ECLI:NL:RBNHO:2018:145

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
5805999 \ CV EXPL 17-2586
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en compensatie bij vertraging van luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Emirates. De passagier had een vordering ingesteld tegen Emirates wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur op een vlucht van Dubai naar Brisbane, uitgevoerd door Emirates. De passagier had zijn tickets geboekt via cheaptickets.nl bij Qantas, maar de vlucht van Amsterdam naar Dubai was zonder vertraging uitgevoerd. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

Emirates betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en stelde dat de passagier geen contractuele relatie met hen had, aangezien de boeking via Qantas was gedaan. De kantonrechter oordeelde dat Emirates geen woonplaats in Nederland had en dat de Nederlandse rechter daarom geen rechtsmacht had om de vordering te behandelen. De rechter concludeerde dat de passagier niet voldoende bewijs had geleverd dat er een aanknopingspunt was met het filiaal van Emirates op Schiphol. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en veroordeelde de passagier in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de complexiteit van internationale rechtsmacht in zaken die betrekking hebben op luchtvaart en de noodzaak voor passagiers om te begrijpen met welke luchtvaartmaatschappij zij daadwerkelijk een overeenkomst aangaan. De uitspraak is relevant voor passagiers die compensatie eisen voor vertragingen en de juridische implicaties van hun boekingskeuzes.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5805999 \ CV EXPL 17-2586
Uitspraakdatum: 10 januari 2018
Vonnis in de zaak van:
[eiser]te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
(proces)gemachtigde R. van Schendel
tegen
de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten), mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Emirates
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 8 maart 2017 een vordering tegen Emirates ingesteld. Emirates heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd en zijn eis gewijzigd, waarna Emirates een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft via de website “cheaptickets.nl” bij Qantas tickets geboekt voor de vlucht op vrijdag 21 augustus 2015 van Amsterdam naar Dubai (vluchtnummer QF8148) en op zaterdag 22 augustus 2015 van Dubai naar Brisbane (vluchtnummer QF8432). De (deel)vluchten werden uitgevoerd door Emirates.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Dubai is conform schema (zonder vertraging) uitgevoerd. De vlucht van Dubai naar Brisbane heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen. De afstand van Amsterdam naar Brisbane bedroeg 16.203 kilometer.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Emirates gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Emirates heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert - na eiswijziging - dat Emirates bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf 23 februari 2017, althans vanaf de datum van de dagvaarding;
- € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 februari 2017 althans vanaf de datum van de dagvaarding;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en onder meer het Folkerts-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 26 februari 2013 (C-11/11). De passagier stelt dat Emirates vanwege de vertraging van de vlucht van meer dan vier uur gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Emirates van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Emirates betwist primair dat de passagier Claimingo heeft gevolmachtigd namens hem betaling van Emirates te vorderen. Emirates betwist daarnaast de rechtsmacht van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van de vorderingen van de passagier. Voorts voert Emirates aan dat zij de operating carrier was van de vlucht, nu de passagier (via cheaptickets.nl) bij Qantas tickets heeft geboekt. Qantas is dan ook volgens Emirates de contractuele wederpartij van de passagier. De Verordening is volgens Emirates niet van toepassing op vluchten die een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij buiten Europa uitvoert, in dezen de vlucht van Dubai naar Brisbane, op welke vlucht de vertraging is ontstaan. Het Air France / Folkerts-arrest (het Folkerts-arrest) van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 26 februari 2013 gaat hier niet op. Uit het Emirates / Schenkel arrest van het Hof van 10 juli 2008, C-173/07 (het Emirates-arrest), moet worden afgeleid dat de vluchten van Schiphol naar Dubai en van Dubai naar Brisbane als aparte vluchten moeten worden aangemerkt en daarom apart moeten worden getoetst aan het toepassingsbereik van de Verordening. Dubai heeft te gelden als de eindbestemming van de eerste vlucht. De daarop volgende vlucht van Dubai naar Brisbane valt niet onder het bereik van de Verordening, nu de plaatsen van vertrek en eindbestemming niet zijn op een in de EU gelegen luchthaven. Ten slotte verweert Emirates zich tegen de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat blijkens de door de passagier overgelegde productie 4 bij de dagvaarding en productie 15 bij de conclusie van repliek voldoende is komen vast te staan dat de passagier een last heeft verleend aan Claimingo om namens en in plaats van de passagier alle (rechts)handelingen te verrichten, inclusief correspondentie en gerechtelijke procedures, die nodig zijn voor het innen van de onderhavige vordering.
5.2.
Nu Emirates een vennootschap naar buitenlands recht is en statutair gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) is, heeft de onderhavige zaak internationale aspecten en dient de kantonrechter ambtshalve te oordelen omtrent de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht.
5.3.
Ingevolge artikel 6 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis-Verordening) dient in dit geval de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. Ingevolge artikel 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. De woonplaats van een rechtspersoon is – ingevolge artikel 1:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) – daar waar hij zijn statutaire zetel heeft. De statutaire zetel van Emirates is gelegen in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, zodat zij op grond van artikel 1:10 lid 2 BW geen woonplaats heeft in Nederland als bedoeld in artikel 2 Rv. Artikel 1:14 BW brengt hierin geen verandering. Het enkele feit dat een vennootschap een filiaal houdt in een arrondissement kan nog geen bevoegdheid creëren. Emirates heeft aangevoerd dat haar kantoor op Schiphol op geen enkele wijze bij de onderhavige kwestie betrokken is geweest. De passagier heeft dit niet betwist en heeft niets aangevoerd waaruit blijkt welk aanknopingspunt de gestelde vordering heeft met het filiaal van Emirates te Schiphol.
5.4.
Artikel 6, aanhef, sub d Rv bevat een rechtsmachtgrond ten behoeve van consumentenovereenkomsten. Vast staat echter dat de passagier een (vervoers)overeenkomst heeft gesloten met Qantas, maar niet met Emirates, zodat alleen al daarom de rechtsmacht niet gebaseerd kan worden op grond van artikel 6, aanhef, sub d Rv.
5.5.
Aan de Nederlandse rechter komt dan ook geen rechtsmacht toe, zodat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren.
5.6.
De passagier zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De nakosten worden ook toegewezen tot € 50,--, voor zover Emirates deze kosten daadwerkelijk maakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de Emirates tot en met vandaag worden begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde en
veroordeelt de passagier tot betaling van € 50,00 aan nasalaris, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Emirates worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter