Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser1],
[eiser2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 februari 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2017.
2.De feiten
“Naar aanleiding van uw bovenaangehaalde brief, waarin u vraagt de pakhuisjes [adres] te mogen gebruiken, deel ik u mede dat dit niet mogelijk is aangezien deze pandjes na aankoop door de gemeente reeds in vrij gebruik zijn gegeven aan derden.Ten aanzien van de grond (voorheen [adres]) heb ik geen bezwaar dat u de grond gebruikt als tuin tot het moment waarop de gemeente deze grond zelf nodig heeft.Ik ga er dan wel vanuit dat u de grond geheel ontruimd oplevert. Indien u hiermee akkoord kunt gaan, verzoek ik u bijgaande kopie van deze brief voor akkoord getekend aan mij terug te zenden. (…)”
“(…) Na de presentatie van de nieuwbouw ideeën voor diverse lokaties in De Kamp op 25 mei j.l. hebben wij een aantal keren met elkaar gesproken. Mijn inzet daarbij was onderzoek naar de mogelijkheid voor de lokatie [adres] een, voor u als “buren” en voor de opdrachtgever c.q. de gemeente, aanvaardbaar plan te ontwikkelen. In gesprekken gehouden op 27 mei, 3 juni en 14 juli is gesproken over de positie van partijen en over mogelijke aanpassing van het bouwplan. Het u ter beschikking stellen van extra buitenruimte (op het dak van de gedachte nieuwbouw) en het beperken van de uitzichtmogelijkheden vanuit de nieuwe woningen op deze buitenruimte leidde niet tot consensus. (…)Inmiddels zijn de bouwplannen verder ontwikkeld. Om te voorkomen dat bij gebrek aan overeenstemming over de lokatie [adres] het totale project gevaar zou lopen is de ontwikkeling van een bouwplan aldaar stilgezet. (…) De heer [A.] heeft u reeds mondeling in kennis gesteld van het (vooralsnog) stilleggen van de planontwikkeling op de naast u gelegen lokatie. (…)”
“Aanvragen kavels grond / panden bij [B.] 2000/2001”staat ook de naam van [eiser1].
“Uw cliënt bij brief van 18 juni 1990 -onder andere- de gemeente gevraagd de grond (voorheen [adres]) te mogen gebruiken. Bij brief van 24 oktober 1990 (…) is u cliënt bericht dat hiertegen geen bezwaar bestaat. Voorwaarde is dat het gebruik eindigt op het moment dat de gemeente de grond zelf nodig heeft. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat uw cliënt de grond geheel ontruimd oplevert. (…) Gelet op het vorenstaande zijn wij niet bereid de gevraagde medewerking te verlenen. (…)”
I. een verklaring voor recht dat het perceel aan de [adres] te [woonplaats] in eigendom aan [eiser1 c.s.] toebehoort;
II. veroordeling van de gemeente Haarlem om binnen twee weken na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan notariële overdracht aan [eiser1 c.s.] van het perceel aan de [adres] te [woonplaats] op kosten van de gemeente Haarlem, primair met bepaling dat indien de gemeente Haarlem in gebreke blijft met verlening van de gevorderde medewerking, dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als de notariële akte tot overdracht en subsidiair op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag met een maximum van € 50.000,-;
III. veroordeling van de gemeente Haarlem in de proceskosten inclusief de nakosten en de wettelijke rente.
4.De beoordeling
De brief van 18 juni 1990 waarnaar wordt verwezen in de brief van de gemeente Haarlem, kent [eiser1 c.s.] evenmin. Deze is door de gemeente Haarlem niet overgelegd, zodat niet duidelijk is op welk verzoek in de brief van 24 oktober 1990 wordt gereageerd. Enig bewijs waaruit blijkt dat de brief van 24 oktober 1990 daadwerkelijk door [eiser1 c.s.] is ontvangen, is evenmin overgelegd. Bij deze stand van zaken kan niet worden aangenomen dat tussen partijen sprake was van een gebruiksovereenkomst.
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)