Op 2 oktober 2017 heeft verzoeker, wonende te Koog aan de Zaan, schriftelijk een verzoek tot wraking ingediend van de rechters en de griffier in een aanhangige bestuursrechtelijke zaak bij de Rechtbank Noord-Holland, afdeling publiekrecht, sectie belastingrecht, locatie Haarlem. Dit verzoek is ontvangen op 10 oktober 2017. De wraking is gericht tegen mr. M.C. van As en mr. S.K.A. Efstratiades, die betrokken waren bij de behandeling van de hoofdzaak, waarin verzoeker eerder op 22 augustus 2017 kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard door mr. Van As, omdat het griffierecht niet was betaald. Verzoeker heeft verzet ingesteld tegen deze beslissing, waarbij mr. Efstratiades de behandelend rechter was.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek tot wraking moet worden gedaan voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Aangezien verzoeker zijn wrakingsverzoek heeft ingediend nadat er al uitspraak was gedaan, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is het verzoek niet gemotiveerd, wat ook leidt tot niet-ontvankelijkheid. De wrakingskamer heeft verder opgemerkt dat griffiers niet gewraakt kunnen worden, en dat alleen rechters die de zaak behandelen gewraakt kunnen worden.
De beslissing van de wrakingskamer is op 14 februari 2018 openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.