ECLI:NL:RBNHO:2018:11405

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
C/15/281669? HA RK 18/206
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek was gericht tegen mr. W. Veldhuijzen Van Zanten, de rechter in de hoofdzaak. De verzoeker had op 16 november 2018 ter zitting de wraking aangevraagd, omdat hij zich benadeeld voelde in zijn verdediging. Hij stelde dat hij niet de mogelijkheid kreeg om zich te verdedigen en dat belangrijke camerabeelden ontbraken die relevant waren voor zijn zaak. De rechter had eerder aangegeven dat de camerabeelden niet van belang waren, omdat er geen geluid op was geregistreerd en de beelden vaak van een afstand waren gemaakt.

Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 12 december 2018 zijn zowel de verzoeker als de officier van justitie gehoord, maar de rechter in de hoofdzaak heeft van de gelegenheid om te reageren geen gebruik gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden die de verzoeker naar voren had gebracht, geen grond vormden voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.

De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen zwaarwegende redenen had aangedragen die objectief gerechtvaardigd waren om te vrezen voor partijdigheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank beval dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/281669/ HA RK 18/206
Beslissing van 21 december 2018
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
geboren op 30 juli 1984 te Amsterdam,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. W. Veldhuijzen Van Zanten,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 16 november 2018 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie Straf, locatie Haarlem aanhangige zaak met als parketnummers 96/138584-18 en 96/139007-18, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 12 december 2018. Verzoeker, rechter en de officier van justitie in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen. De rechter en de officier van justitie in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek blijkens het proces-verbaal van de zitting van 16 november 2018 het volgende aangevoerd.
“Ik ben benadeeld omdat ik niet de mogelijkheid krijg om mij te verdedigen. Ik vraag naar de camerabeelden en ik wil de verbalisanten horen. Dit wil ik omdat ik de relevante feiten wil weergeven en omdat de processen-verbaal dat niet doen. De processen-verbaal missen heel veel feiten die van belang zijn. De reden dat ik nu een wrakingsverzoek doe is omdat de politierechter het standpunt gaat innemen van de officier van justitie. Dat heeft de politierechter laten horen omdat zij zojuist een oordeel heeft gegeven over de camerabeelden. De politierechter heeft gezegd dat de camerabeelden niet van belang zijn omdat er op de beelden niet is te horen wat er is gezegd omdat de spraak ontbreekt. Ik heb aangegeven dat die beelden wel essentieel zijn. Het gaat mij daarnaast met name om de videobeelden van het geweld dat tegen mij is gepleegd in het cellenblok. U bent van oordeel dat het horen van de door mij gewenste getuigen niet nodig is voor de beoordeling van de strafbare feiten”.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
In haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek heeft de rechter aangegeven, dat zij zich hardop heeft afgevraagd of de camerabeelden verzoeker van dienst zouden kunnen zijn voor zijn stelling dat aan hem geen cautie zou zijn gegeven, omdat er geen geluid geregistreerd wordt en vaak vanaf ruime afstand wordt gefilmd. De rechter heeft haar gedachten over de bruikbaarheid van de camerabeelden voor het door verzoeker aangegeven doel, in vragende vorm en voorzien van een toelichting aan hem voorgelegd. De rechter heeft aan verzoeker uitdrukkelijk aangegeven dat het haar bedoeling was zich te beraden over de verzoeken, om er vervolgens een beslissing op te nemen.
3.3
De rechtbank stelt voorop dat voor zover een wrakingsverzoek ziet op een daadwerkelijke afwijzende (processuele) beslissing van een rechter op onderzoekswensen van een verdachte, het volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad niet aan de wrakingskamer is om op een dergelijke beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering op inhoudelijke juistheid te beoordelen. A fortiori heeft te gelden dat een rechter niet succesvol gewraakt kan worden voor een nog te nemen beslissing op grond van de vrees dat die beslissing afwijzend zal zijn. Evenmin kunnen bespiegelingen van een rechter over het nut van bepaalde onderzoekswensen als hiervoor onder 3.2. weergegeven leiden tot gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid.
3.4
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de officier van justitie in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team Straf, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. H.M. van Dam en
mr. M. Goedhuis-Visser, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. L.P. van Os, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
De griffier is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.
voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.