ECLI:NL:RBNHO:2018:1935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
5593841 \ CV EXPL 16-11549
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door Corendon Dutch Airlines B.V. en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Corendon Dutch Airlines B.V., compensatie geëist voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Las Palmas op 3 juli 2016. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Corendon heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een technisch mankement en een besluit van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Corendon onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 400,00 per passagier, evenals wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat de gemaakte kosten gerechtvaardigd waren. De proceskosten zijn toegewezen aan de passagiers, aangezien Corendon grotendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5593841 \ CV EXPL 16-11549
Uitspraakdatum: 28 februari 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2. [passagier 2]

beiden wonende te [woonplaats] (België),

3. [passagier 3],

wonende te [woonplaats] (België),

4. [passagier 4],

5. [passagier 5],

beiden wonende te [woonplaats] (België),

6. [passagier 6],

7. [passagier 7]

8. [passagier 8]

9. [passagier 9]

10. [passagier 10]

allen wonende te [woonplaats] (België),
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. O.J. Boeder
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde mr. M.E. Futselaar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 december 2016 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Bij brief van 15 januari 2018 heeft Corendon meegedeeld dat zij haar verzoek tot pleidooi intrekt.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Las Palmas op 3 juli 2016 (vluchtnummer CND 713), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.770,33, waaronder een bedrag van € 635,25 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 135,08 aan verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
Corendon betwist de vordering. Op het verweer van Corendon wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De passagiers hebben woonplaats in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 4 eerste lid, van de Brussel I bis-Verordening (nr. 1215/2012) de Nederlandse rechter en op grond van artikel 99 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering meer in het bijzonder de rechtbank Noord-Holland [afdeling Privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem] bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
4.2.
Corendon voert aan dat de passagiers niet met boekingsbescheiden hebben aangetoond dat zij een bevestigde boeking voor de vlucht hadden en evenmin hebben aangetoond dat zij zich tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld. Niet in geschil is echter dat de passagiers een vervoersovereenkomst met Corendon hebben gesloten. Voorts blijkt nergens uit dat de passagiers zich niet tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld. Gelet hierop neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat is voldaan aan artikel 3, lid 2 sub a van de Verordening en zal dit deel van het verweer worden verworpen.
4.3.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uren aangekomen op de eindbestemming te Las Palmas, zodat Corendon op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Corendon kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Corendon voert in dit verband aan dat de vertraging is veroorzaakt door een cumulatie van oorzaken, waarvan een deel door een technisch mankement en een groot deel door een besluit van de luchtverkeersleiding, waardoor het toestel werd geconfronteerd met een latere slottijd. De passagiers betwisten dat op de onderhavige vlucht sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Zij hebben er daarbij op gewezen dat de vertraging van vlucht mede veroorzaakt is door een technisch mankement en dat het besluit van de luchtverkeersleiding niet zou zijn genomen indien zich geen technisch mankement had voorgedaan. Het missen van de gereserveerde vertrektijd (slottijd) is daarom te wijten aan Corendon, aldus de passagiers.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. In overweging 15 van de considerans van de Verordening is opgenomen dat sprake is van een buitengewone omstandigheid bij een langdurige vertraging door een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag. Beoordeeld dient dan ook te worden of de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een besluit van de luchtverkeersleiding voor het toestel dat de vlucht zou uitvoeren. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief moet worden uitgelegd.
4.5.
Corendon heeft het besluit van de luchtverkeersleiding overgelegd, maar hieruit valt
- zonder enige toelichting - niet op te maken welk besluit door de luchtverkeersleiding is genomen, noch in hoeverre dit besluit betrekking heeft gehad op het specifieke toestel waarmee de onderhavige vlucht is uitgevoerd. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Corendon heeft dat nagelaten. Corendon heeft voorts niet betwist dat de vertraging voornamelijk is veroorzaakt door een technisch mankement. Het moet er daarom voor worden gehouden dat sprake is geweest van een omstandigheid betreffende het toestel, waardoor de oorspronkelijke geplande vertrektijd niet was gehaald en waardoor Corendon op een nieuwe slottijd heeft moeten wachten. Dat is geen buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening.
4.6.
Gelet op het voorgaande heeft Corendon haar verweer dat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid onvoldoende onderbouwd. Aan het door Corendon gedane bewijsaanbod wordt daarom niet toegekomen. Aangezien de buitengewone omstandigheden niet zijn komen vast te staan, komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Nu Corendon voor het overige ter zake van de compensatie geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van € 400,00 per passagier worden toegewezen.
4.7.
Anders dan Corendon heeft betoogd, is de wettelijke rente over de hoofdsom toewijsbaar vanaf de datum van de vlucht. Immers, gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) is de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade terstond opeisbaar en treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De hoogte van de gevorderde (tot de datum van de dagvaarding) verschenen rente heeft Corendon verder niet betwist, zodat deze zal worden toegewezen. De passagiers vorderen voorts wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding (14 december 2016) over het bedrag van € 4.770,33. In dit bedrag is reeds de wettelijke rente opgenomen die tot 14 december 2016 is verschenen. Krachtens het bepaalde in artikel 6:119a BW is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente eerst verschuldigd na verloop van een jaar, zodat de gevorderde rente over de reeds verschenen rente op 14 december 2016 nog niet aan de orde was. De rente zal worden toegewezen over de hoofdsom vanaf 3 juli 2016, zijnde de datum van de vlucht.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben aangevoerd dat Corendon er buitengerechtelijk voor heeft gekozen de contacten af te kappen en geen informatie te delen omtrent haar stellingname. Dit kan er volgens de passagiers niet toe leiden dat Corendon onder de buitengerechtelijke kosten kan uitkomen. Corendon heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Corendon tot betaling aan de passagiers van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli2016 tot aan de dag van gehele betaling, ;
5.2.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 102,37;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 400,00
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter