ECLI:NL:RBNHO:2018:1782

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
15/810015.16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in vereniging te Hoofddorp

Op 2 maart 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 januari 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, betrokken was bij een poging tot woninginbraak. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met geweld, waarbij hij de toegang tot de woning van het slachtoffer heeft geprobeerd te verschaffen door middel van braak en geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 12 maanden geëist.

De rechtbank heeft de verdachte, die kort na de melding van de woninginbraak in de buurt werd aangetroffen, als een van de daders aangemerkt. De verdachte voldeed aan het signalement van een van de inbrekers en vertoonde verdachte gedragingen, zoals een snelle ademhaling en zweten. De rechtbank heeft op basis van de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van het slachtoffer en getuigen, geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte ook werd verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan de Staat.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke onrust en de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers van woninginbraken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810015-16 (P)
Uitspraakdatum: 2 maart 2018
Verstek
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 februari 2018 in de zaak tegen:
[verdachte]
[geboortedatum]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
De politierechter heeft de zaak naar de meervoudige kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Hagemeier.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en zich en/of zijn mededader(s) daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een poortdeur en/of (vervolgens) een deur van genoemde woning heeft
opengebroken en/of geforceerd en/of die woning is binnengegaan en/of genoemde
woning heeft doorzocht en/of heeft getracht een kluis te openen en/of genoemde
[slachtoffer] (met kracht) tegen een deur heeft geduwd en/of (vervolgens) met een (ijzeren) staaf, althans een (hard) voorwerp, op/tegen diens (voor)hoofd en/of (elders) op/tegen diens lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft verbleven.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.2.
Bewijsoverweging:
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank dat verdachte kort na de melding van een “heterdaad” woninginbraak aan het [adres 2] door de politie in de directe omgeving van de woninginbraak wordt aangetroffen. Omdat hij grotendeels voldoet aan het doorgegeven signalement van één van de verdachten van de inbraak aan het [adres 2], wordt verdachte staande gehouden. Op dat moment wordt vastgesteld dat hij een snelle ademhaling heeft en bezweet is. Desgevraagd verklaart verdachte dat hij onderweg is naar zijn vriendin die in de buurt woont. Wanneer de politie hem daarover nader bevraagt, antwoordt verdachte steevast met “wat ?”, kennelijk om zichzelf meer tijd te gunnen voor de formulering van zijn antwoord. Hoewel hij aangeeft al een jaar een relatie met zijn vriendin te hebben, kan verdachte de achternaam en het adres van zijn beweerdelijke vriendin niet noemen. Ook voldoet verdachte aan het even later aangevulde signalement van de verdachten van de woninginbraak, te weten dat één van hen een donkere jas draagt met een bontkraag en een lengte heeft van ongeveer 1,50 à 1,70 meter. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat bij verdachte een visitekaartje van [bedrijf] is aangetroffen en dat een medeverdachte de Toyota Aygo, die op 23 januari 2016 ten tijde van de woninginbraak in de directe omgeving van de plaats delict heeft gestaan en ook is waargenomen, bij genoemd bedrijf heeft gehuurd, terwijl die medeverdachte de auto ook heeft bestuurd. Ten slotte is na de aanhouding van verdachte door de politie vastgesteld dat hij een zwelling op zijn achterhoofd had en verse wondjes. Die vaststelling past bij de verklaring van de aangever dat hij één van de inbrekers tijdens hun vlucht met een stok een klap heeft gegeven op het achterhoofd. Dat de op het hoofd van verdachte geconstateerde verwonding veroorzaakt zou zijn door haarimplantaten, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Nu verdachte voor alle in zijn richting wijzende en door de rechtbank als redengevende feiten en omstandigheden voor het bewijs gebruikte onderzoeksgegevens geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.dat verdachte één van de daders is geweest van de bewezenverklaarde poging tot woninginbraak aan [adres 2]
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 23 januari 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer], en zich en/of zijn mededaders daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat geld en/of die goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en daarbij die voorgenomen diefstal te doen volgen van geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, en/of een van zijn mededaders een poortdeur en vervolgens een deur van genoemde woning heeft opengebroken en/of geforceerd en die woning is binnengegaan en genoemde woning heeft doorzocht en heeft getracht een kluis te openen en genoemde [slachtoffer] met kracht tegen een deur heeft geduwd en vervolgens met een ijzeren staaf, tegen diens voorhoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de hoofdstraf

Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Samen met anderen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Op het moment waarop verdachte en zijn medeverdachten de woning van het slachtoffer aan het doorzoeken waren, kwam het slachtoffer thuis. Verdachte en zijn medeverdachten zijn op de vlucht geslagen en kwamen daarbij het slachtoffer tegen. Vervolgens hebben zij geweld tegen hem gebruikt door hem tegen een deur te duwen en met een ijzeren staaf tegen zijn hoofd te slaan. Het slachtoffer heeft letsel aan zijn hoofd en aangezicht opgelopen en is enige dagen niet in staat geweest te werken, zoals blijkt uit de toelichting van het slachtoffer ter terechtzitting.
