ECLI:NL:RBNHO:2018:11470

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
15/004441-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht, straatroof en geweldsdelicten met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten, waaronder een straatroof. De verdachte heeft op 5 januari 2018 in Hoorn, samen met een mededader, een portemonnee met inhoud van ongeveer 35 euro en pasjes van het slachtoffer [slachtoffer 1] weggenomen. Dit gebeurde met geweld, waarbij het slachtoffer werd geslagen en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer in de val heeft gelokt en vervolgens met geweld heeft aangevallen om de diefstal te plegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 64 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 40 uur, alsook een leerstraf van 40 uur. Daarnaast zijn er twee andere geweldsdelicten aan de verdachte ten laste gelegd, waarbij hij [slachtoffer 2] op de kermis heeft mishandeld en [slachtoffer 4] op de openbare weg heeft aangevallen. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de mishandeling van [slachtoffer 2] wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de jeugdstrafrechtelijke maatregelen toegepast, gezien de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de recidivekans van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/004441-18, 15/098987-17, 15/144379-17 (TTZGEV) en 15/120534/15 (TUL)
Uitspraakdatum: 18 oktober 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 oktober 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/098987-17 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. V.E.A. de Hommel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A. Korfker, advocaat te IJmuiden, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

15/004441-18
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 5 januari 2018 in de gemeente Hoorn
op of aan de openbare weg de Orionstraat tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee inhoudende ongeveer 35 euro en een hoeveelheid pasjes,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1]
,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
meermalen met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te
stompen, en/of
een knietje in de buik en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van
die [slachtoffer 1] te geven, en/of
door te zeggen tegen die [slachtoffer 1] dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte
een mes had(den);
subsidiairhij, op of omstreeks 5 januari 2018, te Hoorn, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Orionstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het:
- meermalen slaan en/of stompen tegen het lichaam en/of
- geven van een knietje in de buik en/of het lichaam en/of het hoofd en/of
- zeggen “ik heb een mes bij mij”
en/of
hij op of omstreeks 5 januari 2018 te Hoorn
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee inhoudende 35 euro en een hoeveelheid pasjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
15/098987-17
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1hij, op of omstreeks 10 april 2017 te De Goorn, gemeente Koggenland, [slachtoffer 2] op een of meerdere tijdstippen (meermalen) heeft mishandeld door deze tegen de nek, althans tegen het lichaam te slaan en/of (vervolgens) een high kick tegen het lichaam te geven en/of tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
2hij, op of omstreeks 10 april 2017 te De Goorn, gemeente Koggenland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze vijf malen, althans een of meermalen, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan.
15/144379-17
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 17 april 2017 te Hoorn,
op of aan de openbare weg, te weten de Astronautenweg, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4]
,
welk geweld bestond uit het:
- slaan en/of stompen op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4]
,
- trappen en/of schoppen op/tegen de benen, althans tegen het lichaam
van die [slachtoffer 4] ;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2017 te Hoorn
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze te slaan en/of te stompen
in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
15/004441-18De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van primair het ten laste gelegde feit.
15/098987-17
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het eerste feit acht zij slechts bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] één klap in zijn nek heeft gegeven.
15/144379-17De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
15/004441-18De raadsvrouw heeft bepleit verdachte van de tenlastegelegde diefstal met geweld vrij te spreken, omdat verdachte geen opzet had op de diefstal. Evenmin is gebleken van een vooropgezet plan dan wel een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte ten aanzien van die diefstal. Daarnaast heeft verdachte niet gedreigd met een mes, zodat vrijspraak dient te volgen van dit onderdeel van de tenlastelegging.
15/098987-17Verdachte moet, aldus de verdediging, eveneens worden vrijgesproken van de onder bovengenoemd parketnummer ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.
Op basis van de zich in het dossier bevindende uiteenlopende (getuigen)verklaringen kan, temeer nu niet is uit te sluiten dat de getuigen elkaar na afloop hebben beïnvloed en zijn gaan invullen, niet (overtuigend) worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde mishandelingen.
15/144379-17
Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting bekend. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
15/098987-17
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd en dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 3] dat verdachte hem vijf klappen tegen zijn hoofd heeft gegeven, onvoldoende steun vinden in de overige stukken van het strafdossier. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verklaring van aangever/getuige [slachtoffer 2] , inhoudende dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 3] een duw of een stoot kreeg van een jongen van Marokkaanse afkomst met een baardje, niet strookt met wat aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard. Ook de in het dossier gevoegde foto’s geven geen duidelijkheid over de vraag door wie [slachtoffer 3] is geslagen.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het
feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het
geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van
Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere
bewijsmiddelen.
