ECLI:NL:RBNHO:2018:1974

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
15-710363-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid in openbare ruimte met meerdere feiten en aangiftes

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schennis van de eerbaarheid. De tenlastelegging omvatte drie feiten waarbij de verdachte op verschillende data en locaties in IJmuiden, gemeente Velsen, zijn ontblote geslachtsdeel heeft getoond en zich heeft afgetrokken in het openbaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, met een proeftijd van twee jaren.

De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft herhaaldelijk hinderlijke en beangstigende handelingen verricht in het openbaar, wat heeft geleid tot onrust in de omgeving. De rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een proeftijd van één jaar, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 250,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710363-15
Uitspraakdatum: 6 maart 2018
Verstek
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 februari 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] met onbekende geboorteplaats,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
met als bekend adres: [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. J.M. Lengers.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
(aangifte [aangever 1] )
hij op of omstreeks 02 juli 2015, in ieder geval op een tijdstip in of omstreeks de periode van 11 juni tot 16 juli 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op of aan de Linnaeusstraat en/of de Planetenweg, in elk geval op of aan een openbare weg, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken;
Feit 2:
(aangifte [aangever 2] )
hij op of omstreeks 7 juli 2015 en/of 24 juli 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, meermalen, althans eenmaal, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een plantsoen gelegen tussen de Raafstraat en de Havenkade, door telkens zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken;
Feit 3:
(aangifte [aangever 3] )
hij op of omstreeks 05 augustus 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het
Pleiadenplantsoen, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, deze rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie ontvankelijk is en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
4.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
(aangifte [aangever 1] )
hij omstreeks 18 juni 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de Linnaeusstraat en de Planetenweg, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken;
Feit 2:
(aangifte [aangever 2] )
hij op 7 juli 2015 en 24 juli 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, meermalen, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een plantsoen gelegen tussen de Raafstraat en de Havenkade, door telkens zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken;
Feit 3:
(aangifte [aangever 3] )
hij op 5 augustus 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het Pleiadenplantsoen, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 telkens: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het dossier is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft binnen het tijdbestek van enkele maanden herhaaldelijk schennis gepleegd door zijn ontblote geslachtsdeel op de openbare weg te tonen en zich af te trekken. Verdachte heeft twee vrouwen geconfronteerd met deze handelingen terwijl zij hun hond aan het uitlaten waren, en een vrouw terwijl zij haar woning binnen wilde gaan. Het behoeft geen betoog dat het erg hinderlijk is en zelfs beangstigend kan zijn om geconfronteerd te worden met dergelijke opdringerige uitingen van seksuele aandrang. Dat de voorvallen ook tot bredere onrust hebben geleid, blijkt uit de grote media-aandacht die er destijds voor deze ‘rennende rukker’ is geweest.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 december 2017, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de tijd die is verstreken tussen de gepleegde strafbare feiten en de berechting daarvan grond is gelegen enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal om die reden aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf een proeftijd verbinden van één jaar.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 250,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: schennis van de eerbaarheid) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
1 (één) jaarbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.G. Witteman, voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. C.E. Voskens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.