Feiten als de onderhavige kenmerken zich doordat zij een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in hun woning. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast veroorzaken feiten als deze maatschappelijke onrust en brengen ze een gevoel van onveiligheid teweeg.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 januari 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensvermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport ten behoeve van de zitting van 29 april 2016 van [reclasseringsmedewerker] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar hetgeen de rechtbank in vergelijkbare gevallen pleegt op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.031,36 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit
- opgenomen verlofuren € 381,36
- reiskosten € 18,70
- immateriële kosten
€ 650,00
totaal € 1.031,36
Hoewel de kosten voor vergoeding van de opgenomen verlofuren op basis van een daarvoor niet bedoeld besluit zijn berekend, is de rechtbank van oordeel dat deze materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Het gehanteerde uurtarief is zonder meer lager dan het bedrag dat de benadeelde partij voor zijn werkzaamheden zou ontvangen en daarmee bepaald niet onredelijk.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk hebben betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot diefstal in vereniging met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.031,36 (een duizend en een en dertig euro en zes en dertig cent), bestaande uit € 381,36 als vergoeding voor de materiële en € 650,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.031,36 (een duizend en een en dertig euro en zes en dertig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H. Lauryssen, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. N.O.P. Roché, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2018.
Mr. Lauryssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
parketnummer: 15/810015-16
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 8 tot en met 10). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 23 januari 2016 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op 23 januari 2013 om 12.30 uur heb ik mijn woning gelegen aan de [adres 2] afgesloten en onbeschadigd achtergelaten. Op 23 januari 2016 omstreeks 22.10 uur kwam ik terug bij mijn woning. Mijn schuttingdeur stond op een kiertje open. Ik ben naar de tuindeur van mijn woning gelopen. Ik zag dat deze deur ook op een kiertje openstond. Ik hoorde geluiden van boven komen. Ik heb een stok gepakt. Ik hoorde dat er laatjes open en dicht gingen. Ik deed het licht aan in de hal en in mijn woonkamer. Ik hoorde verschillende stemmen roepen politie, politie. Ik zag drie personen de trap afkomen. Ik hoorde één roepen ga weg. Ze renden naar mij toe. Ik werd tegen de wc-deur aangeduwd door de voorste man die de trap afkwam. Deze persoon had een ijzeren staaf in zijn rechterhand. De derde die de trap afkwam had een koevoet in zijn rechterhand. Nummer 1 en nummer 2 die van de trap afkwamen duwden de deur van de hal naar de woonkamer dicht. Ik heb toen de deur open was, de tweede persoon die van de trap afkwam een roei verkocht met de stok. Ik raakte zijn achterhoofd. Hij had een capuchon op.
Ik kreeg toen een klap met de ijzeren staaf van nummer 1 die van de trap afkwam. Ik kreeg de klap op mijn voorhoofd. Ik zag dat nummer 1 en 2 die van de trap afkwamen door mijn woonkamer de achtertuin in renden. Ze renden alle drie door de opening van de schuttingsdeur weg.
Boven zag ik dat alle ruimten doorzocht waren. Op de tweede etage op de gang stond het dakraam open. Het dakraam was dicht toen ik vandaag mijn woning verliet.
Ik heb op de eerste etage twee kluizen staan deze waren onbeschadigd. op de tweede etage had ik ook nog een kluis staan. deze is beschadigd door de verdachten.
Ik heb een behoorlijke bult op mijn hoofd. Ik zag dat er uit de bult bloed kwam. Ik voelde een bonkende pijn.
Ik kan de verdachten als volgt omschrijven
verdachte 1
man, 1.75 meter lang, normaal postuur, rond hoofd, donkergekleurde jas, lengte net tot onder de bil, capuchon, niet op, sluik haar langs zijn ore, jonge jongens baardje, spijkerbroek.
verdachte 2
man, 1.75 meter lang, capuchon over zijn hoofd , donkergekleurde jas, lengte net onder de bil.
verdachte 3
man, kort donker haar ongeveer 5 centimeter lang, stond wild omhoog, rond gezicht en groene of bruine jas, lengte tot net boven de bil.
Ik heb schade aan mijn schuttingdeur en kozijn en verder ook aan het slot en het kozijn van mijn openslaande deuren.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Een proces-verbaal van aanvullende aangifte (doorgenummerde pagina’s 28 en 29). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 23 januari 2016 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van [verbalisant] afgelegde verklaring:
Door de klap heb ik een behoorlijke bult op mijn voorhoofd. Er zijn geen goederen uit mijn woning weggenomen. Er is geprobeerd een kluis mee te nemen. Ik zag dat deze kluis beschadigd was.
