Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
mr. E. Visser, en van hetgeen door verdachte en mr. H.R. Kant, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
Er is sprake van een complot. [slachtoffer 1] wil wraak nemen op verdachte, omdat zij jaloers is op zijn relaties met andere vrouwen. [slachtoffer 1] heeft zelf het initiatief genomen om in en vanuit de woning van verdachte prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en zij is degene geweest, die vervolgens vriendinnen van haar heeft geworven om in en vanuit de woning van verdachte (en eveneens op basis van vrijwilligheid) prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten. Van aangeefster [slachtoffer 4] , die zelf reageerde op een advertentie van één van de andere dames toen medeverdachte [slachtoffer 1] even uit beeld was, wist verdachte de eerste paar maanden weinig af. Toen [slachtoffer 1] weer terug kwam, was zij degene die net als eerder dit prostitutiebedrijf leidde. De inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden gingen vooral naar de dames zelf en voor zover verdachte meer geld heeft ontvangen dan was afgesproken, betreft het een lening en is sprake van een civiele zaak die niet door de meervoudige strafkamer behandeld dient te worden, maar door de civiele rechter. Verdachte heeft nooit iemand gedwongen en nooit geweld gebruikt. [slachtoffer 3] heeft nooit gewerkt als prostituee. Zij heeft slechts schoonmaakwerkzaamheden verricht.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sancties
7.Bijkomende straf: verbeurdverklaring
8.Vermogensmaatregel
9.Teruggave in beslag genomen en niet teruggegeven dagboek
10.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 188.134,14 ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 168.134,14) en immateriële schade (€ 20.000) die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
[slachtoffer 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 140.685 ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 125.685) en immateriële (€ 15.000) schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
[slachtoffer 4]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 14.700 ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 7.200) en immateriële schade (€ 7.500) die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
42 maanden.
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 32.000,bestaande uit € 17.000 als vergoeding voor de materiële en € 15.000 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
148 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 32.100, bestaande uit € 17.100 als vergoeding voor de materiële en € 15.000 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
149 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
M. [slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 14.700, bestaande uit € 7.200 als vergoeding voor de materiële en € 7.500 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
68 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.