ECLI:NL:RBNHO:2018:11582

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
15/810304-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 27 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 oktober 2016 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de Aalsmeerderbrug. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het roekeloos besturen van een voertuig, wat resulteerde in de dood van een passagier en zwaar lichamelijk letsel bij drie andere inzittenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van 174 tot 200 km/h reed, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/h was. Tijdens de rechtszitting op 13 november 2018 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van roekeloosheid, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte roekeloos had gereden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het veroorzaken van het verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor de duur van vijf jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de zuster van het dodelijke slachtoffer en de andere slachtoffers van het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810304-16 (P)
Uitspraakdatum: 27 november 2018
Verstek
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.S. Heij.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 30 oktober 2016 te Aalsmeerderbrug en/of Rozenburg, gemeente Haarlemmermeer, en/of (elders) in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Audi, type A6 ), daarmede rijdende over de weg, de Kruisweg (N196) en/of de Burgemeester Kasteleinweg (N196), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig
en/of onoplettend,
- gelet op de omstandigheden en/of de ter plaatse toegestane maximumsnelhe(i)d(en) met (telkens) (veel) te hoge snelheid gereden, en/of (daarbij/vervolgens)
- een of meer personenauto('s) van links en/of rechts ingehaald, en/of (vervolgens) voornoemd motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid bestuurd en/of voortdurend onder controle gehouden,
- waarna hij, verdachte, de macht over het stuur is verloren, en/of (vervolgens)
- met voornoemd motorrijtuig op en/of (vlak)bij de Aalsmeerderbrug, althans een op de Burgemeester Kasteleinweg en aangrenzend aan de Aalsmeerderdijk gelegen brug, tegen/op/in een metalen behuizing met (daaraan) een slagboom en/of (vervolgens) een hekwerk en/of (vervolgens) een lantaarnpaal is gebotst/(aan)gereden,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , werd gedood en/of (een) ander(en), te weten,
[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel en/of een klaplong, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
[slachtoffer 3] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (rechter) heupkop en/of de (rechter) heup uit de kom, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
[slachtoffer 4] , zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken ribben, doorboorde long, gebroken onderarm, gekneusde rug en/of hematomen in de hersenen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 30 oktober 2016 te Aalsmeerderbrug en/of Rozenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland, als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, merk Audi, type A6 ), daarmee rijdende op de weg, de Kruisweg (N196) en/of de Burgemeester Kasteleinweg (N196),
- gelet op de omstandigheden en/of de ter plaatse toegestane maximumsnelhe(i)d(en) met (telkens) (veel) te hoge snelheid heeft gereden, en/of (daarbij/vervolgens)
- een of meer personenauto('s) van links en/of rechts heeft ingehaald, en/of (vervolgens)
- voornoemd voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of voortdurend onder controle heeft gehouden,
- waarna hij, verdachte, de macht over het stuur is verloren, en/of (vervolgens)
- met voornoemd voertuig op en/of (vlak)bij de Aalsmeerderbrug, althans een op de Burgemeester Kasteleinweg en aangrenzend aan de Aalsmeerderdijk gelegen brug, tegen/op/in een metalen behuizing met (daaraan) een slagboom en/of (vervolgens) een hekwerk en/of (vervolgens) een lantaarnpaal is gebotst/(aan)gereden, ten gevolge waarvan een persoon is komen te overlijden (te weten [slachtoffer 1] ) en/of meerdere personen (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) letsel hebben bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met inbegrip van het ten laste gelegde roekeloos rijden.
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Vrijspraak roekeloosheidNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden, zodat hij van dat gedeelte van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm kan blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat ‘roekeloosheid’ in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft, die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloos’ – in de betekenis van ‘onberaden’ – wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), hetgeen tot een verdubbeling van de maximale op te leggen vrijheidsstraf leidt, zal de rechtbank zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Wanneer van een dergelijke gedraging sprake is, is – evenals bij ‘gewone’ schuld – afhankelijk van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval en kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen de mate van schuld worden afgeleid. Dat betekent in onderhavige zaak dat de – onmiskenbaar zeer ernstige – gevolgen van het tenlastegelegde verkeersongeval niet leidend kunnen zijn bij de beoordeling of sprake is geweest van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging.
Mede met het oog op het strafverhogende effect van roekeloosheid moeten daarom aan de vaststelling ervan bepaaldelijk (motiverings)eisen worden gesteld. Daarbij is met name in onderhavige zaak van belang dat (zoals volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad) doorgaans de enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, WVW 1994 genoemde, zelfstandig strafverhogende gedragingen, zoals te hard rijden of rijden onder invloed, niet volstaat.
Zoals blijkt uit de hierna onder r.o. 3.2.2 genoemde bewijsmiddelen heeft verdachte in ernstige mate de maximumsnelheid overschreden. Een dergelijke gedraging valt juridisch te kwalificeren als een gedraging die genoemd wordt in artikel 175, derde lid, WVW 1994, hetgeen tot een zelfstandige strafverhoging leidt. Nu de rechtbank bovenop deze strafverhogende omstandigheid uit het dossier geen andere feiten en omstandigheden kan vaststellen die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van roekeloosheid en tevens zwaarste vorm van schuld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde roekeloosheid.
3.2.2
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van het primaire feit
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het schriftelijke bescheiden betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van relaas d.d. 31 oktober 2016 (pagina A). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Op 30 oktober 2016 omstreeks 19.47 uur heeft er een aanrijding plaatsgevonden op de Kruisweg 2 te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer. In dit voertuig zaten de volgende mannen:
[verdachte]
[slachtoffer 1]
[slachtoffer 2]
[slachtoffer 4]
[slachtoffer 3]
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek plaats delict d.d. 5 november 2016 (pagina 113 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
(…)
Op verzoek van de meldkamer hebben wij op 30 oktober 2016 omstreeks 20.30u een onderzoek ingesteld. Het betrof een aanrijding van een personenauto met 5 inzittenden, die rechtdoor tegen de Aalsmeerderbrug was gereden. De Aalsmeerderbrug was gelegen in een bocht naar rechts. De bestuurder had, gezien de aangetroffen bandensporen de bocht niet gehaald en was rechtuit gegaan in het begin van de bocht van de Aalsmeerderbrug. Daar aangekomen had de personenauto de behuizing van de slagboom van zijn sokkel weggeworpen en het hekwerk van de brug ontwricht. Het voertuig was met inzittenden, op zijn kop, aan het einde van de brug tot stilstand gekomen, waarbij het motorblok, versnellingsbak en linker voorwiel terecht waren gekomen in het water.
Na de eerste verkeerslichtinstallatie, die wij op onze route tegen kwamen zagen wij aan weerszijden van de weg een verkeersbord, model Al (80), uit bijlage 1 van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) met een toegestane maximumsnelheid van 80 km/h.
Vervolgens zagen wij aan weerszijden van de weg een verkeersbord, model J15 volgens de RVV, een vooraanduiding van een beweegbare brug met een onderbord 300 meter. Vervolgens zagen wij aan weerszijden van de weg een verkeersbord model Al (70), volgens de RVV, met een toegestane maximumsnelheid van 70 km/h.
Tot slot zagen wij na de tweede verkeerslichtinstallatie, vlak voor de Aalsmeerderbrug, aan weerszijden van de weg een verkeersbord, model Al (50), uit bijlage 1 van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) met een toegestane maximumsnelheid van 50 km/h.
(…)
Het betrof hier een personenauto, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen.
Merk: Audi
Type: A6
Kleur: Blauw
Kenteken ( [land] ): [kenteken] .
Een proces-verbaal vastleggen plaats-delict d.d. 7 juli 2017 (Map 1, pagina 1 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Wij zagen dat de lantaarnpaal, welke nabij de behuizing van de slagboom stond, aan de onderzijde beschadigd was. De personenauto was tegen de lantaarnpaal gebotst.
Een proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie d.d. 19 april 2017 (Map 1, pagina 42 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
(…)
1.1
Kruispunt N196 1 Aalsmeerderdijk (ongevalskruispunt)
Uit de analyse van het faselog, bleek dat de bestuurder van het betrokken voertuig, op zondag 30 oktober 2016, omstreeks 19:46 uur, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten groen licht uitstraalden. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (betrouwbaarheidsniveau van 99%) kan worden gesteld dat de bestuurder van het betrokken voertuig voorafgaande aan het incident, op het traject van de verst gelegen detectielus tot aan de stopstreep, moet hebben gereden met een snelheid van minimaal 174 km/h en maximaal 200 km/h, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 70 km/h.
