Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Koninklijke PostNL B.V.,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Koninklijke PostNL B.V. (de werkgeefster) en een werknemer die zich ziek had gemeld. De werknemer heeft zich na zijn ziekmelding op 21 april 2017 niet meer laten horen en heeft geen enkele poging gedaan om te voldoen aan zijn re-integratieverplichtingen. Ondanks herhaalde uitnodigingen en aanmaningen van de werkgeefster om contact op te nemen en zich te laten controleren door de bedrijfsarts, heeft de werknemer niet gereageerd. De werkgeefster heeft uiteindelijk een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, waarbij zij zich beroept op ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet is verschenen op de zitting en dat hij niet heeft gereageerd op de correspondentie van de werkgeefster. De rechter heeft geoordeeld dat de werkgeefster voldoende heeft aangetoond dat de werknemer zijn wettelijke re-integratieverplichtingen niet is nagekomen en dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van de uitspraak en bepaald dat de werkgeefster geen transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd is. Tevens is de werknemer veroordeeld in de proceskosten van de procedure.
De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de artikelen 7:669 en 7:671b van het Burgerlijk Wetboek, die de voorwaarden voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan regelen. De rechter heeft geconcludeerd dat herplaatsing van de werknemer niet mogelijk is en dat de omstandigheden zodanig zijn dat van de werkgeefster niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.