ECLI:NL:RBNHO:2018:2000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
6340000 \ CV EXPL 17-8601
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij bij internationale vlucht

In deze zaak hebben twee passagiers, die met Finnair een vervoersovereenkomst hadden gesloten, compensatie gevorderd wegens vertraging van hun vlucht van Tokyo naar Amsterdam. De passagiers arriveerden 15 uur en 40 minuten later dan gepland op hun eindbestemming, nadat zij hun aansluitende vlucht hadden gemist door een vertraging van de eerste vlucht. Finnair weigerde compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk het plotseling ziek worden van een passagier op een voorafgaande vlucht. De kantonrechter oordeelde dat Finnair geen bewijs had geleverd ter onderbouwing van deze claim en dat de luchtvaartmaatschappij niet had aangetoond dat zij niet in staat was om de benodigde bewijsstukken te overleggen. De kantonrechter concludeerde dat Finnair op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 gehouden was om compensatie te betalen aan de passagiers. De vordering tot betaling van € 1.200,00 per passagier werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, waarbij de kantonrechter het gevorderde bedrag aan incassokosten verlaagde tot het wettelijke tarief. De proceskosten werden eveneens aan Finnair opgelegd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6340000 \ CV EXPL 17-8601
Uitspraakdatum: 14 maart 2018
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier 1]

2. [passagier 2]
beiden wonende te Amsterdam
verzoekende partijen
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Osakeythiö Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki, Finland
verwerende partij
hierna te noemen: Finnair
gemachtigde: mr. W.O. Russell

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 25 september 2017;
  • het verweer van Finnair, ingekomen ter griffie op 20 november 2017.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers diende te vervoeren van Tokyo Narita Airport naar Helsinki Airport (vluchtnummer JL6801/AY074) met als geplande aankomsttijd 5 januari 2017 om 15.20 uur lokale tijd en vervolgens van Helsinki Airport naar Amsterdam Schiphol Airport (vluchtnummer JL6819/AY845) met als geplande aankomsttijd 5 januari 2017 om 18:15 uur lokale tijd, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht vanuit Tokyo is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Nederland hebben gemist. Als gevolg hiervan zijn de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. De passagiers zijn circa 15 uur en 40 minuten later op de eindbestemming Amsterdam aangekomen dan volgens het oorspronkelijke vluchtschema was gepland.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Finnair te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2017;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,-- per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Finnair van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Finnair betwist de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Finnair is gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 7 aanhef en lid 1, sub b, tweede streepje van de Brussel I bis-Verordening (nr. 1215/2012) in combinatie met het bepaalde in het Rehder-arrest (zaak C-204/08) van het Hof, de Nederlandse rechter en meer in het bijzonder de rechtbank Noord-Holland [afdeling Privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem], bevoegd is van het geschil kennis te nemen, nu de plaats van aankomst van het betreffende vliegtuig Schiphol was.
4.2.
Finnair heeft aangevoerd dat een volmacht ontbreekt waaruit volgt dat mr. R.A. Bos van Flight Claim gemachtigd zou zijn om de passagiers in rechte te vertegenwoordigen. Finnair heeft erop gewezen dat in de door de passagiers overgelegde machtiging volgt dat de passagiers Flight Claim en haar juristen hebben gemachtigd hen te vertegenwoordigen inzake een claim jegens Japan Airlines International Co. Volgens Finnair ziet deze machtiging derhalve niet op de onderhavige zaak. De kantonrechter overweegt dat zij op grond van artikel 80 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Flight Claim/mr. Bos een volmacht kan verlangen. De kantonrechter heeft echter in deze zaak geen enkele reden om te twijfelen aan de volmacht aan Flight Claim. Anders dan Finnair heeft betoogd, kan het ontbreken van een volmacht er in dit geval dan ook niet toe leiden dat het verzochte wordt afgewezen.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat Finnair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Finnair kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Finnair voert in dit verband - samengevat - aan dat het toestel direct voorafgaand aan de vlucht van Tokyo naar Helsinki op 5 januari 2017 de vlucht van Helsinki naar Tokyo (vluchtnummer AY0073) zou uitvoeren (op 4 januari 2017). Op die voorafgaande vlucht werd vlak voor het vertrek van Helsinki naar Tokyo één van de passagiers ziek. Deze passagier voelde zich opeens zeer slecht, moest overgeven en raakte bewusteloos, waarna de passagier nog een keer moest overgeven. Er is een ambulance gebeld die na ongeveer 15 minuten arriveerde. Na medisch onderzoek in het toestel is besloten de passagier uit het toestel te halen en naar het ziekenhuis over te brengen. Ook de passagier die met de zieke passagier meereisde werd uit het toestel gehaald. Voordat het toestel kon vertrekken moest het worden gereinigd. Daarvoor is schoonmaakpersoneel ingeschakeld. Vervolgens heeft een aantal passagiers die naast de zieke passagier zaten verzocht om een andere stoel, uit angst voor het oplopen van bacteriën en virussen. Als gevolg hiervan is het toestel 2 uur en 5 minuten in Tokyo gearriveerd. Het plotseling ziek worden van een passagier moet volgens Finnair als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt.
4.5.
De passagiers hebben betwist dat sprake was van een buitengewone omstandigheid. Zij hebben erop gewezen dat Finnair tot op heden (tot aan het indienen van formulier A) geen stukken hebben overgelegd waaruit zou blijken dat Finnair niet tot compensatie verplicht zou zijn. Voorts voeren de passagiers aan dat het vermeende incident zich heeft voorgedaan op een voorafgaande vlucht aan die van de passagiers en dat een dergelijk incident niet kan doorwerken op een opvolgende vlucht.
4.6.
Uitgangspunt is dat de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden bij de luchtvaartmaatschappij rusten. In het voorkomende geval moet zij bovendien aantonen dat zij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering of langdurige vertraging van de vlucht leidden. De kantonrechter stelt vast dat Finnair geen enkel stuk heeft overgelegd ter onderbouwing van de door haar aangevoerde buitengewone omstandigheid. Het is niet aannemelijk dat bij een situatie zoals door Finnair is aangevoerd, daarvan geen verslag is opgemaakt of registratie heeft plaatsgevonden. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen (Wallentin-Hermann, C-549/07). Finnair heeft dat nagelaten. Het is ook niet gebleken dat Finnair niet in staat zou zijn om de benodigde bewijsstukken bij het verweer aan te leveren. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om Finnair alsnog tot die bewijslevering toe te laten. Bij deze stand van zaken heeft Finnair - tegenover betwisting door de passagiers - niet aangetoond dat op het toestel in kwestie op de voorafgaande vlucht van Helsinki naar Tokyo sprake was van een zieke passagier. Daarom kan het beroep van Finnair op een buitengewone omstandigheid niet slagen. Van doorwerking op de onderhavige vlucht van Tokyo-Helsinki-Amsterdam kan dan evenmin sprake zijn.
4.7.
Aangezien de buitengewone omstandigheden niet zijn komen vast te staan, komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Nu Finnair voor het overige ter zake van de compensatie geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van € 600,00 per passagier worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Finnair heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 180,00, en voor het overige afwijzen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van Finnair, omdat zij ongelijk krijgt.
4.11.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de verordening) aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Finnair tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Finnair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 223,00 aan griffierecht en € 100,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open