De tweede man droeg een capuchon met een vrij lichte bontkraag over zijn hoofd. Hij droeg een donkerkleurige jas. Ik heb met de stok op zijn achterhoofd geslagen.
Een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina’s 40 tot en met 45). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] dan wel één hunner:
Op 23 januari 2016 omstreeks 22.15 uur kregen wij het verzoek om te gaan naar de [adres 3]. Aldaar zou een heterdaad woninginbraak gaande zijn.
Tijdens het aanrijden hoorden wij dat een collega een personenauto, een witte Toyota Aygo, voorzien van het [kenteken] midden op de Van Heuven Goedhartlaan had zien stoppen. Vervolgens zag hij twee personen het voertuig ingaan. Hij zag het voertuig vervolgens met hoge snelheid wegrijden.
Op dat moment kregen wij te horen dat er een heterdaad inbraak plaatsvond op [adres 2]. Wij zijn via de Van Heuven Goudhartlaan richting [adres 2] gereden. Op 23 januari 2016 omstreeks 22.29 uur reden wij op de Ommerbos.
Wij zagen op het trottoir een man ons tegemoet lopen. Wij zagen dat deze man ongeveer 1.60 meter lang was, een donkere jas, tot over de heupen, droeg. Tevens zagen wij dat de jas een lichte bontkraag had.
Wij zagen dat deze man, op het moment dat wij langsreden, direct zijn gezicht wegdraaide. Wij zagen dat deze man grotendeels zijn rits van zijn winterjas had opengeritst. Wij vonden dit opvallend. Omdat het signalement van de man grotendeels overeenkwam, hebben wij deze man staande gehouden. Wij vroegen aan de man waar hij naar onderweg was. We hoorden de man zeggen “wat?”. Wij hoorden de man zeggen: “Me vriendin woont hier en ik ben onderweg naar haar”.
Op alle vragen die wij vervolgens stelden hoorden wij de man constant antwoorden met ‘wat’.
De man gaf op te zijn
[verdachte], [geboortedatum]), [adres 1]
Wij zagen dat [verdachte] een snelle ademhaling had en redelijk buiten adem was en een redelijk bezweet voorhoofd.
[verbalisant]: ik vroeg hoe lang hij al een relatie had met zijn vriendin. Wij hoorden verdachte zeggen dat hij inmiddels een jaar een relatie met haar had. Ik vroeg wat haar achternaam was. Wij hoorden verdachte zeggen dat hij dat niet wist.
Als aanvulling op het eerder gegeven signalement kregen wij te horen dat de verdachte een donkere jas droeg met een bontkraag en een lengte had van ongeveer 1.50 – 1.70 meter.
Aanhouding [verdachte]:
Gezien het feit dat:
- Hij voldeed aan het signalement;
- hij een onsamenhangende verklaring had voor de reden dat hij in deze wijk was;
- uit de richting kwam waar de getuige de personen had weg zien rennen.
waarneming verwonding bij verdachte door [verbalisant]
Ik heb het hoofd van verdachte bekeken. Ik zag bovenop het hoofd een rode plek zitten. Deze rode plek herkende ik als een lichte bloeduitstorting. Rondom deze plek zag ik meerdere rode wondjes. Ik zag dat de rode kleur in de wondjes veroorzaakt werd door zijn bloed. Ik zag dat het bloed nog niet gestold was. Hieruit maak ik op dat de wondjes vers waren. Ik voelde een lichte bobbel of zwelling.
waarneming verwonding bij verdachte door [verbalisant]:
Ik heb het hoofd van [verdachte] bekeken. Bovenop het hoofd zag ik een rode plek. Deze rode plek herkende ik als een lichte bloeduitstorting. Rondom deze plek zag ik kleine rode wondjes. Ik zag dat het bloed in de wondjes nog niet was opgedroogd. Ik heb aan het hoofd van [verdachte] gevoeld en ik voelde een onnatuurlijke bobbel dan wel zwelling op dezelfde plek van de rode plek.
Verdachte wordt als volgt beschreven:
man, ongeveer 1.60 meter, blank uiterlijk, haardracht opvallend lange haren van links naar rechts plat liggend, dun, zwarte winterjas, opvallend geel koord met haak aan het einde, bontkraag op capuchon van de winterjas, groen-bruin overhemd, blauwe spijkerbroek en donkere sportschoenen.
