Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 mei 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2018.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat, een beroepsfout van haar voormalige advocaat, [gedaagde], aanvoert. De zaak betreft een echtscheidingsprocedure waarin eiseres in oktober 2012 juridisch advies heeft gevraagd aan [gedaagde] over huwelijkse voorwaarden en later om bijstand in de echtscheidingsprocedure. Eiseres stelt dat [gedaagde] haar niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand, wat heeft geleid tot een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] een beroepsfout heeft gemaakt door in het hoger beroep niet expliciet incidenteel appel in te stellen, wat resulteerde in een te lage partneralimentatie voor eiseres. De Hoge Raad heeft in een eerdere beschikking geoordeeld dat het hof Den Haag een fout heeft gemaakt, maar de rechtbank benadrukt dat deze situatie voorkomen had kunnen worden als [gedaagde] de juiste stappen had ondernomen. Eiseres vordert schadevergoeding voor de gevolgen van deze beroepsfout, die nader moet worden opgemaakt bij staat.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de beroepsfout en heeft haar veroordeeld tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade van eiseres. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres tot ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van reeds betaalde bedragen afgewezen, omdat er geen toereikende grond voor ontbinding was. De zaak zal verder worden behandeld in een schadestaatprocedure.