ECLI:NL:RBNHO:2018:11394

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
C/15/276646 ? HA RK 18/119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de politierechter in een strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 5 september 2018 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek was gericht tegen de politierechter, mr. J.M. Sassenburg, en was ingediend tijdens een zitting op 11 juli 2018. De verzoeker stelde dat de politierechter vooringenomen was en dat hij niet de gelegenheid had gekregen om camerabeelden voorafgaand aan de zitting te bekijken, wat hij als een schending van zijn rechten beschouwde. De politierechter had echter schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en was niet verschenen op de zitting van de wrakingskamer.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, omdat alleen een rechter die de zaak behandelt gewraakt kan worden en niet het hele college. De kamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de politierechter. De beslissing van de politierechter om de camerabeelden ter zitting te tonen werd als een processuele beslissing beschouwd, die binnen haar bevoegdheid viel. De rechtbank concludeerde dat de grondslag van het wrakingsverzoek onvoldoende was om te concluderen dat de politierechter niet onpartijdig was.

Daarnaast werd opgemerkt dat het lichtvaardig gebruik van het rechtsmiddel wraking, in combinatie met de kansloosheid van het verzoek, duidde op misbruik van dit rechtsmiddel. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/276646 / HA RK 18/119
Beslissing van 5 september 2018
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te Nieuw-Vennep,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.M. Sassenburg,
hierna te noemen: de politierechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 11 juli 2018 ter zitting de wraking verzocht van de politierechter in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie strafrecht, locatie Haarlem aanhangige zaak met als parketnummer 15/064116-18, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De politierechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Verzoeker heeft op 27 augustus 2018 een schriftelijke toelichting, gedateerd 24 augustus 2018, naar de wrakingskamer gestuurd.
1.4
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 28 augustus 2018. Verzoeker, de politierechter en de officier van justitie in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De politierechter heeft bericht niet te zullen verschijnen. Verzoeker en de officier van justitie in de hoofdzaak zijn wel verschenen.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 11 juli 2018 vermeldt de volgende wrakingsgronden:
“Ik wens u nu te wraken. U volgt het procesdossier wat de officier van justitie heeft geselecteerd en de officier van justitie is vooringenomen. Het dossier mist stukken. U wenst dat zeer duidelijk niet te zien. Ik zie een zekere zelfingenomenheid. U wilt het onder de tafel schuiven. Ik wil dat de zitting wordt verplaatst naar een ander arrondissement, bijvoorbeeld Amsterdam. Ik wraak daarom de hele rechtbank. In Haarlem zijn teveel problemen want de processen-verbaal kloppen niet. Ik heb u al gezegd dat ik van plan was om te wraken.”
2.2
Verzoeker heeft ter zitting van 28 augustus 2018 het wrakingsverzoek toegespitst op de kwestie van de camerabeelden. Verzoeker wilde voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak de camerabeelden bekijken. Hij heeft die gelegenheid niet gehad en dat is volgens verzoeker in strijd met artikel 30 Sv. De door de politierechter geboden oplossing – het ter terechtzitting tonen van de beelden – was gemakzuchtig en te laat, aldus verzoeker.

3.De beoordeling

3.1
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1 sub d, in samenhang met paragraaf 4.3 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www.rechtspraak.nl/Rechtbank Noord-Holland/Regels en procedures – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de hele rechtbank kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. Ingevolge voornoemde bepalingen kan alleen een rechter die de zaak behandelt gewraakt worden en niet het hele college.
3.2
Een politierechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de politierechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.3
Uit het wrakingsverzoek en de (schriftelijke) toelichting daarop blijkt niet dat er aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de politierechter jegens verzoeker enige vooringenomenheid koestert dan wel dat haar handelen ter zitting grond heeft gegeven voor de vrees dat het haar aan onpartijdigheid ontbreekt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.4
De grondslag van het wrakingsverzoek is gelegen in de beslissing van de politierechter om de camerabeelden ter terechtzitting te tonen, terwijl verzoeker deze beelden voorafgaand aan de zitting had willen bekijken. Dit is een processuele beslissing en deze staan de politierechter, gelet op de regiefunctie van de rechter, vrij. Als negatief of teleurstellend ervaren processuele beslissingen bieden zonder bijkomende omstandigheden onvoldoende grond voor wraking, tenzij die beslissingen zozeer onbegrijpelijk zijn, dat deze zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de politierechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Daarvoor ziet de rechtbank in dit geval in het geheel geen aanknopingspunten. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
3.5
De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid, Wetboek van Strafvordering. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker tevens de rechters van de wrakingskamer gewraakt, welk verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Dit lichtvaardige gebruik van het rechtsmiddel wraking, in samenhang met de kansloosheid van het onderhavige wrakingsverzoek, duidt op misbruik.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen,
4.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de officier van justitie in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.4
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team strafrecht, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. W. Veldhuijzen van Zanten, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2018.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.