ECLI:NL:RBNHO:2018:11779

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
7185323 \ AO VERZ 18-131
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag op staande voet wegens onrechtmatige toe-eigening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, KLM Catering Schiphol Services B.V. (KCS). De werkneemster had op 3 september 2018 een verzoek ingediend om het door KCS gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. KCS had haar op 18 juli 2018 op staande voet ontslagen wegens onrechtmatige toe-eigening van een product. De werkneemster stelde dat zij op verzoek van een collega een stukje van een product had geproefd om te bepalen of het vis of vlees was, en dat dit handelen niet kon worden aangemerkt als onrechtmatige toe-eigening.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De rechter concludeerde dat de werkneemster niet met opzet een product had toegeëigend, maar dit deed in het kader van haar functie en op verzoek van een collega. De kantonrechter stelde vast dat KCS onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Bovendien werd opgemerkt dat, gezien de lange dienstverband van de werkneemster en haar over het algemeen goede functioneren, een waarschuwing eerder op zijn plaats zou zijn geweest.

De kantonrechter heeft het verzoek van de werkneemster toegewezen, het ontslag op staande voet vernietigd en KCS veroordeeld tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling. KCS werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het verzoek van KCS tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat er geen redelijke grond voor ontbinding was aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7185323 \ AO VERZ 18-131
Uitspraakdatum: 16 november 2018
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij in het verzoek
verwerende partij in het tegenverzoek
hierna te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. R.G.J. van Ommeren
tegen
de besloten vennootschap KLM Catering Schiphol Services B.V.
gevestigd te Schiphol
verwerende partij in het verzoek
verzoekende partij in het tegenverzoek
hierna te noemen: KCS
gemachtigde: mr. R.A.C.G. Martens

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft op 3 september 2018 primair een verzoek gedaan om het door KCS gegeven ontslag op staande voet te vernietigen, en subsidiair om ten laste van KCS een billijke vergoeding toe te kennen. [werkneemster] heeft ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen. KCS heeft op 16 oktober 2018 een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 19 oktober 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [werkneemster] bij brieven van 9 en 18 oktober 2018 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
KCS verzorgt cateringmaaltijden voor vliegtuigmaatschappijen.
2.2.
[werkneemster] , geboren op [geboortedatum] 1964, is op 15 oktober 1994 in dienst getreden bij KCS als foodservice medewerker. De laatste functie die [werkneemster] vervulde, is die van flow coördinator, met een salaris van € 3.479,19 bruto per maand.
2.3.
Tot februari 2016 heeft [werkneemster] als leidinggevende gewerkt in de functie van shiftleader. Het functioneren van [werkneemster] als shiftleader is over de jaren 2009-2010, 2010-2011 en tot november 2012 als “goed” beoordeeld. Het functioneren over de periode november 2012 tot oktober 2014 als “matig”. Over de periode oktober 2014 tot oktober 2015 is het functioneren als “onvoldoende” beoordeeld.
2.4.
Na een persoonlijk ontwikkeltraject is [werkneemster] op 1 februari 2016 aangesteld als flow coördinator. Een flow coördinator valt organisatorisch onder leiding van een shiftleader.
2.5.
Het functieprofiel van een flow coördinator vermeldt als taakomschrijving onder meer het bewaken van de procesvoortgang en realiseren van afgesproken productiedoelstellingen volgens standaarden; bevestigen van de kwaliteit en uitvoeren van routine-checks; reageren op andon-signalen van medewerkers; nemen van routinematige beslissingen met betrekking tot de voortgang en realisatie doelstellingen.
2.6.
In het jaargesprek over de periode oktober 2016 tot september 2017 is de omgang en samenwerking tussen [werkneemster] met collega’s en met de directe chef als “goed” beoordeeld. Bij de samenvatting van de beoordeling staat het volgende vermeld:
“ Ik vind dat je goede stappen hebt gemaakt in deze beoordelingsperiode. Het is duidelijk dat je de feedback serieus hebt genomen en hiermee aan de slag bent gegaan. Ga zo door.”
Als eindoordeel is een “goed” gegeven.
2.7.
Eén van de huisregels van KCS is het verbod om ‘onrechtmatig toe te eigenen’: het niet mogen meenemen van eigendommen van KCS en/of haar klanten buiten het werk om en zonder toestemming van de leidinggevende.
2.8.
In een brief van 17 augustus 2015 heeft KCS de huisregel toegelicht en gemeld dat onrechtmatige toe-eigening leidt tot ontslag op staande voet.
De brief vermeldt verder voor zover relevant:
“ Een eventuele “lage” waarde van een toegeëigende zaak doet er niet toe. Het wegvallen van het vertrouwen in elkaar is dé reden waarom KCS op staande voet ontslaat.
Meestal wordt spoedig duidelijk of er sprake is van onrechtmatige toe-eigening. Een aantal voorbeelden zijn: een pallet Coca Cola dat ’s nachts in de verkeerde richting langs de slagboom gaat, het tillen van een doos whisky over het hek van Airside naar Landside, het blikje tonic, bestemd voor een van onze klanten, dat hier wordt opengemaakt om het op te drinken, de banaan, het rolletje pepermunt of het paaseitje in een mandje op een trolley in het vliegtuig dat wordt opgegeten tijdens het lossen van het vliegtuig. Deze producten hebben weinig waarde. Toch erkent de rechter dat er sprake is van onrechtmatige toe-eigening waarop ontslag op staande voet gegeven mag worden.
(…)
Wat doet KCS als onrechtmatige toe-eigening wordt vermoed?Als en zodra een eerste indruk bestaat van onrechtmatige toe-eigening, stelt KCS de medewerker op non-actief om de kwestie dieper te onderzoeken. Er wordt altijd gelegenheid gegeven het gebeurde toe te lichten. Ook is bijstand door een collega altijd mogelijk.KCS kijkt niet alleen naar wat er is gebeurd, maar betrekt – per geval- ook alle omstandigheden van de situatie, inclusief de persoonlijke omstandigheden bij de kwestie. We maken echter geen onderscheid in personen op basis van een aardige persoonlijkheid of zeer goed functioneren.”
2.9.
Op 8 juli 2018 is [werkneemster] op non-actief gesteld. De brief van 9 juli 2018 vermeldt voor zover relevant:
“ (…) De reden van de non-actiefstelling heeft te maken met het feit dat op zondag 8 juli 2018 – door [shiftleader] (Shiftleader) geconstateerd is – dat u in de productieruimte van de afdeling Foreign Airlines iets in uw mond stak en op at. (…) [shiftleader] sprak u daar aan op hetgeen ze daarvoor had waargenomen. U verweerde zich door te stellen dat u dit wel vaker doet, waarbij u letterlijk verklaarde: “Ik moet toch weten of dit vis of kip is”. [shiftleader] besloot hierop haar leidinggevende [operationeel manager] (Operationeel Manger) te consulteren. [operationeel manager] oordeelde dat er na de toelichting van [shiftleader] , dat er voldoende aanleiding was nader onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen en het mogelijk onrechtmatig toe-eigenen van een product dat van KCS is, verder te onderzoeken. (…)”
2.10.
Op 11 juli 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [HR business partner] , HR Business Partner en [operationeel manager] , Operationeel Manager en [werkneemster] . [werkneemster] heeft in dit gesprek verklaard dat zij een stukje had geproefd uit een rvs bak op verzoek van een collega, omdat de kaartjes met de gerechtnamen ontbraken.
2.11.
Op 18 juli 2018 is [werkneemster] door KCS op staande voet ontslagen. De brief van 18 juli 2018 waarbij de onmiddellijke beëindiging van het dienstverband wordt bevestigd, vermeldt onder meer:
“(…) Voor een ervaren kok als u moet een blik op het product voldoende geweest zijn om te kunnen zien wat vis en wat vlees is. Mocht daar überhaupt aan worden getwijfeld dan hebt u, voordat u de beslissing zelf nam om te proeven, nog de mogelijkheid door aanraking van de verschillende producten en eventueel te scheuren of te breken (zoals u verklaarde te hebben gedaan in het eerste gesprek, maar later daarop een andere toelichting gaf) de mogelijkheid de juiste gerechten te onderscheiden, zeker met behulp van de menukaartjes waarop foto’s van de gerechten staan afgebeeld. Er was, samenvattend voor u geen enkele reden om het product in uw mond te stoppen en op te eten. Om die reden constateert KCS dan ook dat het hier gaat om onrechtmatige toe-eigening en dat KCS niet anders kan dan met onmiddellijke ingang uw dienstverband bij KCS te beëindigen. Verder heeft u in de verschillende gesprekken de gebeurtenissen steeds op andere wijze toegelicht. Bovengenoemde feiten en omstandigheden, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, hebben er bovendien voor gezorgd dat de noodzakelijke vertrouwensbasis voor het werken bij KCS, onherstelbaar is komen te vervallen. Dat u lang in dienst bent en over het algemeen redelijk/goed heeft gefunctioneerd, maakt de situatie niet anders helaas.(…)”

3.Het verzoek

3.1.
[werkneemster] verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen en KCS te veroordelen tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werkneemster] ten grondslag dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Zij heeft op 8 juli 2018 in haar functie van leidinggevende flow coördinator op een concrete vraag van twee collega medewerkers getracht met het proeven een oplossing te geven die op dat moment noodzakelijk was voor de afronding van het productieproces. Bij de eerste collega heerste de vraag welk product gebruikt moest worden. De tweede collega kon aan de hand van de foto en productomschrijving niet vaststellen welk product een vleesproduct in bloembeslag was. [werkneemster] heeft daarop een klein stukje gepakt en geproefd. [werkneemster] heeft aan de hand van de smaak kunnen vaststellen welk product het was en de medewerkster nadere instructies gegeven voor het opdekken. KCS heeft deze medewerkers niet in het onderzoek betrokken. [werkneemster] weet niet anders dan dat het proeven op basis van de praktijk en haar functie was geoorloofd. [werkneemster] legt twee verklaringen van flow coördinatoren en een medewerker over waaruit blijkt dat deze collega’s niet anders weten c.q. ervaren dat het proeven op de werkvloer als flow coördinator is toegestaan. [werkneemster] verwijst in dit kader ook naar een videoweergave bij KCS. In dit interview geeft de shiftleader aan dat proeven niet mag, maar dat dit binnen de KCS op deze afdeling/Unit BM Flow wel is toegestaan. In haar 24 jaar bij KCS heeft [werkneemster] niet eerder een berisping of een waarschuwing gehad. KCS had andere middelen ten dienste gestaan om het gewenste gedrag te bewerkstelligen; een officiële waarschuwing en voor zover gewenst een schorsing. Bij een collega die tijdens de pauze een beker yoghurt van KCS had toegeëigend en geconsumeerd, is door het hanteren van een niet juiste procedure het ontslag op staande voet teruggedraaid en is aan deze medewerker een officiële waarschuwing gegeven.
3.3.
Subsidiair berust [werkneemster] in het ontslag en verzoekt zij om ten laste van KCS een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [werkneemster] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en het ontslag dus in strijd is met artikel 7:671 BW.

4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
KCS verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat het verboden is te proeven. Er was ook geen noodzaak om te proeven. De gepaneerde gerechten die dag zagen op vier visgerechten en één vleesgerecht. Van de vier visgerechten kan alleen de (gepaneerde) pangasius in de buurt komen van (gepaneerde en gefrituurde) varkensvleesreepjes. [werkneemster] had met haar ervaring al op het eerste oog de verschillen tussen het vlees- en visgerecht kunnen signaleren. Verder had zij één van de drie aanwezige shiftleaders kunnen benaderen of de Operationeel Manager. [werkneemster] heeft dan ook zonder aanleiding een varkensvleesproduct gegeten en zich ten onrechte toegeëigend en op grond daarvan heeft zij KCS een dringende reden voor ontslag op staande voet verstrekt.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door KCS verzocht de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d en/of onder g, BW. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval het ontslag op staande voet vernietigd wordt.
KCS legt aan het verzoek ten grondslag dat [werkneemster] heldere en kenbaar gemaakte regels heeft overtreden. Daarom verzoekt KCS ook op grond van de in de brief van 18 juli 2018 genoemde redenen en omstandigheden de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De beoordelingen over 2013/2014, 2014/2015, 2015/2016 en 2017 tonen aan dat dat zich de nodige problemen voordeden in de samenwerking binnen KCS, de te maken afspraken, de werkhouding, communicatie en het aanvaarden en naleven van (werkgevers-) instructies.
De aangevoerde gronden zijn voldoende illustratief, aldus KCS.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet door KCS moet worden vernietigd en of KCS moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon, dan wel subsidiair of aan [werkneemster] een billijke vergoeding moet worden toegekend.
5.2.
[werkneemster] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd.
5.3.
Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW is bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig kan zijn als de werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
De kantonrechter stelt vast dat onvoldoende gemotiveerd is weersproken dat [werkneemster] op verzoek van een collega een product heeft bekeken en vervolgens daarvan een stukje heeft geproefd teneinde vast te stellen of dit varkensvlees of vis was. [werkneemster] heeft gewezen op de verklaring van de bewuste collega, KCS heeft ondanks verzoek geen aanleiding gezien de betreffende collega te horen. Het is ook geconstateerd door shiftleader [shiftleader] , in het zicht van wie dit proeven heeft plaatsgevonden. Uit niets blijkt dan ook dat [werkneemster] met het in de mond stoppen van dit stukje product na het te hebben bekeken een andere bedoeling had dan het vaststellen van het type product op de vraag van een collega.
De kantonrechter is van oordeel dat dit handelen niet kan worden aangemerkt als een onrechtmatig toe-eigenen van een product van KCS of een nuttigen van voedsel, zoals door KCS is gesteld. Het moge zo zijn dat KCS strikte regels handhaaft waar het gaat om het wegnemen van producten, gelet op de overgelegde verklaringen van collega flow-coördinatoren die bevestigen dat je moet proeven bij twijfel over een product – welke verklaringen onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken –, alsmede de video waarin namens KCS wordt gezegd dat proeven in principe niet mag maar op deze afdeling wel voor de kwaliteitscontrole, alsmede hetgeen daaromtrent in de functieomschrijving van de flow-coördinator is benoemd (zoals het bevestigen van de kwaliteit en uitvoeren van routine-checks) afgezet tegen de voorbeelden die worden genoemd in de brief van 17 augustus 2015 (die zien op het wegnemen van een heel product), kan niet zonder meer worden gesteld dat het voor de medewerkers op die afdeling volkomen helder is dat ook het proeven van een stukje van een product bij twijfel als onrechtmatige toe-eigening wordt aangemerkt waarop een ontslag op staande voet volgt. Van een uitdrukkelijke instructie omtrent het proeven, is niet gebleken, ook niet uit de Gedragscode.
KCS geeft daarbij ook zelf aan richting haar medewerkers dat het afleveren van kwaliteit het allerbelangrijkst is en dat de juiste maaltijden dienen te worden aangeleverd.
Voorts overweegt de kantonrechter nog dat, alle omstandigheden in overweging nemend (waaronder de ernst van het voorval en de duur van het dienstverband met [werkneemster] ), in het onderhavige geval eerder een waarschuwing op zijn plaats was geweest. [werkneemster] heeft er nog op gewezen dat KCS bij een collega met een vergelijkbaar lang dienstverband waarbij onbetwist sprake was van het op onrechtmatige wijze toe-eigenen van een product van KCS toch heeft volstaan met een officiële waarschuwing.
Al het voorgaande in overweging nemend, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake was van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW.
5.5.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu de kantonrechter van oordeel is dat er sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, kan het verzoek van [werkneemster] worden toegewezen en zal de opzegging worden vernietigd.
