In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de akte van de burgerlijke stand, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op de nietigverklaring van de erkenning van een kind door de echtgenoot van de moeder, op basis van artikel 54 van het Somalisch personeelsstatuut. De rechtbank oordeelde dat er naar Somalisch recht geen familierechtelijke betrekking was ontstaan tussen de echtgenoot en het kind, omdat er gedurende een langere periode dan twaalf maanden voor de geboorte van het kind geen contact was geweest tussen de moeder en haar echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de echtgenoot, Samad, beiden de Somalische nationaliteit bezaten ten tijde van de geboorte van het kind. De rechtbank concludeerde dat de erkenning van het kind door de echtgenoot ten onrechte was opgenomen in de geboorteakte, en dat het verzoek van de officier van justitie om de akte te wijzigen, moest worden afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij de rechtbank rekening hield met de juridische en sociale gevolgen van de erkenning. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals de bijzondere curator en de ambtenaar van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft de afwezigheid van de belanghebbende, die niet ter zitting verscheen, opgemerkt, maar dit heeft geen invloed gehad op de beslissing.