuurd heeft verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de criminele herkomst verhuld. De geldbedragen die verdachte aan [naam 1] en [naam 2] heeft gegeven en de bedragen die hij heeft betaald voor diverse vliegtickets en het verblijf van het reisgezelschap in de Dominicaanse Republiek heeft verdachte overgedragen en omgezet.