1.2
Kruispunt N196 1 Fokkerweg (kruispunt voorafgaand aan het ongevalskruispunt)
Uit de analyse van het faselog, bleek dat de bestuurder van het betrokken voertuig, op zondag 30 oktober 2016, omstreeks 19:46 uur, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten groen licht uitstraalden. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (betrouwbaarheidsniveau van 99%) kan worden gesteld dat de bestuurder van het betrokken voertuig voorafgaande aan het incident, op het traject van de verst gelegen detectielus tot aan de stopstreep, moet hebben gereden met een snelheid van minimaal 168 km/h en maximaal 202 km/h, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 80 km/h.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2016 (pagina 12). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – als verklaring van getuigen [getuige 1] onder meer het volgende in:
(…)
Op de N196 tussen de A4 en Schiphol Rijk reed ik zelf ongeveer met een snelheid van 100 km/u. Plotseling werd ik aan de rechterzijde ingehaald door een voertuig met zeer hoge snelheid. Ik schrok er eigenlijk van en dacht nog: ‘Moet dit nou zo’. Toen ik vervolgens bij de Aalsmeerderbrug reed zag ik dat het voertuig dat mij in had
gehaald over de kop was geslagen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 31 oktober 2016 (pagina 33 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de door getuige [getuige 2] afgelegde verklaring:
(…)
Ik reed met een snelheid van 60 a 70 kilometer per uur. Ik zag een voertuig op de linkerrijstrook. Deze kwam uit het zelfde richting als ik reed en reed in de richting van Aalsmeer. Het ging om een donkerkleurige auto. Toen deze auto ons inhaalde, schrok ik me van de snelheid van de auto die ons passeerde. Volgens mij had hij een snelheid van ongeveer 180 a 200 kilometer per uur. Vervolgens zag ik dat de auto met hoge snelheid in de richting van de Aalsmeerderbrug reed. Door de bestuurder van de donkere auto werd geen actie ingezet de snelheid te minderen. Ik zag geen oplichtende remlichten. Op de brug in het midden botste de auto met hoge snelheid tegen het hekgedeelte van de brug.
Een schriftelijk bescheid d.d. 31 oktober 2016 (pagina 30), inhoudende een schouwverslag, van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
(…)
Client [slachtoffer 1]
Voornamen [slachtoffer 1]
Geboren op [geboortedatum 2] 1990
(…)
Verkeersongeval, rond 20.00 op 30-10-16 , met de auto over de kop geslagen. 5 inzittenden, dhr was passagier en overleed ter plaatse.
Een schriftelijk bescheid d.d. 25 november 2016 (pagina 25), inhoudende een aanvraagformulier medische indicatie [slachtoffer 3] van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
(…)
Wond linker bovenbeen
Wond boven rechter oogkas
Gebroken heupkop rechts
Rechterheup uit de kom
Acht u de kans op langdurige (langer dan +/- 6 weken) behandeling/genezing aannemelijk? : Ja
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 februari 2017 (Map 1, pagina 8 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de door getuige [slachtoffer 3] afgelegde verklaring:
(…)
Hoe gaat het met u nu? Bent u helemaal hersteld van de verwondingen die u heeft opgelopen na de aanrijding?
Nee, nog niet helemaal. Er zitten nog pennen/schroeven in de dijbeen en de heup. Tot een week geleden liep ik nog op krukken. Over twee maanden hoor ik of de pennen/schroeven eruit mogen. Het bot is nu nog niet helemaal vastgegroeid.
Een schriftelijk bescheid d.d. 25 november 2016 (pagina 30 e.v.), inhoudende een aanvraagformulier medische indicatie [slachtoffer 2] , van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
(…)
Beschadiging oogbol
Grote hoofdwond
Gebroken nekwervel
Klaplong
Gebroken ribben rechts
Longkneuzing beiderzijds
Acht u de kans op langdurige (langer dan +/- 6 weken) behandeling/genezing aannemelijk? : Ja
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 februari 2017 (Map 1, pagina 6 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de door getuige [slachtoffer 2] afgelegde verklaring:
(…)
Hoe gaat het met u nu? Bent u helemaal hersteld van de verwondingen die u heeft opgelopen na de aanrijding?
