Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Agora,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Stichting Agora, gevestigd te Zaandam, een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij te ontbinden. De verwerende partij heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Stichting baseert haar verzoek op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, met als argument dat de verwerende partij ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid, en dat herplaatsing niet meer mogelijk is. De verwerende partij heeft erkend dat hij niet in staat is om zijn functie naar behoren uit te voeren en ziet ook geen mogelijkheden voor herplaatsing. Hierdoor zijn beide partijen het erover eens dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet realistisch is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in de wet. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 juni 2018, waarbij partijen overeenkomen dat er een opzegtermijn van drie maanden geldt. Tevens is besloten dat er geen vergoeding aan de ontbinding verbonden is, waardoor de Stichting geen gelegenheid hoeft te krijgen om het verzoek in te trekken. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.
De beschikking is op 28 februari 2018 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. P.J. Jansen, in aanwezigheid van de griffier.