Een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina’s 57 en 58). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de [verbalisant]:
Op 23 januari 2016 omstreeks 22.10 uur reed ik over de Provincialeweg N 201 in Hoofddorp. Op dat moment werd door de centralist van de Meldkamer meegedeeld dat er op dat moment een woninginbraak gaande was aan het [adres 3].
Rijdend over de Van Heuven Goedhartlaan in de richting van de kruising met [adres 2] zag ik voor mij een personenauto stilstaan midden op de rijbaan en wel ter hoogte van de bushalte R/net, halte Bornholm. Toen ik deze auto, een witte Toyota Aygo voorzien van het kenteken [kenteken] naderde, zag ik vanuit de richting van het [adres 2] twee man aan komen rennen en achter in deze auto stappen.
De auto reed direct weg. Ik heb het kenteken genoteerd en nam vluchtig een signalement op van de rennende mannen. Beide personen waren lichtgetint, beiden waren donker gekleed, een had een donkerblauwe drie kwart jas aan met vermoedelijk een bontkraag. De tweede man had eveneens een drie kwart jas aan, vermoedelijk kleur zwart. Beiden waren tussen de 20 en 25 jaar oud. De derde persoon was eveneens lichtgetint, donker gekleed en een op een ringbaardje gelijkend gezichtsbeharing.
De daders van de 1e melding [adres 3] waren al lang weg. Direct op dat moment werd door de Meldkamer meegedeeld dat er nog een inbraak gaande was. Ditmaal aan de [adres 2]. De daders waren weggerend richting de zogenaamde Zuidtangenthalte van lijn 300, halte Bornholm.
Gezien het tijdstip van de meldingen vermoed ik dat de beide mannen die ik had zien rennen de daders moeten zijn geweest van in ieder geval laatstgenoemde inbraak. Later bleek dat de getuige\aangever van de inbraak aan het [adres 2] een overeenkomstig signalement opgaf als ik had waargenomen.
Een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina’s 57 en 58). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de [verbalisant]
Op 23 januari 2016 werd gezien dat er twee mannen uit de richting [adres 2] kwamen rennen en in een witte Toyota Aygo, voorzien van het [kenteken] stapten. Uit de gegevens van het Rijksdienst van het Wegverkeer (RDW) werd bekend dat de Toyota op naam staat van het bedrijf genaamd [bedrijf].
Uit het ontvangen huurcontract en factuur bleek dat de Toyota verhuurd was vanaf 10 januari 2016 11.43 uur tot en met 24 januari 2016 te 12.32 uur. De huurder bleek te zijn: [medeverdachte]
Een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina 54). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de [verbalisant]
Op 25 januari 2016 heb ik een onderzoek ingesteld in de fouillering van [verdachte], geboren op 14 december 1990.
In de fouillering trof ik een visitekaartje van [bedrijf] aan.
Een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina’s 68 tot en 81). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de [verbalisant]
De Track en Trace gegevens over de periode 10 januari 2016 tot en met 24 januari 2016 van de Toyota, voorzien van het [kenteken], zijn gevorderd bij het [bedrijf]., opgevraagd en onderzocht.
Uit het onderzoek bestaat het vermoeden dat de bestuurder van de Toyota twee van de drie weggevluchte daders bij de poging heeft opgepikt op de Van Heuven Goudhartlaan te Hoofddorp en dat [verdachte] de derde gevluchte dader is.
  • op zaterdag 23 januari 2016 was de Toyota zowel in de directe omgeving dan wel in de omgeving geweest waar [medeverdachte] en de [verdachte] woonachtig zijn;
  • Op het moment dat de poging woninginbraak [adres 2] werd ontdekt was de Toyota in de directe omgeving en reed rond dat tijdstip voor de woning [adres 2] weg.
  • Uit de Track en Trace gegevens van de Toyota bleek dat deze op zaterdag 23 januari 2016 om 21.53 uur ruim 20 minuten had stilgestaan op de locatie [adres 2], een locatie voor het perceel [adres 2] waar de poging plaatsvond
  • Daarnaast werd gezien dat er twee mannen die uit de richting van de poging woninginbraak [adres 2] kwamen rennen in de Toyota stapten;
  • De route van de Toyota gereden op 23 januari 2016 in Hoofddorp is ogenschijnlijk een onlogische route;
  • De Toyota werd een dag na de poging woninginbraak direct teruggebracht naar het [bedrijf]
  • [verdachte] was in het bezit van een visitekaartje van het bedrijf Autohandel Zeeburg B.V.
Een proces-verbaal van verhoor van de [medeverdachte] (doorgenummerde pagina’s 96 tot en met 100), inhoudende diens verklaring:
“Ik heb van 10 januari 2016 tot 24 januari 2016 de Toyota Aygo [kenteken] gehuurd. U laat mij zien dat alleen de huurder in de auto mag rijden. Dit deed ik ook.”