2.1Verzoeker heeft de wraking gebaseerd op het optreden van de rechter tijdens de comparitie van partijen op 18 september 2018 en – samengevat - de volgende wrakingsgronden aangevoerd:
a. Onnodig denigrerend
De rechter is onnodig denigrerend opgetreden jegens verzoeker door de zitting te openen met de mededeling dat er sprake was van een
“rommelig verloop van de vorderingen”dan wel van
“rommelige vorderingen”.
b. Bevooroordeelde weigering op onjuiste gronden
De rechter heeft de gemachtigde van verzoeker niet in de gelegenheid gesteld om foto’s te laten zien van de recent door verzoeker verworven nieuwe huurwoning, De rechter heeft hierbij het overleggen van producties verward met het tonen van bewijsmateriaal in aanwezigheid van alle partijen. De rechter bepaalt weliswaar de orde van de zitting, maar het staat de gemachtigde van een partij vrij om zijn/haar toelichting ter zitting in te richten zoals die voor ogen staat.
c. Voorafgaand aan schorsing druk en slechts vraag aan één partij
Bij het bezien of een mogelijke oplossing buiten rechte haalbaar zou kunnen zijn, had de rechter haar druk om partijen in onderhandelingen te krijgen reeds moeten opgeven nadat de gemachtigde van verzoeker had laten weten geen mogelijkheden voor een schikking te zien, temeer nu hij namens verzoeker sprak. Voorafgaand aan de schikking heeft de rechter tot twee keer toe aan verzoeker gevraagd waarom hij niet naar andere woonruimte heeft gezocht. Dit terwijl het antwoord op deze vraag haar al bekend was. Door het stellen van deze vraag en het niet aan de andere partijen vragen waarom zij verzoeker niet geholpen hebben, heeft de rechter de indruk gewekt dat de verzoeker in haar ogen met zijn vordering een probleem had en dat de andere partijen met hun verweer geen probleem hadden.
d. Slechts kritische vragen aan één partij
In de bij de rechter in behandeling zijnde zaak staat verzoeker als huurder, die met dwangmiddelen uit zijn woning wordt gewerkt en die wordt ondersteund door de GGZ, tegenover twee aanzienlijk vermogender partijen, die bovendien ondernemer zijn. In het huurrecht ligt het zwaartepunt bij de bescherming van de huurder van woonruimte. In de aanpak ter zitting is scheefgroei ontstaan.
e. De rechterlijke benadering van het onverwachte nieuwe verweer en de ongefundeerde aantijgingen van gedaagde in vrijwaring
Tijdens de zitting werd verzoeker door de gemachtigde van de gedaagde in de vrijwaringszaak geconfronteerd met een volstrekt nieuw (eigen schuld) verweer. Zo werd aangevoerd dat verzoeker wel wist dat hij de woonruimte in strijd met het bestemmingsplan had gehuurd, dat hij zich nooit op het adres voor de door hem gehuurde woning had ingeschreven en dat hij “een hoge functie” bij de KLM zou hebben. Op geen enkel moment heeft de rechter ter zitting verzoeker als huurder in bescherming genomen tegen deze
“rechtsvorderlijke scheefgroei”of heeft zij laten blijken zich hiervan bewust te zijn.
Met deze gedragingen en uitlatingen heeft de rechter volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid geschonden.