15/004441-18
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
I. Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 1] d.d. 6 januari 2018 (dossierpagina’s 13-17):Op 5 januari 2018 liep ik naar mijn auto in de Orionstraat te Hoorn. Er kwam iemand aanrennen en die pakte mij vast. Toen kwam de tweede erbij en die werkte mij naar de grond. Ik herkende hem als [verdachte] . Ik kreeg klappen met een vuist, elleboog, een knie, platte hand. Dit deden ze allebei. Ik werd geraakt op mijn hoofd en in mijn buik heb ik een knietje gehad. Op mijn hoofd heb ik ook een knietje gehad. Ik ben heel veel geslagen. Ik heb een paar keer help geroepen en toen kwam dat vrouwtje. Die heeft ze dus weggestuurd.
Mijn portemonnee is weg. Ik lag op mijn buik. De portemonnee zat in mijn kontzak.
Dader 1 had een zwart kort baardje, een wat lang smal gezicht. Hij had een bruine, donkerbruine huidskleur.
Ik ben mijn Heftruckcertificaat, VGA certificaat, zorgpas, twee saunapassen, cartalpas, ID
kaart. Total en Esso spaarpas, ING pas en RABO pas en 3 briefjes van 10 en 1 van 5
euro kwijt.
II. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 6 januari 2018 (dossierpagina’s 40-42):
Ik woon op de Orionstraat 149 te Hoorn. Tegenover mijn woning bevindt zich de
parkeerplaats van de Waterman. Ik hoorde 5 januari 2018 geschreeuw van buiten komen.
Ik zag tussen de auto's een jongen omhoog en omlaag duiken.
Ik zag dat er twee andere jongens bovenop hem lagen en ik zag dat er een worsteling
plaatsvond.
Ik heb de jongens geprobeerd uit elkaar te halen.
Ik zag dat de worsteling direct ophield en dat dat een van de jongens direct wegliep.
Ik zag dat de, vermoedelijk, Somalische jongen eerst nog bleef staan en zelfs nog
een klap toe wilde geven.
III. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 januari 2018 (dossierpagina's 98-103):
Ik weet dat ze de portemonnee hebben meegenomen. [verdachte] wilde het nog een keer doen. Hij zei tegen mij “Zeg anders tegen, ik ben zijn naam vergeten, dat hij naar de bioscoop moet komen. Die jongen moest dan zijn geld of portemonnee meenemen. Dat was op donderdag, vrijdag of zaterdag. Dat was nog voor dat ze [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) hadden.
IV. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2018:
Ik heb [getuige 2] gevraagd om [slachtoffer 1] op 5 januari 2018 naar mij toe te lokken omdat ik hem met geweld een lesje wilde leren. Ik en mijn mededader hebben in de woning van een andere man met [getuige 2] besproken wat er met [slachtoffer 1] zou gebeuren. Zowel ik als de mededader heeft geweld tegen [slachtoffer 1] gebruikt. Ik heb met mijn vuisten op zijn hoofd geslagen. Toen hij op de grond lag zaten wij allebei bovenop hem. De medeverdachte heeft de portemonnee meegenomen en even later aan mij laten zien.
V. Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring opgemaakt door een huisarts te Hoogkarspel d.d. 8 januari 2018 (dossierpagina 19):
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [voornamen]
zwelling haargebied
hematoom oorlel rechts
excoriaties rechter flank
bloedneus gehad
kneuzing hand en rug vermoedelijk
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht 8 januari 2018
15/098987-17
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
I. Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 2] d.d. 11 april 2017 (dossierpagina’s 30-34):
Op 10 april 2017 op de kermis in De Goorn, gemeente Koggenland, werd ik van achteren op mijn rechteroor geslagen. Ik voelde mijn oor branden. De jongen die mij deze klap heeft gegeven is dezelfde jongen die iets eerder mijn vriend [getuige 3] en mij probeerde te slaan in de botsauto’s. Ik weet dat hij [verdachte] heet.
II. Het proces-verbaal van verhoor getuige M.J.N. Dekker door de rechter-commissaris op 8 december 2017 (los bijgevoegd):
Op 10 april 2017 was ik met [slachtoffer 2] op de kermis in De Goorn. Na de botsauto’s liepen we richting de kroeg. [verdachte] rende achter [slachtoffer 2] aan. [verdachte] sloeg [slachtoffer 2] bij zijn oor.
III. Het proces-verbaal van verhoor getuige J.L. Luca d.d. 15 april 2017 (dossierpagina’s 75-76):
Op 10 april 2017 was ik op de kermis in De Goorn, in de buurt van de botsauto’s. Ik zag een voor mij onbekende jongen een slaande beweging maken tegen een andere jongen. Ik omschrijf de jongen die sloeg als volgt:
- Blanke jongen.
- Tussen de 1.80-1.90 lang.
- Zwart naar achter gekamd haar.
- Hij had een gewatteerde jas aan, die donkerblauw gekleurd was met bordeaux rode schouderstukken. Hij had aan die jas een capuchon of een trui eronder had een capuchon.
- Mager slungelachtig postuur.
IV. De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 4 oktober 2018:
Ik was op 10 april 2017 op de kermis in De Goorn. Bij de botsauto’s is onenigheid ontstaan tussen mij en aangever [slachtoffer 2] . Ik droeg die dag een donkere jas met rode schouderstukken.
15/144379-17
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 oktober 2018 afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 4] d.d. 17 april 2017 (dossierpagina’s 8 ev);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 17 april 2017 (dossierpagina’s 12 ev).
3.5.
Bewijsoverwegingen
15/004441-18
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet had op
het wegnemen van de portemonnee van aangever [slachtoffer 1] . Hij wilde hem slechts een lesje leren.
De rechtbank stelt voorop dat de feitelijke handelingen die hebben plaatsgevonden naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht zijn geweest op het beroven van [slachtoffer 1] , dat het opzet van verdachte op het wegnemen van de portemonnee daaruit kan worden afgeleid. Nadat verdachte en de medeverdachte het slachtoffer hadden geslagen en naar de grond hadden gewerkt, staakten zij hun handelingen namelijk niet, maar zijn zij allebei op het slachtoffer gaan zitten en is vervolgens de portemonnee weggenomen. Door het ingrijpen van getuige [getuige 1] zijn verdachte en de medeverdachte weggerend. Toen zij elkaar iets later weer tegenkwamen, is de weggenomen portemonnee getoond.
Uit dit feitenverloop valt af te leiden dat het opzet van verdachte niet alleen was gericht op het plegen van geweld maar ook op het wegnemen van de portemonnee van aangever [slachtoffer 1] . De verklaring van [getuige 2] , inhoudende dat verdachte haar al eerder had gevraagd om een jongen (niet zijnde [slachtoffer 1] ) naar hem toe te lokken en dat die andere jongen dan zijn geld of portemonnee mee moest nemen, wijst ook in die richting.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Partiële vrijspraak met betrekking tot het mes
Niet bewezen wordt geacht dat verdachte of zijn medeverdachte ten tijde van voormelde diefstal met geweld heeft gezegd dat ze een mes hebben. Alleen aangever heeft hierover verklaard en op dit punt vindt zijn verklaring geen steun in de overige inhoud van het dossier.
15/098987-17
Partiële vrijspraak mishandeling
Niet bewezen wordt geacht dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] ná het incident bij de botsauto’s nog verder heeft mishandeld bij de bushalte. Uit het dossier blijkt dat de ‘high kick’ is mislukt, omdat [slachtoffer 2] deze wist af te weren. Van pijn of letsel als gevolg daarvan is niet gebleken, zodat van mishandeling in juridische zin geen sprake is. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen heeft te gelden dat het dossier een groot aantal, op diverse onderdelen tegenstrijdige, verklaringen bevat van aangevers en getuigen die allen zwaar onder invloed van alcohol verkeerden. Duidelijk is wel dat meerdere personen betrokken zijn geweest bij de vechtpartij bij de bushalte en dat [slachtoffer 2] daarbij door diverse personen flink is aangepakt en als gevolg daarvan ook letsel had. Niet is echter vast te stellen of verdachte daarin na de mislukte high kick nog een aandeel heeft gehad, en zo ja, waaruit dat aandeel bestond. De verdachte moet daarom van deze geweldshandelingen worden vrijgesproken.
3.6.
Bewezenverklaring
15/004441-18
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 januari 2018 in de gemeente Hoorn op de openbare weg de Orionstraat tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee inhoudende ongeveer 35 euro en een hoeveelheid pasjes toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door meermalen met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en te stompen, en een knietje in de buik en tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te geven.
15/098987-17De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 10 april 2017 te De Goorn, gemeente Koggenland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem tegen de nek te slaan.
15/144379-17
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 april 2017 te Hoorn,
op de openbare weg, te weten de Astronautenweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4]
welk geweld bestond uit het:
- stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] ;
- schoppen tegen de benen van die [slachtoffer 4] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/004441-18
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
15/098987-17
Mishandeling.
15/144379-17
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat jeugdstrafrecht moet worden toegepast en heeft gevorderd dat verdachte – onder toepassing van het jeugdstrafrecht – zal worden veroordeeld tot 93 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel vordert de officier van justitie de ter terechtzitting namens de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de leerstraf ‘So Cool’ van 40 uren wordt opgelegd subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie en verder een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht en om oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verzochte werkstraf in combinatie met de leerstraf zal teveel vragen van verdachte, die fulltime werkt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aangever [slachtoffer 1] opzettelijk in de val gelokt om hem met geweld ‘een lesje te leren’. Verdachte heeft aangever [slachtoffer 1] geslagen en hij en zijn mededader zijn vervolgens op de rug van aangever [slachtoffer 1] gaan zitten, waarna de portemonnee van laatstgenoemde is weggenomen. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever, maar ook op diens persoonlijke integriteit. Uit de onderbouwing van de immateriële schadevordering blijkt dat de straatroof veel indruk heeft gemaakt op het slachtoffer. Niet alleen heeft hij fysieke gevolgen in de vorm van kneuzingen, hoofdpijn, rugpijn en misselijkheid ondervonden, ook heeft hij last gehad van nachtmerries en is zijn vertrouwen in de medemens en zijn veiligheidsgevoel beschadigd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bovendien versterkt dergelijk gewelddadig optreden de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, te meer nu de diefstal met geweld op de openbare weg heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor aangever. Dat aan dit feit een al langer lopend conflict ten grondslag lag, rechtvaardigt op geen enkele wijze het gebruikte geweld en het in de val lokken van aangever. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de initiatiefnemer was van dit laffe feit.
Daarnaast heeft verdachte zich in een tijdsbestek van ongeveer een week schuldig gemaakt aan twee geweldsdelicten. Hij heeft een klap uitgedeeld op de kermis en hij heeft aangever [slachtoffer 4] bij de voordeur van zijn huis geslagen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een vermogensdelict onherroepelijk is veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 4 april 2018, opgesteld door G. Porte, als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
[verdachte] is gediagnosticeerd met PPD-NOS en er is sprake van een beperkteintelligentie. Dit houdt in praktijk in dat hij problemen heeft met het herkennen vansociale signalen en verwerken van informatie omdat hij de ander of de situatie nietbegrijpt. Overvraging van [verdachte] kan leiden tot impulsieve en heftige reacties.De laatste maanden (met tussendoor een terugval) maakt [verdachte] eenpositieve verandering door. Betrokkene heeft werk. Dit biedt hem belangrijke structuurin zijn leven. Naast zijn werk is [verdachte] veel aan het sporten (kickboksen).Betrokkene blijkt talent te hebben en sport op hoog niveau en hij doet mee aanlandelijke wedstrijden. Daarbij wordt hij mentaal, sociaal en fysiek gecoacht door [naam 2]. Dit helpt betrokkene om zelfvertrouwen te krijgen, zich te lerenbeheersen en zijn emoties een plek te geven. Zijn moeder en stiefvadertonen veel inzet in de begeleiding en het vinden van de juiste hulp om te zorgen dathet goed blijft gaan met hun zoon. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog / gemiddeld.Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op teleggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:[verdachte] moet zich melden bij de William Schrikker Groep-Jeugdreclassering.
Er zijn indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Betrokkene is in zijn(emotionele) ontwikkeling jonger dan andere leeftijdsgenoten.In verantwoordelijkheidsgevoel en zelfinzicht blijft hij bij hen achter. Daar komt bij dat betrokkenheid en bemoeienis van ouders nog zeer actueel is.
Mevrouw B. Nada, werkzaam bij de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte sinds januari 2018 een hele positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid en wil niet meer in aanraking komen met politie en justitie. Verdachte denkt na over zijn toekomst en doet zijn best om opener te zijn in gesprekken. Hij werkt heel veel en woont al enige tijd samen met zijn vriendin en haar drie kinderen. Ze verwachten samen een kind.
Een leerstraf in de vorm van een “So Cool” training is passend voor hem.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd nadat hij de leeftijd van achttien jaar had bereikt, zodat het volwassenenstrafrecht als uitgangspunt heeft te gelden. De rechtbank ziet echter in de persoonlijkheid van verdachte, zoals deze blijken uit de zich in het dossier bevindende rapportages en de verklaring ter terechtzitting van mevrouw Nada voornoemd, aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd. Er is sprake van drie (ernstige) strafbare feiten. Verdachte is gerecidiveerd en er is als gevolg van zijn persoonlijke problematiek sprake van een hoog/gemiddeld recidiverisico.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere straf, dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
In de positieve wending die verdachte de afgelopen periode aan zijn leven heeft gegeven ziet de rechtbank aanleiding om in het voordeel van verdachte enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Voor een nog verdere afwijking, zoals door de raadsvrouw is bepleit, zijn de feiten echter te ernstig.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 64 dagen passend en geboden is.
