Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.VoorvragenDe officier van justitie heeft de bevoegdheid van deze rechtbank ter terechtzitting aan de orde gesteld, omdat de ten laste gelegde feiten in Almere hebben plaatsgevonden en verdachte nu in Amsterdam woont. Deze zaak was gekoppeld aan een aantal andere strafzaken tegen verdachte, met samenhangende feiten, die mede in dit arrondissement zouden hebben plaatsgevonden, maar in die zaken is - evenals aanvankelijk in de onderhavige zaak - een sepot verleend. In deze zaak is het Openbaar Ministerie na een gegrond bevonden klacht van [slachtoffer] alsnog tot strafvervolging overgegaan.
3.Bewijs
De bevindingen van het NFI staan haaks op die van het TMFI en kunnen daardoor in de visie van de verdediging niet als steunbewijs worden gebruikt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij met verdachte is meegegaan, omdat een bezoek zou worden gebracht aan Walibi in gezelschap van familieleden. De moeder van aangeefster heeft dit in haar verklaring als getuige bevestigd.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs. Dat aangeefster haar verklaringen zou hebben afgestemd op verklaringen van anderen is niet gebleken.
Mijn neef [verdachte] heeft mij één keer seksueel misbruikt, in Almere. Op 11 augustus 2014 in de avond kwam hij mij ophalen. Wij zouden naar Walibi gaan. Er zou nog een nichtje meegaan. We zouden bij hem overnachten. Alleen [betrokkene] was in de woning in Almere. Ik ben alleen die keer in dat huis op die slaapkamer geweest. Ik ben op bed gaan zitten omdat ik nergens anders kon gaan zitten.
elkhierboven genoemd SVO geldt naast de onderzoeksopdracht/vraagstelling: Genereer DNA-profielen. Neem de DNA-profielen op in de Nederlandse DNA-databank Strafzaken en vergelijk deze met alle daarin reeds aanwezige DNA-profielen. Vergelijk tevens met de in de DNA-databank aanwezige DNA-profiel van de verdachte.
Het dossier bevat geen enkele aanwijzing voor de door de verdediging nog gedane suggestie dat de onderzochte onderbroek, waarvan een foto in het dossier zit en die sterke gelijkenissen vertoont met de door [slachtoffer] in haar aangifte omschreven onderbroek (een blauwe boxer met een roze rand), niet van [slachtoffer] was. Zowel in de bemonstering van de binnenzijde van het kruis van de onderbroek (AAHG7007NL#01) als in de bemonstering van de binnenzijde van de voorkant van de onderbroek (AAHG7007NL#02) is sperma aangetroffen. Uit beide bemonsteringen is een DNA-mengprofiel verkregen dat matcht met slachtoffer en verdachte. De kans dat het DNA-profiel vanuit het sperma matcht met het DNA-profiel van een willekeurig onbekend persoon is kleiner dan één op één miljard, zo concludeert het NFI.
Hoewel de desbetreffende onderbroek ongeveer een week in de wasmand heeft gelegen voordat deze is veilig gesteld, zijn er geen aanwijzingen dat sprake is van relevante contaminatie. Het onderzoek ter terechtzitting heeft geen aanwijzing opgeleverd voor een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van sperma van verdachte in de onderbroek van [slachtoffer] dan de verklaring die volgt uit de aangifte.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
bewezenverklaringonder 3.6 bewezen verklaarde feiten. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
24 (vierentwintig) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf