Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Concert- en Cultuurpodium Purmerend,
1.Het procesverloop
2.De feiten
mengtafels
exploitatie
personeelsdossiers zijn op orde en het bestuur was op de hoogte
herkent niet dat een aantal zaken uit de hand kunnen lopen.(…)
:
Door een van de avondcoördinatoren ( [naam 2] ) is via haar juridisch adviseur een claim ingediend, welke veroorzaakt wordt door onvoldoende regie (…).
De kennelijk urgente noodzakelijke vervanging van de mengtafels is i.o. ontspoord. Uw rol in dit proces heeft daarbij versterkend gewerkt: het plotseling verzoeken van een vervanging via de penningmeester met summiere onderbouwing, het zonder wijzigingen doorsturen aan het bestuur van een nadere toelichting zonder naam/toenaam (…). Daarnaast heeft u niet getracht voldoende kennis inzake de vervanging te vergaren teneinde het advies van uw medewerker kritisch te (kunnen) beoordelen maar bent u voetstoots afgegaan op de door hem aangeleverde stukken (…). Daarnaast is gesproken over een aantal vergelijkbare zaken die inmiddels zijn opgelost (…). Wij verwachten van u dat u de regie in deze ook weer zult oppakken.”
krijgt de opdracht dat te gaan uitvoeren, waarbij [penningmeester][kantonrechter: [penningmeester] ]
bereid is [verweerder] daar bij te ondersteunen. Het bestuur wijst [verweerder] op de reeds eerder gemaakte opzetjes door [penningmeester] .”
de weekrapportages komen niet, ondanks herhaaldelijk rappel
de planningen komen niet, ondanks herhaaldelijk rappel en aangeleverd format
de tegenvallende bezoekersaantallen blijven doorlopen
3.Het verzoek
4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek
5.De beoordeling
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, p. 130). Daarbij moet dan in ieder geval wel sprake zijn van zodanige verschillen van inzicht dat in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van dergelijke verschillen van inzicht is in dit geval niet gebleken. Uit wat hiervoor is overwogen, blijkt dat partijen een verschil van inzicht hebben gehad over de wijze van programmering en het ‘vierogenprincipe’. Van een dergelijk verschil van inzicht is geen sprake meer, omdat [verweerder] zich vanaf 2016 heeft gehouden aan de afspraken daarover en zich dus conformeert aan het beleid van het bestuur van P3. Verder heeft [verweerder] op de zitting van 25 januari 2018 toegelicht dat er onlangs een (concept-) rapport is opgesteld waarin aanbevelingen zijn gedaan voor het te voeren beleid door P3, en dat zowel hij als het bestuur van P3 daar achter staan. Die toelichting is niet weersproken door P3. Ook daaruit blijkt dus geen verschil van inzicht tussen partijen over het te voeren beleid. Het enkele feit dat P3 geen vertrouwen meer heeft in [verweerder] als directeur, zoals P3 stelt, kan in dit geval op zichzelf geen grond voor ontbinding opleveren. Zoals hiervoor is overwogen, kan voor dat gestelde gebrek aan vertrouwen immers onvoldoende steun worden gevonden in de stukken.