Bijna. Nog niet helemaal. 6 ribben zijn vastgebonden. Deze worden op 17 februari weer losgemaakt. Deze ribben waren gebroken, waardoor ik mijn longen hebben beschadigd. De 7e wervel van mijn rug was gebroken.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 maart 2017 (Map 1, pagina 10A e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de door getuige [slachtoffer 4]
(…)
Maar wat weet jezelf wat je had?
7 gebroken ribben, 1 doorboorde long, 1 gebroken rechteronderarm. Hier zitten nu metalen plaatsen in. Ik had een hematoom op de hersenen. Ik had ook een gekneusde rug. Ik had bloeduitstortingen van de veiligheidsgordel van de auto. Ik moest opnieuw leren lopen.
Hoe gaat het met je nu?
Het is nog niet wat het was als voor het ongeluk, maar het gaat beter. De rechterkant van mijn lijf gaat anders. De beweging gaan anders. Ik denk dat het nog een tijdje zal duren, voordat alles hersteld is. Ik kan nog niet werken.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 31 oktober 2016 (pagina 10). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de door verdachte afgelegde verklaring:
(…)
Ik reed. Ik zat met drie onbekenden in de auto en mijn broer.
3.2.3
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt onder meer vast dat verdachte als bestuurder van een Audi A6 de maximumsnelheid in zeer ernstige mate heeft overschreden en gevaarlijk inhaalgedrag heeft vertoond waardoor hij de bocht niet heeft gehaald en met hoge snelheid tegen onderdelen van een brug is gebotst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen en heeft hij schuld aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
3.2.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Primair
hij op 30 oktober 2016 te Aalsmeerderbrug , gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Audi, type A6 ), daarmede rijdende over de weg, de Kruisweg (N196) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- gelet op de omstandigheden en/of de ter plaatse toegestane maximumsnelheden met veel te hoge snelheid gereden, en (daarbij/vervolgens)
- personenauto's van links en rechts ingehaald, en vervolgens voornoemd motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid bestuurd en/of voortdurend onder controle gehouden,
- waarna hij, verdachte, de macht over het stuur is verloren, en vervolgens
- met voornoemd motorrijtuig op en/of (vlak)bij de Aalsmeerderbrug, tegen/op een metalen behuizing met (daaraan) een slagboom en vervolgens een hekwerk en vervolgens een lantaarnpaal is gebotst/(aan)gereden,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , werd gedood en anderen, te weten,
[slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel en een klaplong, werd toegebracht en
[slachtoffer 3] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rechter heupkop en de rechter heup uit de kom, werd toegebracht en
[slachtoffer 4] , zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken ribben, een doorboorde long, een gebroken onderarm, een gekneusde rug en hematomen in de hersenen, werd toegebracht .
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie verzocht om aan verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de duur van vijf jaren. Tevens heeft zij de rechtbank gevraagd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [zus slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze moeten worden toegewezen tot bedragen van € 3.619,92 (voor [zus slachtoffer 1] ), € 12.285,14 (voor [slachtoffer 2] ) en € 5.168,00 (voor [slachtoffer 3] ) en dat de vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De officier van justitie heeft tevens ten aanzien van alle vorderingen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft, terwijl hij zojuist vanuit Polen was aangekomen in Nederland, op 30 oktober 2016 een auto bestuurd waarin nog vier andere personen zaten. Hij heeft daarbij volstrekt onverantwoordelijk rijgedrag vertoond en daarbij enorme risico’s genomen. Verdachte overschreed de ter plaatse geldende maximum snelheid met soms meer dan honderd kilometer per uur, haalde rechts in en is niet ingegaan op het verzoek van zijn medepassagiers om snelheid te minderen. Met dergelijk rijgedrag heeft verdachte op geen enkele wijze blijk gegeven van zijn verantwoordelijkheid als bestuurder voor zijn inzittenden én medeweggebruikers. Verdachte is op een gegeven moment de macht over het stuur verloren, waarna de auto tegen een slagboom, een hekwerk en een lantaarnpaal botste, om vervolgens op de kop aan het einde van de brug tot stilstand te komen. Medepassagier [slachtoffer 1] was hierdoor op slag dood, terwijl de andere drie inzittenden, waaronder de broer van verdachte, zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat de 26-jarige [slachtoffer 1] door zijn toedoen om het leven is gekomen. Verdachte heeft de nabestaanden van [slachtoffer 1] daarmee groot en onherstelbaar leed aangedaan. De broer en zus van [slachtoffer 1] zijn bovendien destijds vanuit Polen naar Nederland afgereisd om hun broer te identificeren, hetgeen een bijzonder pijnlijke ervaring moet zijn geweest. Verder rekent de rechtbank het verdachte aan dat de andere inzittenden ernstig letsel hebben bekomen en in elk geval [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] tot op de dag van vandaag kampen met de (psychische en fysieke) gevolgen van dit vreselijke auto-ongeluk.
Door niet te verschijnen ter terechtzitting heeft verdachte er niet alleen blijk van gegeven dat hij zich niet aan de eerder aan hem gestelde schorsingsvoorwaarde heeft gehouden, maar dat hij tevens op geen enkele wijze verantwoording voor zijn handelen heeft willen nemen, in het bijzonder jegens de slachtoffers. Ook dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De ernst van de gedragingen van verdachte rechtvaardigen de oplegging van een vrijheidsbenemende straf.
Nu verdachte op 30 oktober 2016 in verzekering is gesteld en hij dus vanaf dat moment redelijkerwijs rekening moest houden met strafvervolging, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met enkele weken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met deze (geringe) overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 2 jaren moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op het feit dat verdachte zich niet aan de hiervoor genoemde schorsingsvoorwaarde heeft gehouden, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is – gelet op de ernst van de gedragingen van verdachte in het verkeer – van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor de duur van 5 jaren.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Vordering benadeelde partij [zus slachtoffer 1] en schadevergoedingsmaatregel
De zuster van [slachtoffer 1] , genaamd [zus slachtoffer 1] , heeft zich gesteld als benadeelde partij en heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.969,92 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Het gaat hierbij onder meer om kosten die de familie heeft moeten maken vanwege de begrafenis. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.469,92 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit (de begrafeniskosten ad € 3.375,00, de erfpachtkosten voor het graf ad € 75,00 en de kosten voor de rouwkleding ad € 19,92). Voor de rechtbank is niet komen vast te staan op welke wijze de overige gestelde schadepost (te weten een bedrag van € 500,00 voor kleding) in rechtstreeks verband staat met het hiervoor bewezen verklaarde feit, nu een onderbouwing en/of toelichting hierop ontbreekt. De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 3.469,92. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 18.796,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van
€ 8.796,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 10.000,00 wegens immateriële schade. Ter zitting heeft voornoemde benadeelde partij de vordering vermeerderd met een bedrag van € 489,14, bestaande uit het verschil tussen zijn inkomen en het uitgekeerde ziektegeld. Hiermee komt de totale vordering uit op een bedrag van € 19.285,14, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade van € 7.285,14 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De posten verzekeringspremie ad € 600,00, ziekenhuisdaggeldvergoeding ad € 196,00 en het genoemde inkomstenverschil ad € 489,14 zullen integraal worden toegewezen. De dagwaarde van de Audi A6 wordt door de rechtbank in redelijkheid begroot op € 6.000,00 en niet op de gevorderde € 8.000,00 (dat laatste bedrag is de aankoopwaarde van het voertuig in 2015).
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 5.000,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 12.285,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.168,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van € 168,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 10.000,00 wegens immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade van € 168,00 (de post ziekenhuisdaggeldvergoeding) rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 5.168,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan het gedeelte van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (zegge: twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
5 (zegge: vijf)jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[zus slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.469,92, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [zus slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van nabestaande [zus slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.469,92, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
44 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 12.285,14, bestaande uit € 7.285,14 als vergoeding voor de materiële schade en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.285,14, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
96 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.168,00, bestaande uit € 168,00 als vergoeding voor de materiële schade en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.168,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mrs. J.C. van den Bos en H. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2018.