In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben eisers, eigenaren van een perceel, een vordering ingesteld tegen hun buurman, gedaagde, met betrekking tot een overhangende dakgoot van een nieuwe schuur die door gedaagde is gebouwd. De eisers stellen dat de overhang van de dakgoot hen belemmert in het onderhoud van hun woning en dat dit een inbreuk vormt op hun eigendomsrechten. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, inclusief een tussenvonnis en een comparitie van partijen, waarbij de feiten zijn vastgesteld en de standpunten van beide partijen zijn gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen belang hebben bij de verwijdering van de dakgoot, omdat zij in het verleden geen onderhoudswerkzaamheden aan hun dak hebben laten uitvoeren en de overhang van de dakgoot hen niet daadwerkelijk belemmert in hun onderhoudsmogelijkheden. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van misbruik van recht, zoals bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek, en wijst de vordering van de eisers af. Tevens worden de eisers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 1.377,00. Dit vonnis is uitgesproken op 29 mei 2019 door mr. M. Wouters.