Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De vordering
2.Het standpunt van de officier van justitie
3.Het standpunt van de verdediging
- [benadeelde 1] en [benadeelde 2] : € 2.803,45
- [benadeelde 3] : € 1.087,11
- [benadeelde 4] en [benadeelde 5] : € 7.164,83
- [benadeelde 6] : € 3.096,48
- [benadeelde 7] : € 1.350,21
- [benadeelde 8] : € 1.884,71
- [benadeelde 9] : € 1.183,18
€ 915,67 tegoed van [bedrijf] [3] ;
- [benadeelde 10] : € 915,67
- [benadeelde 11] : € 855,00
- [benadeelde 12] : € 910,48
- [benadeelde 13] : € 279,50
€ 21.530,62.
De rechtbank is derhalve niet gehouden om betalingen aan de Staat in het kader van de schadevergoedingsmaatregel in mindering te brengen op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, indien die betalingen nog niet zijn voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank doet de wetswijziging niet af aan haar bevoegdheid daartoe.
In deze zaak acht de rechtbank termen aanwezig om die betalingen in mindering te brengen.
5.Toepasselijke wettelijke bepaling
6.Beslissing
€ 16.082,26 (zestienduizend tweeëntachtig euro en zesentwintig cent)ter ontneming van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.7
.