De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van 60 dagen daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit, en de ter terechtzitting door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde, te weten een meldplicht, teneinde het recidiverisico zoveel mogelijk in te perken.
De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal bij executie van het onvoorwaardelijk op te leggen deel van de vrijheidsbenemende straf worden afgetrokken, voor zover dit niet al in mindering is gebracht op een andere straf. Dit betreft 4 dagen.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarde
De rechtbank is van oordeel dat gezien het feit dat verdachte in een tijdsbestek van ongeveer tien maanden drie keer geweld heeft gebruikt tegen personen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarde, te weten de meldplicht, dadelijk uitvoerbaar is.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een leerstraf (So-Cool Regulier) moet worden opgelegd en een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 40 uren.

7.Vorderingen benadeelde partijen (en schadevergoedingsmaatregel)

15/004441-18
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding tegen verdachte ingediend van € 395,36 wegens materiële en € 600,- wegens immateriële schade die hij als gevolg van het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over het totaalbedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
1. heftruckcertificaat ad € 8,23;
2. rabobank + ID-kaart ad € 65,30;
3. geldbedrag € 35,00;
4. jas € 69,95;
5. schoenen € 70,00;
6. reiskosten naar SHN € 20,88;
7. behandeling osteopaat € 126,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 255,41 rechtstreeks voortvloeit uit het primair bewezen verklaarde feit. De posten 4 en 5 (jas en schoenen) komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is gebleken dat deze gestelde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Daarbij is in aanmerking genomen dat de jas van het slachtoffer zich bij de politie bevindt en dat ten aanzien van de schoenen niet is gebleken dat deze als gevolg van het bewezenverklaarde feit onbruikbaar zijn geworden.
Namens verdachte is ook verweer gevoerd tegen post 7 (behandeling osteopaat). Naar het oordeel van de rechtbank staat (ook) deze schade in voldoende rechtstreeks verband met het gepleegde strafbare feit, de straatroof, die heeft plaatsgevonden op 5 januari 2018. Uit de stukken blijkt dat [slachtoffer 1] zich op 8 januari 2018 met rugklachten bij de huisarts heeft gemeld. Het is voldoende aannemelijk dat de behandelingen bij de osteopaat hiermee verband houden.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dus worden toegewezen tot een totaalbedrag van
€ 755,41, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder primair bewezen verklaarde handelen
[kort gezegd: straatroof] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de
schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
15/098987-17
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 965,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 415,- aan materiële schade (eigen risico en
t-shirt) en € 550,- aan immateriële schade.
De geleden schade bestaat uit kosten die zijn gemaakt omdat [slachtoffer 2] op 10 april 2017 met zijn ribbenkast op de punten van een hek terecht is gekomen en letsel heeft opgelopen. Nu niet is gebleken dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van verdachte bewezen verklaarde feit, kan [slachtoffer 2] niet in zijn vordering worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 20 oktober 2015 in de zaak met parketnummer 15/120534-15 heeft de kinderrechter van deze rechtbank, locatie Alkmaar, verdachte ter zake van telkens diefstal in vereniging (meermalen gepleegd) veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 70 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 10 november 2015 aan verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 3 november 2015 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog (gedeeltelijk) ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de voornoemde proeftijd aan nieuwe strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. In beginsel is dat voldoende reden om de vordering toe te wijzen.
Echter, gelet op de sancties die in de onderhavige strafzaken aan verdachte zullen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf in dit geval niet opportuun is. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 15/098987-17
onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de in de zaken met de parketnummers 15/004441-18 primair, 15/098987-17 onder 1 en 15/144379-17 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
64 (vierenzestig) dagen.Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
- zich zal (blijven) melden bij de William Schrikker Groep-Jeugdreclassering zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat deze bijzondere voorwaarde en het toezicht dadelijk uitvoerbaar is.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
40 (veertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, in de vorm van een leerstraf, te weten de leerstraf So-Cool Regulier, aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 755,41, bestaande uit € 255,41 als vergoeding voor de materiële en € 500,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 755,41, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
15 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter van deze rechtbank, locatie Alkmaar, in de zaak met parketnummer 15/120534-15 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. G. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.L. Ypma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2018.
Mr. Mateman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.