ECLI:NL:RBNHO:2018:11709

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
6524761 \ CV EXPL 17-11207
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door vermeende buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Skiathos op 18 mei 2017. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vlucht vertrok op tijd, maar keerde terug naar Schiphol zonder op Skiathos te landen, wat resulteerde in een vertraging van meer dan drie uur. Transavia heeft geweigerd compensatie te betalen, stellende dat er sprake was van buitengewone omstandigheden door slechte weersomstandigheden en een te zwaar beladen toestel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Transavia niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat Transavia niet kon bewijzen dat de vertraging niet te voorkomen was. De rechtbank heeft Transavia veroordeeld tot betaling van € 1.380,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequate bewijsvoering te leveren bij claims van buitengewone omstandigheden.

De uitspraak is gedaan door kantonrechter S.N. Schipper op 19 december 2018 in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6524761 \ CV EXPL 17-11207
Uitspraakdatum: 19 december 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
wonende te [woonplaats 1]
3.
[passagier sub 3]wonende te [woonplaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde N. Ozdemir-Yesil (DAS)
tegen
De commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 november 2017 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Skiathos (Griekenland) op 18 mei 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De vlucht is 18 mei 2017 om 06:10 uur volgens schema vertrokken maar is niet geland op het vliegveld van Skiathos. De vlucht is teruggekeerd naar Schiphol en de passagiers zijn vervolgens de volgende dag alsnog vanaf Amsterdam-Schiphol Airport vertrokken en aangekomen op Skiathos.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Tijdens de vlucht heeft de crew medegedeeld dat moest worden uitgeweken naar Mytilini omdat het voertuig te zwaar beladen was om op Skiathos te mogen landen. Een te zwaar beladen toestel geldt niet als een buitengewone omstandigheid zoals genoemd in de Verordening. Voorts heeft Transavia niet aangetoond dat sprake was van regenval dan wel dat de regenval heeft geleid tot een (te) natte landingsbaan waardoor de vlucht niet kon landen in Skiathos. De passagiers stellen dan ook dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert voor zover relevant, samengevat, het volgende aan. De vlucht is tijdig vertrokken vanaf Amsterdam-Schiphol Airport. Het vliegveld van Skiathos is een vliegveld met beperkingen. Indien water op de landingsbaan ligt mag er niet geland worden. De vlucht is in de ochtend vertrokken en er was destijds geen regen voorspeld. Tijdens de vlucht is het echter gaan regenen op Skiathos. De vlucht stond gepland om op 09:20 uur (lokale tijd) te landen. Op dat moment was de landingsbaan nat door de regenbuien en lag er water op de landingsbaanbaan, waardoor het voor Transavia niet mogelijk was om te landen op Skiathos. Gezien het gewicht van het vliegtuig en de daarbij komende weersomstandigheden was de landingsbaan niet lang genoeg om te kunnen landen. Transavia is noodgedwongen doorgevlogen naar de luchthaven van Mytilini waar de passagiers met deze eindbestemming zijn afgezet. Vervolgens is nog tweemaal getracht te landen op Skiathos, beide keren zijn vanwege veiligheidsoverwegingen afgebroken. Transavia is teruggekeerd naar Mytilini en van daaruit teruggevlogen naar Amsterdam. De passagiers zijn ondergebracht in een hotel en zijn alsnog de volgende dag naar Skiathos gevlogen. Transavia stelt dat sprake is van een buitengewone omstandigheid die zij niet had kunnen voorkomen. Transavia kan geen invloed uitoefenen op de weersomstandigheden, de voorschriften van luchthaven Skiathos en evenmin het vliegveiligheidsprobleem dat zich onverwachts voordeed doordat er niet op de landingsbaan geland kon worden op Skiathos. Transavia heeft al het redelijke gedaan wat van haar verwacht mocht worden.
4.2.
Transavia betwist wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten aan de passagiers verschuldigd te zijn

5.De beoordeling

5.1.
Bij akte hebben de passagiers zich nog mogen uitlaten over de bij conclusie van dupliek in het geding gebrachte producties. De passagiers hebben echter een volledige conclusie genomen. Voor zover deze reactie meer behelst dan slechts een reactie op de producties zal de rechtbank daarop geen acht slaan nu de wederpartij zich daarover niet heeft kunnen uitlaten.
5.2.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De Verordening is van toepassing op het geschil.
5.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Gelet hierop is Transavia gehouden de passagiers te compenseren, tenzij Transavia kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.4.
Ten aanzien van het beroep van Transavia op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt.
5.5.
Ter onderbouwing van de slechte weersomstandigheden heeft Transavia berichten van METAR en TAF van 18 mei 2017 en de landingsvoorschriften voor het vliegveld van Skiathos overgelegd. Uit de METAR data blijkt dat tijdens de geplande landingstijd sprake was van lichte regen. Hieruit kan de kantonrechter echter onvoldoende opmaken dat sprake is geweest van slechte weersomstandigheden dan wel dusdanig veel water op de landingsbaan die het landen op Skiathos hebben beïnvloed. Bovendien was Transavia ervan op de hoogte dat de luchthaven beperkingen had en is het een operationele keuze geweest om het toestel zwaar te beladen. Voorts heeft Transavia geen besluit van de luchtverkeersleiding van Skiathos overgelegd waaruit blijkt dat er, vanwege water op de landingsbaan, geen mogelijkheid was om te landen op de landingsbaan op 18 mei 2017 en het toestel moest uitwijken.
5.6.
Gelet op het voorgaande beschikt de kantonrechter over onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen of sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid. Nu de buitengewone omstandigheid niet is komen vast te staan komt de kantonrechter niet toe aan beantwoording van de vraag of Transavia alle redelijke maatregelen heeft genomen om de buitengewone omstandigheid te voorkomen. Transavia zal, gelet op de duur van de vertraging, worden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom. De wettelijke rente over de hoofdsom is, als onvoldoende gemotiveerd weersproken, eveneens toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft deze vordering betwist. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
Transavia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, alsmede in de nakosten met een maximum van € 75,00, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met dien verstande dat deze toewijsbaar zijn vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 20 juli 2017, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,11;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 300,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Transavia tot betaling van € 75,00 aan nasalaris, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter