5.3De beoordeling
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gehad van het door haar gepleegde strafbare feit, te weten gewoontewitwassen. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op de hiervoor weergegeven bewezenverklaring van het feit en de door het gerechtshof voor die bewezenverklaring gebruikte bewijsmiddelen, zoals opgenomen in het arrest van 22 juni 2017. Voorts heeft de rechtbank zich gebaseerd op de ontnemingsrapportage en de daarbij gevoegde bijlagen.
De rechtbank zal hierna de daarin vermelde posten, voor zover nog opgenomen in de aangepaste vordering van de officier van justitie, en de opgeworpen geschilpunten bespreken.
In bewaring gegeven geldbedrag
Het gerechtshof heeft bewezenverklaard dat veroordeelde een van medeveroordeelde [medeveroordeelde, persoon 1] afkomstig geldbedrag van ongeveer € 2.700.00,00 voorhanden heeft gehad, dat dit geldbedrag onmiddellijk van misdrijf afkomstig was en dat veroordeelde van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Als rechter in de ontnemingszaak is de rechtbank gebonden aan het oordeel van de rechter in de strafzaak. Dit betekent dat het voorhanden hebben van genoemd geldbedrag niet meer ter discussie staat en als vaststaand wordt aangenomen. Nu uit dient te worden gegaan van het voorhanden hebben van genoemd geldbedrag, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om [medeveroordeelde, persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] hierover als getuigen te horen. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank ook dat veroordeelde op dit punt € 2.700.000,00 wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Dat veroordeelde is vrijgesproken van andere varianten van witwassen dan ‘voorhanden hebben’ maakt dat niet anders. Veroordeelde heeft ofwel dit geld uitgegeven, ofwel zij beschikt daar nog altijd over, maar op dit punt heeft veroordeelde niet willen verklaren. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 2.700.00000 betrekken in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank acht het eveneens niet noodzakelijk om getuigen te horen over het uitgavenpatroon van veroordeelde. Ook indien getuigen zouden bevestigen dat veroordeelde er geen exorbitant uitgavenpatroon op nahield, blijft immers overeind staan dat veroordeelde op dit punt een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gehad van
€ 2.700.000,00. Het (voorwaardelijk) getuigenverzoek wordt dan ook afgewezen.
Contante geldbedragen
Uit het onderzoek is gebleken dat in de periode van 18 mei 2005 tot en met 31 december 2012 in totaal 240 bedragen contant op de bankrekening van veroordeelde zijn gestort. Bij elkaar gaat het om een bedrag van € 241.472,05 dat op haar rekening is gestort en dit is dan ook het bedrag dat als wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde zal worden toegerekend.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde maandelijks een bedrag van € 3.500,00 heeft ontvangen van medeveroordeelde [medeveroordeelde, persoon 1] . Dat sprake zou zijn geweest van een dergelijke maandelijkse betaling is op niet meer gebaseerd dan een enkel afgeluisterd gesprek tussen [medeveroordeelde, persoon 1] en een ander persoon, hetgeen de rechtbank onvoldoende acht.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank dan ook uit van een bedrag van € 241.472,05 aan contante betalingen.
Voertuigen
Het gerechtshof heeft bewezenverklaard dat veroordeelde een Audi A3, een Mercedes-Benz en een Fiat 500 heeft verworven en voorhanden gehad en/of heeft overgedragen en daarvan gebruik gemaakt, terwijl zij wist dat die voertuigen middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren. Het gerechtshof heeft veroordeelde vrijgesproken van het witwassen ten aanzien van ‘overige voertuigen’, hetgeen bezwaarlijk anders kan worden begrepen dan dat veroordeelde ook is vrijgesproken voor de Piaggo C38. Daarom zal de rechtbank de scooter niet betrekken bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat veroordeelde heeft gehad van de verschillende voertuigen. Gelet op de omstandigheid dat de officier van justitie de Fiat 500 niet heeft betrokken bij de berekening, zal de rechtbank dit evenmin doen. Blijkens de ontnemingsrapportage betreft het wederrechtelijk verkregen voordeel van de Audi A3 € 8.154,00 en dat van de Mercedes-Benz
€ 11.550,00, tezamen een bedrag van € 19.704,00. De rechtbank zal dit bedrag betrekken bij de eindberekening.
Vakanties
Wat betreft de vakanties overweegt de rechtbank het volgende. Het gerechtshof heeft bewezenverklaard dat verdacht gebruik heeft gemaakt van een vakantiereis naar Dubai terwijl zij wist dat (de betaling van) die vakantiereis middellijk uit enig misdrijf afkomstig was. Dat de tijdens die reis gemaakte verblijfskosten niet expliciet zijn vermeld in de bewezenverklaring, wil naar het oordeel van de rechtbank niet zeggen dat veroordeelde op dit punt geen voordeel heeft genoten. Zo heeft het gerechtshof overwogen (en is ook niet in geschil) dat ook die kosten van het verblijf (zowel voor veroordeelde als voor haar zoon) door [medeveroordeelde, persoon 1] zijn betaald. Dat uiteindelijk is bewezenverklaard dat veroordeelde heeft witgewassen door ‘gebruikmaking van de reis’, betekent naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dat de kosten van het verblijf niet bij de bepaling van het wederechtelijk verkregen voordeel kunnen worden meegenomen. Ook de ten behoeve van deze reis gemaakte kosten van de zoon zullen (voor de helft) worden betrokken in de berekening, als besparing van kosten voor veroordeelde. In dit verband staat immers vast dat veroordeelde wist en er mee heeft ingestemd dat [medeveroordeelde, persoon 1] de reis voor haar zoon zou bekostigen.
Gelet hierop zal de rechtbank het gehele bedrag van de reis naar Dubai betrekken in de berekening, een en ander conform de ontnemingsrapportage, dus voor een bedrag van
€ 2.010,00.
Uitgaven in verband met zoon
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de berekening die in de ontnemingsrapportage is gemaakt van uitgaven die door [medeveroordeelde, persoon 1] zouden zijn gedaan ten behoeve van de zoon van [medeveroordeelde, persoon 1] en veroordeelde niet moet worden meegenomen bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Veroordeelde heeft ter zitting uitdrukkelijk betwist dat zij heeft ingestemd met deze uitgaven, die door [medeveroordeelde, persoon 1] zouden zijn gedaan ten behoeve van haar zoon . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde met genoemde uitgaven kosten heeft bespaard die zij anders wel zou hebben gemaakt en dus voordeel heeft gehad van de onder deze post opgenomen bedragen. Deze bedragen zullen daarom niet worden betrokken bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel inclusief de besparing van kosten bedraagt op basis van het vorenstaande:
In bewaring gegeven geldbedrag: € 2.700.000,00
Contante geldbedragen: € 241.472,05
Voertuigen: € 19.704,00
Vakanties: € 2.010,00
Uitgaven in verband met zoon:
€ 0,00 +
Totaal: € 2.963.186,05