ECLI:NL:RBNHO:2018:11391

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
C/15/279524?HA RK 18-172
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een civiele procedure

Op 20 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Zwanenburg, tegen mr. C.E. van Oosten-van Smaalen. Het verzoek tot wraking was ingediend op 28 september 2018 en was gericht tegen de rechter die betrokken was bij de hoofdzaak van verzoeker, die een huurconflict betrof. De verzoeker stelde dat de rechter onpartijdigheid had geschonden door denigrerend op te treden en door niet de gelegenheid te bieden om bewijsstukken te tonen. Tijdens de zitting op 18 september 2018 had de rechter de gemachtigde van verzoeker niet in de gelegenheid gesteld om foto’s van de nieuwe huurwoning te tonen, wat verzoeker als bevooroordeeld beschouwde. De rechter had ook druk uitgeoefend op partijen om tot een schikking te komen, wat verzoeker als ongepast ervoer. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien het pas 10 dagen na de zitting was ingediend. Hierdoor werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De rechtbank heeft vervolgens bevolen dat het proces in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaak-/rekestnummer: C/15/279524/HA RK 18-172
Beslissing van 20 december 2018
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer,
verzoeker,
gemachtigde mr. R. Vos, advocaat te Haarlem.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. C.E. van Oosten-van Smaalen,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 28 september 2018 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie Handel, Kanton en Insolventie, locatie Haarlem aanhangige zaak van verzoeker met als zaak-/rolnummer: 6438870/CV EXPL 17-9841 (hierna te noemen: de hoofdzaak). De gedaagde in de hoofdzaak heeft een derde partij in vrijwaring opgeroepen. Deze zaak is bekend met als zaak-/rolnummer: 6759920/CV EXPL 18-2035 (hierna te noemen: de vrijwaringszaak).
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 13 december 2018. Verzoeker, de rechter, de wederpartij in de hoofdzaak en de gedaagde partij in de vrijwaringszaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de rechter zijn verschenen. De wederpartij in de hoofdzaak en de gedaagde partij in de vrijwaringszaak hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft de wraking gebaseerd op het optreden van de rechter tijdens de comparitie van partijen op 18 september 2018 en – samengevat - de volgende wrakingsgronden aangevoerd:
a. Onnodig denigrerend
De rechter is onnodig denigrerend opgetreden jegens verzoeker door de zitting te openen met de mededeling dat er sprake was van een
“rommelig verloop van de vorderingen”dan wel van
“rommelige vorderingen”.
b. Bevooroordeelde weigering op onjuiste gronden
De rechter heeft de gemachtigde van verzoeker niet in de gelegenheid gesteld om foto’s te laten zien van de recent door verzoeker verworven nieuwe huurwoning, De rechter heeft hierbij het overleggen van producties verward met het tonen van bewijsmateriaal in aanwezigheid van alle partijen. De rechter bepaalt weliswaar de orde van de zitting, maar het staat de gemachtigde van een partij vrij om zijn/haar toelichting ter zitting in te richten zoals die voor ogen staat.
c. Voorafgaand aan schorsing druk en slechts vraag aan één partij
Bij het bezien of een mogelijke oplossing buiten rechte haalbaar zou kunnen zijn, had de rechter haar druk om partijen in onderhandelingen te krijgen reeds moeten opgeven nadat de gemachtigde van verzoeker had laten weten geen mogelijkheden voor een schikking te zien, temeer nu hij namens verzoeker sprak. Voorafgaand aan de schikking heeft de rechter tot twee keer toe aan verzoeker gevraagd waarom hij niet naar andere woonruimte heeft gezocht. Dit terwijl het antwoord op deze vraag haar al bekend was. Door het stellen van deze vraag en het niet aan de andere partijen vragen waarom zij verzoeker niet geholpen hebben, heeft de rechter de indruk gewekt dat de verzoeker in haar ogen met zijn vordering een probleem had en dat de andere partijen met hun verweer geen probleem hadden.
d. Slechts kritische vragen aan één partij
In de bij de rechter in behandeling zijnde zaak staat verzoeker als huurder, die met dwangmiddelen uit zijn woning wordt gewerkt en die wordt ondersteund door de GGZ, tegenover twee aanzienlijk vermogender partijen, die bovendien ondernemer zijn. In het huurrecht ligt het zwaartepunt bij de bescherming van de huurder van woonruimte. In de aanpak ter zitting is scheefgroei ontstaan.
e. De rechterlijke benadering van het onverwachte nieuwe verweer en de ongefundeerde aantijgingen van gedaagde in vrijwaring
Tijdens de zitting werd verzoeker door de gemachtigde van de gedaagde in de vrijwaringszaak geconfronteerd met een volstrekt nieuw (eigen schuld) verweer. Zo werd aangevoerd dat verzoeker wel wist dat hij de woonruimte in strijd met het bestemmingsplan had gehuurd, dat hij zich nooit op het adres voor de door hem gehuurde woning had ingeschreven en dat hij “een hoge functie” bij de KLM zou hebben. Op geen enkel moment heeft de rechter ter zitting verzoeker als huurder in bescherming genomen tegen deze
“rechtsvorderlijke scheefgroei”of heeft zij laten blijken zich hiervan bewust te zijn.
Met deze gedragingen en uitlatingen heeft de rechter volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid geschonden.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan op verzoek van een partij een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Een verzoek tot wraking kan in beginsel in elke stand van de procedure worden gedaan, derhalve ook na afloop van de behandeling.
3.3
Ingevolge artikel 37, eerste lid, Rv. wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Dit artikellid borgt dat de partij de twijfel aan de onpartijdigheid van een rechter direct kenbaar maakt.
3.4
Op 18 september 2018 heeft de comparitie van partijen (een zitting) plaatsgevonden in de hoofdzaak en gelijktijdig in de vrijwaringszaak. Nadat de rechter heeft vastgesteld wat de vordering van verzoeker – na wijzigingen van eis – en de vordering in de vrijwaring omvat, heeft zij een samenvatting van het geschil gegeven. Daarna heeft de rechter partijen het woord gegeven. Uit de door de griffier gemaakte aantekeningen van de mondelinge behandeling blijkt dat de gemachtigde van verzoeker tijdens deze behandeling foto’s van de nieuwe woning van verzoeker wilde laten zien, dat de gemachtigden van de gedaagden in de hoofdzaak en de gedaagde in de vrijwaringszaak daar bezwaar tegen hebben gemaakt en dat de rechter de gemachtigde van verzoeker niet de gelegenheid heeft geboden om de foto’s te tonen. De zitting is geschorst voor overleg tussen verzoeker en zijn gemachtigde en om partijen te gelegenheid te geven voor schikkingsonderhandelingen. Vervolgens is de zitting hervat en is door partijen vonnis gevraagd, waarna de kantonrechter de zitting heeft gesloten.
3.5
De gronden voor het wrakingsverzoek zijn uitsluitend gebaseerd op het handelen van de rechter bij de aanvang van en tijdens de mondelinge behandeling.
3.6
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek eerst 10 dagen na de mondelinge behandeling ingediend. Ter zitting van de wrakingskamer heeft de verzoeker – desgevraagd - aangegeven dat hij en zijn gemachtigde de dag na de mondelinge behandeling contact hebben gehad over het verloop van de zitting en het optreden van de rechter. Voor het verstrijken van de negen dagen na dit contact tot aan het indienen van het wrakingsverzoek heeft de gemachtigde (alleen) als verklaring aangevoerd dat hij ruggenspraak heeft gehouden met zijn kantoorgenoten en dat verzoeker en gemachtigde daarna nog een gesprek op het kantoor van de gemachtigde hebben gehad. Gelet op deze omstandigheden voldoet het wrakingsverzoek niet aan de wrakingsbepalingen. Het is immers niet ingediend zodra de verzoeker bekend is geworden met de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Nu het wrakingsverzoek te laat is ingediend, zal verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter, de wederpartijen in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van de afdeling privaatrecht, sectie Handel, Kanton en Insolventie, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr H.M. van Dam en mr. M. Goedhuis-Visser, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.