5.6.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [werkneemster] recht op loon. De vordering van [werkneemster] tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat KCS niet tijdig heeft betaald.
5.7.
Het voorgaande betekent dat [werkneemster] geen belang meer heeft bij haar verzoek om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van KCS, omdat zij ongelijk krijgt.
het tegenverzoek
5.9.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW.
5.10.
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder KCS het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, is vervuld, zodat dit verzoek zal worden beoordeeld. KCS heeft ook belang bij de verzochte ontbinding, omdat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het ontslag op staande voet.
5.11.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werkneemster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.12.
KCS heeft aan het verzoek tot ontbinding in haar verzoekschrift de d- en de g-grond ten grondslag gelegd, terwijl zij in de pleitaantekeningen van haar gemachtigde spreekt over de e- en de g-grond. Ter zitting is het de kantonrechter niet duidelijk geworden of sprake is van een verschrijving of dat bedoeld is deze drie gronden aan het verzoek ten grondslag te leggen.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat KCS onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat sprake is van ‘ongeschiktheid van de werknemer’ als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW. Uit de overgelegde beoordelingen over 2016 en 2017 valt niet op te maken dat zij ongeschikt is om de werkzaamheden als flow coördinator uit te voeren. Evenmin waar het gaat om haar houding en gedrag. Uit het verslag over 2017 blijkt juist sprake van een duidelijke verbetering. Daarnaast had KCS, indien toch nog verbetering gewenst werd, dit nadrukkelijk met [werkneemster] moeten bespreken en een verbetertraject moeten opstarten. Vast staat dat van een verbetertraject in dit geval geen sprake is geweest.
5.14.
De aangevoerde feiten en omstandigheden leveren evenmin een redelijke grond op als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. Dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, is de kantonrechter niet gebleken. KCS heeft onvoldoende onderbouwd dat de samenwerking gepaard is gegaan met strubbelingen en niet van harte gaat. [werkneemster] heeft betwist dat de arbeidsrelatie is verstoord. De problemen waarnaar KCS verwijst, zien bovendien op de periode dat [werkneemster] werkzaam was als shiftleader, een functie die zij sinds februari 2016 niet meer bekleedt. Van omstandigheden die zodanig zijn dat van KCS in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, is geen sprake.
5.15.
Voor zover KCS met de vermelding in de pleitaantekeningen en de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde aangevoerde feiten en omstandigheden heeft bedoeld te betogen dat er sprake is geweest van verwijtbaar handelen of nalaten als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit hetgeen hiervoor onder r.o. 5.4 door de kantonrechter is overwogen volgt dat niet gebleken is dat [werkneemster] met het proeven van een stukje van een product op verzoek van een collega verwijtbaar heeft gehandeld. In ieder geval is geen sprake van een gedraging, zodanig dat van KCS niet verwacht kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De enkele stelling van KCS dat [werkneemster] er blijk van geeft dat zij niet van plan is te handelen naar instructies, is gemotiveerd betwist en verder niet door KCS onderbouwd.
5.16.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van KCS zal afwijzen. Dat betekent dat het verzoek van [werkneemster] om weer te worden toegelaten tot de gebruikelijke werkzaamheden kan worden toegewezen.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van KCS, omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met het verzoek, zal de kantonrechter de proceskosten bepalen op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
6.2.
veroordeelt KCS om uiterlijk binnen één week na betekening van deze uitspraak [werkneemster] toe te laten tot het verrichten van de gebruikelijke werkzaamheden, dit op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 50.000,00 voor elke dag waarop KCS niet aan deze veroordeling tot wedertewerkstelling voldoet;
6.3.
veroordeelt KCS vanaf 18 juli 2018 tot betaling aan [werkneemster] van € 3.479,19 bruto per maand aan loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de loonbedragen tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt KCS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster] tot en met vandaag vaststelt op € 679,00, te weten:
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde € 600,00;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
het tegenverzoek
6.7.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.8.
veroordeelt KCS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster] vaststelt nihil;
6.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en op 16 november 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter