ECLI:NL:RBNHO:2018:1119

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
5687555 \ CV EXPL 17-968
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door Corendon Dutch Airlines B.V. en de rol van luchtverkeersleiding

In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Heraklion op 8 augustus 2016. De vlucht had een vertraging van meer dan drie uur, wat aanleiding gaf tot de vordering op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Corendon betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging deels het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat Corendon niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het besluit van de luchtverkeersleiding de oorzaak was van de vertraging. De rechter concludeerde dat Corendon gehouden was om compensatie te betalen aan de passagiers, omdat de buitengewone omstandigheden niet waren aangetoond. De vordering van [eiser] werd toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5687555 \ CV EXPL 17-968
Uitspraakdatum: 14 februari 2018
Vonnis in de zaak van:
[eiser]wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. C.A.M.H. Vink
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.,
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde mr. M.E. Futselaar

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 24 januari 2017 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven. Na daartoe verkregen toestemming heeft [eiser] zich bij akte uitgelaten over de productie bij de laatste reactie van Corendon.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Heraklion op 8 augustus 2016, hierna: de vlucht. De geplande vertrektijd was 12.15 uur (lokale tijd). De vlucht is vertrokken om 16.15 uur (lokale tijd).
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers hebben hun vordering op Corendon op 30 november 2016 bij akte van cessie aan [eiser] overgedragen en daarvan schriftelijk mededeling gedaan aan Corendon.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf tot en met 9 januari 2017 ad € 5,16 en voorts vanaf 10 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente van 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eiser] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof), waaronder het Sturgeon-arrest van
19 november 2009 (C-402/07). [eiser] stelt dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht van drie uur en 39 minuten gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertraging is veroorzaakt door een cumulatie van oorzaken, waarvan een groot deel door een besluit van de luchtverkeersleiding. De vertraging als gevolg van het besluit van de luchtverkeersleiding bedroeg 54 minuten. De uiteindelijke vertraging van onderhavige vlucht bedroeg in totaal 3 uur en 40 minuten. Het besluit van de luchtverkeersleiding dient volgens Corendon te worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, die Corendon ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen. Gelet op het arrest Peṥková (C-315/15) dient volgens Corendon het aandeel van de vertraging ten gevolge van het besluit van de luchtverkeersleiding te worden afgetrokken van de totale vertraging, die daardoor minder dan 3 uur bedraagt. Corendon meent daarom niet verplicht te zijn om de compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening aan de passagiers te betalen. Voorts voert Corendon aan dat [eiser] heeft nagelaten boekingsbescheiden te overleggen, waaruit valt af te leiden dat de passagiers zich daadwerkelijk bij de incheckbalie hebben gemeld, waardoor niet is gebleken dat de vordering onder de werkingssfeer van de Verordening valt. Tot slot betwist Corendon de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat niet langer in geschil is dat de passagiers hun vorderingen rechtsgeldig aan [eiser] hebben gecedeerd, zodat [eiser] ontvankelijk is in zijn vordering.
5.2.
Corendon heeft erop gewezen dat [eiser] geen bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat, zoals artikel 3 lid 1 sub a jo. artikel 3 lid 2 sub a van de Verordening voor de toepasselijkheid ervan voorschrijft, de passagiers zich tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld. De kantonrechter overweegt dat anders dan haar blote stelling dat [eiser] geen bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat de passagiers zich tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld, Corendon ook niets heeft aangevoerd op grond waarvan aan de juistheid aan die veronderstelling zou kunnen worden getwijfeld, terwijl informatie hierover wel geacht wordt tot haar beschikking te staan. Derhalve wordt aan dit verweer voorbijgegaan.
5.3.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uren aangekomen op de eindbestemming Heraklion, zodat Corendon op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Corendon kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Corendon heeft zich in dit verband beroepen op overweging 15 van de considerans van de Verordening. Daarin is opgenomen dat sprake is van een buitengewone omstandigheid bij een langdurige vertraging door een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag. [eiser] betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. [eiser] stelt dat het besluit van de luchtverkeersleiding geen invloed heeft gehad op de vertraging. Voorts vermoedt [eiser] dat het technisch mankement aan het toestel niet tijdig gerepareerd kon worden en als gevolg daarvan meerdere nieuwe slottijden heeft gekregen. Het krijgen van een nieuwe slottijd vanwege een het niet kunnen vertrekken door een mankement is volgens [eiser] geen buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Corendon heeft niet inzichtelijk of anderszins aannemelijk gemaakt wat het gestelde besluit van de luchtverkeersleiding heeft ingehouden noch wat de reden hiervoor zou zijn geweest, en, of dit de oorzaak is geweest van de ontstane vertraging. Het door Corendon overgelegde bericht van de luchtverkeersleiding biedt daartoe onvoldoende informatie, terwijl het aan de luchtvaartmaatschappij is om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Corendon heeft dat nagelaten. Corendon heeft bloot ontkend dat het besluit van de luchtverkeersleiding met een technisch mankement samenhing. Het is niet aan [eiser] om te onderbouwen dat het tegendeel het geval was. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van een omstandigheid betreffende het toestel, waardoor de oorspronkelijke geplande vertrektijd niet was gehaald en waardoor Corendon op een nieuwe ‘slot’tijd heeft moeten aanvragen en daarop heeft moeten wachten. Dat is echter geen buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening. Het arrest Peṥková (C-315/15), waar Corendon zich op beroept, ziet niet op een dergelijke situatie en kan haar derhalve niet baten.
5.5.
Corendon heeft al met al onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om haar toe te laten tot het leveren van bewijs van haar stelling dat de vertraging onder andere het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. Het ter zake gedane bewijsaanbod wordt aldus gepasseerd en het verweer van Corendon wordt verworpen.
5.6.
Aangezien de buitengewone omstandigheid niet is komen vast te staan, komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Corendon is daarom gehouden de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht. Nu Corendon voor het overige ter zake van de gevorderde compensatie geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van € 400,00 per passagier worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser] geen belang bij het inzien van het originele document van de door Corendon overgelegde ‘Journey Log’, zoals [eiser] heeft verzocht bij zijn akte uitlaten producties. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
5.7.
Nu de onderhavige vordering niet ziet op een verbintenis uit overeenkomst tot betaling van een geldsom of een verbintenis tot vergoeding van schade, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of een verbintenis tot betaling van een geldsom omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dient voor de vaststelling van de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten te worden aangeknoopt bij het Rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Nu het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde BTW over de buitengerechtelijke kosten ad € 25,20 is als niet weersproken eveneens toewijsbaar.
5.8.
De gevorderde wettelijke (tot 10 januari 2017) verschenen rente en de vanaf die datum nog te verschijnen rente over de hoofdsom zijn als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
Corendon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Nu de passagier op basis van een toevoeging procedeert, is wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de explootkosten niet mogelijk.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Corendon tot betaling aan [eiser] van € 950,36 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 800,00 vanaf 10 januari 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 200,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter