5.3De beoordeling
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gehad van de bewezenverklaarde en/of andere strafbare feiten. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op de bewezenverklaringen van de feiten door het gerechtshof en de door het gerechtshof voor die bewezenverklaringen gebruikte bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bijlage bij het arrest van 22 juni 2017. Voorts heeft de rechtbank zich gebaseerd op de ontnemingsrapportage en de daarbij gevoegde bijlagen.
Omdat in het strafrechtelijk onderzoek geen zicht is verkregen op alle individuele transacties/strafrechtelijke activiteiten en de daarmee samenhangende opbrengsten, is voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel een eenvoudige kasopstelling vervaardigd. Door middel van deze methode van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt nagegaan of, en zo ja, in hoeverre betrokkene meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kunnen worden verantwoord.
In deze methode worden de totale contante uitgaven afgezet tegen de beschikbare legale contante gelden. Indien de totale contante uitgaven groter zijn dan de beschikbare legale contante gelden (met andere woorden; het uiteindelijke verschil negatief is), is er dus sprake van onbekende contante ontvangsten. Een negatieve kas is immers niet mogelijk: men kan niet meer uitgeven dan men fysiek aan kasgeld beschikbaar heeft, tenzij sprake is van een andere, onbekende contante ontvangstenbron. Van deze onbekende contante ontvangstenbron kan worden aangenomen dat deze tenminste gelijk is aan het verondersteld wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de kasopstelling zoals weergegeven in de ontnemingsrapportage die is opgenomen in het genoemde proces-verbaal van 10 januari 2017, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, en aldus een wettig bewijsmiddel, kan worden gevolgd. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013 (ECLI:NL:PHR:2013:BV9087) zal de rechtbank de bewijsmiddelen waarop de berekening berust en die vermeld zijn in de ontnemingsrapportage, niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van het rapport. Verder geldt dat geen rechtsregel eraan in de weg staat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitsluitend op de inhoud van een dergelijk financieel rapport te doen berusten. Voldoende is dat aannemelijk is dat wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten, terwijl in dit verband kan worden vermoed dat uitgaven die veroordeelde in een periode van 6 jaren voorafgaande aan de gepleegde misdrijven heeft gedaan wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen. Indien een gevolgtrekking uit het rapport door de verdediging voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank motiveren op grond waarvan – ondanks of vanwege hetgeen tegen deze gevolgtrekking en de onderliggende feiten en omstandigheden is aangevoerd – deze gevolgtrekking al dan niet wordt aanvaard. Bij onduidelijkheid over exacte bedragen zijn bedragen genomen in het voordeel van veroordeelde.
Op basis van de ontnemingsrapportage komt de rechtbank tot de navolgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Daarbij gaat de rechtbank voorbij aan het niet-onderbouwde verweer dat de posten die als uitgaven in de berekening zijn betrokken, zijn betaald uit het vermogen van [medeveroordeelde, persoon 4] , welk verweer ook reeds in de strafzaak is gevoerd en verworpen.
Verder kan uit de passage in de strafmaatoverwegingen van het gerechtshof Amsterdam in de strafzaak tegen [medeveroordeelde, persoon 4] ‘dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van onder meer geldbedragen van ruim € 186.000,00 voor vakantiereizen en luxe goederen’ niet worden afgeleid dat [veroordeelde] uitgaven ten behoeve van haar beperkt zijn gebleven tot dat bedrag. Ook dat verweer slaagt niet.
Beginsaldo contant geld
Veroordeelde beschikt in Nederland vermoedelijk niet over Nederlandse bankrekeningen, en heeft geen woning of ander onroerend goed in Nederland op naam staan. Daarnaast had hij volgens de informatie van de Belastingdienst voor het laatst in 2003 een inkomen genoten, en wel van € 1.648,00.
Voorts is in het geheel geen zicht verkregen op de aanwezigheid van contant geld van veroordeelde op of omstreeks 1 januari 2000. Bij het ontbreken van deze informatie omtrent de aanwezigheid van enig beginsaldo is dit saldo voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 0,- gesteld.
Dat veroordeelde over legaal vermogen beschikte uit horlogehandel is niet onderbouwd en wordt als onaannemelijk verworpen, evenals in de strafzaak tegen veroordeelde.
Beginsaldo contant geld € 0,00
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
Volgens de gegevens van de Belastingdienst heeft veroordeelde voor het laatst in 2003 legaal inkomen genoten, en wel € 1.648,00. Daarnaast is er geen andere aanwijzing gevonden dat veroordeelde over legale contante ontvangsten heeft beschikt of kon beschikken.
Op 27 mei 2013 hebben in de woning van veroordeelde en in die van zijn (ex)vriendin(nen) doorzoekingen plaatsgevonden. Tijdens de doorzoekingen zijn geen administratieve bescheiden van veroordeelde aangetroffen. Er werden ook geen bankafschriften of bankpasjes aangetroffen. Gelet op vooraanstaande bevindingen en op het feit dat veroordeelde in Nederland zeer waarschijnlijk niet over bankrekeningen beschikt, geeft dit voldoende reden aan te nemen dat er geen sprake is van verdere legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen.
Legale ontvangsten inclusief bankopnamen € 1.648,00
Eindsaldo contant geld
Bij de doorzoeking in de woning van veroordeelde te [woonplaats] op 27 mei 2013 werden contante geldbedragen in beslag genomen. Onder de volgende beslagcodes werd in beslag genomen:
- MO.15G.01.02.001 totaal € 2.400,00
- MO.15G.02.01.001.001 totaal € 2.500,00
- MO.15G.03.02.002.003 totaal € 275,00
Daarnaast werd onder beslagcode MO.15G.02.03.003.004 nog 1.525 aan Turkse lira in beslag genomen. Middels de website: www.wisselkoersen.nl, werd dit bedrag op 27 mei 2013 naar euro’s omgerekend. Hetgeen in euro’s in het volgende bedrag resulteerde:
- MO.15G.02.03.003.004 totaal € 638,85.
Veroordeelde heeft geen verifieerbare of aannemelijke verklaring afgelegd over de herkomst van dit geld, daarom wordt dit bedrag in de kasopstelling meegenomen als eindsaldo contant geld.
Eindsaldo contant geld € 5.813,85.
Werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen
Aangezien veroordeelde niet over een bankrekening beschikte is er geen sprake van bankstortingen. Er zijn in de onderzoeksperiode wel diverse contante uitgaven door veroordeelde gedaan. Deze zullen in de volgende sub paragrafen beschreven worden.
Huurlasten [adres 1] en [adres 2]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel omvat onder meer de uitgaven die door of namens veroordeelde zijn gedaan ten behoeve van de huur en daarbij behorende uitgaven van de woningen waar veroordeelde heeft gewoond gedurende de onderzoeksperiode.
Nadat veroordeelde uit detentie werd vrijgelaten in 2010, heeft hij eerst gewoond op de [adres 1] te [woonplaats] en daarna op de [adres 2] te [woonplaats] . Wettig en overtuigend is bewezen dat veroordeelde een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen door contante geldbedragen aan te wenden voor de huur van deze woningen.
Op basis van onderzoeksresultaten bedragen de contante uitgaven voor de huurlasten van veroordeelde: € 120.372,99.
Huurlasten [adres 1] en [adres 2] € 120.372,99
Inrichting woning [adres 2]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel omvat onder meer de uitgaven die door of namens veroordeelde zijn gedaan ten behoeve van de inrichting van zijn woning aan de [adres 2] te [woonplaats] . Wettig en overtuigend is bewezen dat veroordeelde een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen door contante geldbedragen aan te wenden voor de inrichting van zijn woning.
Op basis van onderzoeksresultaten bedragen de contante uitgaven voor de inrichting van de woning van veroordeelde aan de [adres 2] : € 252.700,00.
Inrichting woning [adres 2] € 252.700,00
Inrichting woning [adres 1]
Gelet op het feit dat het gerechtshof Amsterdam veroordeelde heeft vrijgesproken van het witwassen van geldbedragen die zouden zijn besteed aan de inrichting van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] , zal de rechtbank deze bedragen niet meenemen in de kasopstelling.
Inrichting woning [adres 1] € 0,00.
Huur en inrichting woning [woonplaats]
Gedurende het onderzoek is bevonden dat door of namens veroordeelde diverse uitgaven zijn gedaan voor de betaling van huur en inrichting van de woning gelegen aan [adres 3] te [woonplaats] . Wettig en overtuigend is bewezen dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen door contante geldbedragen aan te wenden voor de betaling van huurkosten en/of woonlasten van voornoemde woning.
Deze uitgaven die namens veroordeelde zijn gedaan, bedragen € 17.030,05.
Huur en inrichting woning [woonplaats] € 17.030,05.
Betalingen [medeveroordeelde, persoon 4] voor moeder veroordeelde
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde omvat onder meer de uitgaven die door of namens veroordeelde zijn gedaan aan [medeveroordeelde, persoon 4] voor de door [medeveroordeelde, persoon 4] gemaakte kosten ten behoeve van de moeder van veroordeelde, mevrouw
[persoon 7] . Aannemelijk is dat [medeveroordeelde, persoon 4] (girale) uitgaven heeft verricht ten behoeve van veroordeelde en dat zij, [medeveroordeelde, persoon 4] , hiervoor gecompenseerd is door veroordeelde.
Deze contante uitgaven van veroordeelde bedragen: € 35.073,37.
Betalingen [medeveroordeelde, persoon 4] voor moeder veroordeelde € 35.073,37
Betalingen [medeveroordeelde, persoon 2] voor moeder veroordeelde
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde omvat onder meer de uitgaven die door of namens veroordeelde zijn gedaan aan [medeveroordeelde, persoon 2] voor de door [medeveroordeelde, persoon 2] gemaakte kosten ten behoeve van de moeder van veroordeelde, [persoon 7] .
De contante betalingen aan [medeveroordeelde, persoon 2] door veroordeelde ten behoeve van de moeder van veroordeelde bedragen: € 43.275,00.
Betalingen [medeveroordeelde, persoon 2] voor moeder veroordeelde € 43.275,00
Uitgaven (vakantie)reizen veroordeelde
Wettig en overtuigend is bewezen dat veroordeelde een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, door uitgaven te doen voor diverse (vakantie)reizen. Uit onderzoek is tevens gebleken dat veroordeelde voor betalingen van deze reizen gebruik heeft gemaakt van derden, onder andere van zijn (ex-)vriendin(en) [medeveroordeelde, persoon 2] , [medeveroordeelde, persoon 3] en [medeveroordeelde, persoon 4] , en dat hij ze hiervoor financieel compenseerde.
De totale contante uitgaven voor deze (vakantie)reizen bedragen: € 427.715,34.
Uitgaven (vakantie)reizen veroordeelde € 427.715,34
Alimentatie voor [medeveroordeelde, persoon 2]
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde maandelijks een bedrag van € 3.500,- heeft betaald aan medeveroordeelde [medeveroordeelde, persoon 2] . Dat sprake zou zijn geweest van een dergelijke maandelijkse betaling is op niet meer gebaseerd dan een enkel afgeluisterd gesprek tussen veroordeelde en een ander persoon, hetgeen de rechtbank onvoldoende acht. De rechtbank zal het in de ontnemingsrapportage hiervoor opgenomen bedrag van € 504.000,00 dan ook niet meenemen bij de kasopstelling.
Alimentatie voor [medeveroordeelde, persoon 2] € 0,00.
Overige uitgaven voor [medeveroordeelde, persoon 2]
Wel aannemelijk is dat er andere betalingen zijn gedaan door veroordeelde aan [medeveroordeelde, persoon 2] . Hiervoor zal conform hetgeen in de ontnemingsrapportage is opgenomen een bedrag van € 137.158,65 aan veroordeelde worden toegerekend.
Overige uitgaven voor [medeveroordeelde, persoon 2] € 137.158,65.
Overige uitgaven voor [medeveroordeelde, persoon 3]
Uit onderzoek is gebleken dat veroordeelde voor een (groot) deel voorzag in het levensonderhoud van zijn ex-vriendin [medeveroordeelde, persoon 3] (en hun gezamenlijke kind). Zo betaalde veroordeelde onder meer de huur van haar woningen in [woonplaats] en [woonplaats] , alsmede voor de inrichting daarvan. Veroordeelde betaalde ook voor auto’s, vakanties en andere reizen van [medeveroordeelde, persoon 3] . Deze betalingen worden (ook) gerekend tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde.
Naast deze verschillende uitgaven zijn er door veroordeelde ten behoeve van [medeveroordeelde, persoon 3] nog andere uitgaven gedaan en bedragen in totaal: € 16.488,26.
Overige uitgaven voor [medeveroordeelde, persoon 3] € 16.488,26.
[bedrijf]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde omvat onder meer de uitgaven die door of namens veroordeelde zijn gedaan aan [bedrijf] , [adres 4] (verder: [bedrijf] ).
Op basis van de onderzoeksresultaten is het aannemelijk dat de contante uitgaven van veroordeelde aan [bedrijf] tenminste: € 105.224,00 bedragen.
Horloges
De totale uitgaven die veroordeelde gedaan heeft voor de aanschaf van diverse horloges in de onderzoeksperiode zijn beschreven en in totaal zou door veroordeelde
€ 1.517.872,00 aan horloges zijn uitgegeven.
Escort Service
Uit afgeluisterde communicatie is gebleken dat veroordeelde gedurende de onderzoeksperiode met regelmaat gebruik maakte van de diensten van een tweetal escortbureaus en de uitgaven die veroordeelde voor de services van deze bureaus heeft gedaan bedragen minimaal: € 6.850,00.
Escortbureaus € 6.850,00.
Tandarts
Uit afgeluisterde telecommunicatie en observaties is gebleken dat veroordeelde met grote regelmaat naar de tandarts ging. Veroordeelde liet dan zijn gebit reinigen dan wel zijn tanden bleken. De tandartsuitgaven bedragen minimaal: € 13.380,00.
Voertuigen
Veroordeelde is veroordeeld ten aanzien van gewoontewitwassen met betrekking tot diverse voertuigen en/of de hiermee gepaard gaande geldbedragen. In de onderzoeksperiode zou veroordeelde volgens de ontnemingsrapportage in totaal voor (minimaal) € 350.284,00 aan contante uitgaven hebben gedaan voor deze voertuigen.
Nu veroordeelde en de ex-vriendinnen (impliciet) zijn vrijgesproken van het witwassen ter zake van de Fiat Seicento (€ 2.536,00), de Piaggio (€ 1.500,00), de Fiat Punto
(€ 6.600,00) en de twee Volkswagens Golf (€ 11.900,00 en € 22.999,00) en er overigens geen aanwijzingen zijn dat deze voertuigen door [veroordeelde] zijn bekostigd, acht de rechtbank niet aannemelijk dat veroordeelde op dit punt uitgaven heeft gedaan die wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen. In totaal gaat het om een bedrag van in totaal
€ 45.535,00. De rechtbank zal voornoemd bedrag dan ook aftrekken van het in de ontnemingsrapportage genoemde bedrag. Hiermee komen de uitgaven ter zake van de voertuigen op € 304.749,00 (€ 350.284,00 minus € 45.535,00).
In bewaring bij [medeverdachte, persoon 9]
Veroordeelde had een geldbedrag in bewaring gegeven aan medeverdachte [medeverdachte, persoon 9] . Dit bedrag zou veroordeelde deels niet hebben teruggekregen. Zowel veroordeelde als [medeverdachte, persoon 9] zijn veroordeeld voor witwassen. Op enig moment is door [medeverdachte, persoon 9] € 500.000,00 terugbetaald, welk bedrag veroordeelde voor andere uitgaven beschreven in dit proces-verbaal gebruikt zou kunnen hebben. Uitgaande van een in bewaring gegeven bedrag van € 850.000,00 wordt het resterende bedrag van € 350.000,00 meegenomen als contante uitgave in deze berekening.
In bewaring bij [medeverdachte, persoon 9] € 350.000,00
In bewaring bij vader veroordeelde
Veroordeelde had een geldbedrag in bewaring gegeven aan zijn vader. Dit bedrag zou minimaal € 200.000,00 bedragen. Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie blijkt dat, toen veroordeelde dit geld wilde ophalen, het was verdwenen. Dit bedrag wordt als contante uitgave meegenomen in de kasopstelling.
In bewaring bij vader € 200.000,00.
In bewaring bij [medeveroordeelde, persoon 2]
Veroordeelde is veroordeeld voor het witwassen van een geldbedrag van € 3.200.000,00 dat hij in bewaring heeft gegeven bij zijn ex-vriendin [medeveroordeelde, persoon 2] . Toen veroordeelde dit geld wilde ophalen, was het bedrag kennelijk, op € 500.000,00 na, verdwenen. Om dubbeltellingen te voorkomen, is dit bedrag van € 500.000,00 niet meegenomen bij de kasopstelling en zal € 2.700.000,00 aan veroordeelde worden toegerekend als contante uitgave.
Het verweer dat ‘verdwenen gelden’ geen wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen belichamen slaagt niet. Die gelden hebben immers wel tot het vermogen van veroordeelde behoord en kunnen in de kasopstelling dan ook worden meegenomen als uitgaven van veroordeelde, waarvan kan worden vermoed dat zij wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen.
In bewaring bij [medeveroordeelde, persoon 2] € 2.700.000,00
CJIB
Veroordeelde heeft eerder een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen van (omgerekend naar euro’s) € 400.000,00. Dit betrof wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij zou hebben verkregen in het ‘gulden-tijdperk’. Deze ontnemingsmaatregel is contant voldaan bij het CJIB. Gelet op het feit dat dit betaalde geldbedrag voordeel van een ander, eerder gepleegd, strafbaar feit betreft, is het naar het oordeel van de rechtbank niet onaannemelijk dat de betaling aan het CJIB is voldaan uit de destijds verkregen ‘baten’ uit dat eerder gepleegde strafbare feit (welke baten dus reeds zijn ontnomen) en het dus geen ‘nieuw’ wederrechtelijk verkregen voordeel betreft. In tegenstelling tot hetgeen is opgenomen in de ontnemingsrapportage zal de rechtbank daarom het bedrag van
€ 400.00,00 niet betrekken bij de kasopstelling.
NIBUD uitgaven
Naast de hiervoor beschreven uitgaven zijn er uitgaven die een ieder moet doen om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Het Nationaal Instituut Budgetvoorlichting (hierna NIBUD) brengt jaarlijks een zogenaamd budgethandboek uit met hierin zogenaamde voorbeeldbegrotingen. Op basis van deze begroting kunnen de minimale uitgaven die een persoon heeft, worden berekend.
Voor veroordeelde is uitgegaan van de uitgaven van een alleenstaande. Gezien het bestedingspatroon van veroordeelde (waaronder de uit onderzoek bekende huurprijs die hij betaalt) is uitgegaan van de begroting van een volwassene alleenstaande met een maandelijks inkomen van € 3.500,00 en een huurwoning van 1,5 maal de gemiddelde huur.
Uitgaven zoals bijvoorbeeld: “vervoer”, die al in eerder paragrafen zijn beschreven, zijn in onderstaande tabel niet meegenomen. Enkel de post: ”hobby/uitgaan en vakantie” is wederom meegenomen. Dit omdat door veroordeelde alleen aan “uitgaan’’ al meer werd uitgegeven per maand dan het genoemde bedrag. Ten slotte zijn slechts de uitgaven berekend voor de periode na maart 2010, omdat veroordeelde toen uit detentie kwam.
Berekend is dat de uitgaven voor levensonderhoud volgens het NIBUD minimaal een bedrag van € 63.386,00 moeten bedragen.
NIBUD Uitgaven € 63.386,00
De rechtbank zal voorbijgaan aan het verweer dat de kosten voor levensonderhoud veel lager zijn dan is aangenomen, alleen al omdat dit verweer niet is onderbouwd.
Totaal werkelijke contante uitgaven
Huurlasten [adres 1] en [adres 2] : € 120.372,99
Inrichting woning [adres 2] : € 252.700,00
Huur en inrichting woning [woonplaats] : € 17.030,05
Betalingen [medeveroordeelde, persoon 4] voor moeder veroordeelde: € 35.073,37
Betalingen [medeveroordeelde, persoon 2] voor moeder veroordeelde: € 43.275,00
Uitgaven (vakantie)reizen veroordeelde: € 427.715,34
Overige uitgaven voor [medeveroordeelde, persoon 2] : € 137.158,65
Overige uitgaven voor [medeveroordeelde, persoon 3] : € 16.488,26
[bedrijf] : € 105.224,00
Horloges: € 1.517.872,00
Escortbureaus: € 6.850,00
Tandarts: € 13.380,00
Voertuigen: € 304.749,00
In bewaring bij [medeverdachte, persoon 9] : € 350.000,00
In bewaring bij vader: € 200.000,00
In bewaring bij [medeveroordeelde, persoon 2] : € 2.700.000,00
NIBUD Uitgaven:€ 63.386,00 +
€ 6.311.274,66
Berekening aangetroffen contanten
Beginsaldo contant geld: € 0,00
Eindsaldo contant geld: € 5.813,85
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen:€ 1.648,00 –
€ 4.165,85
Totaal werkelijke contante uitgaven: € 6.311.274,66
Berekening aangetroffen contanten€ 4.165,85
€ 6.315,440,51
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien de rechtbank niet haar standpunt wat betreft de ontnemingsvordering volgt, haar in de gelegenheid te stellen de al ter zitting van 3 oktober 2017 verzochte getuigen te ondervragen. De rechtbank herhaalt dat aan de onderbouwing van het getuigenverzoek, al naar gelang de aard en omvang van het reeds aanwezige materiaal en het verloop van de procedure tot dan toe, zwaardere eisen mogen worden gesteld, waarbij mede van belang is in hoeverre de rechter het standpunt van het Openbaar Ministerie in het licht van de van die zijde verschafte gegevens en berekeningen voorshands aannemelijk acht. De officier van justitie heeft haar vordering uitgebreid onderbouwd op basis van de berekeningen en gegevens die zijn opgenomen in de ontnemingsrapportage. Van de zijde van de verdediging mag in dat geval worden verlangd dat zij vervolgens concreet en onderbouwd naar voren brengt wat zij wenst aan te tonen en om welke reden het horen van de genoemde getuigen aan de onderbouwing van haar standpunten kan bijdragen. Aan dit vereiste heeft de raadsvrouw ook nu niet voldaan, nu niet duidelijk is geworden wat de raadsvrouw met het horen van de genoemde getuigen concreet wenst aan te tonen, zodat het verzoek en onvoldoende specifiek gemotiveerd is. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank derhalve het verzoek tot het horen van de getuigen [persoon 1] , [medeveroordeelde, persoon 2] , [medeveroordeelde, persoon 3] , [medeveroordeelde, persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 7] , [persoon 8] , [medeverdachte, persoon 9] , [persoon 10] en [persoon 11] af.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde geen legale inkomsten heeft genoten en vanaf 1 januari 2000 desondanks een bedrag van € 6.315,440,51 heeft uitgegeven, ervan moet worden uitgegaan dat dit bedrag wederrechtelijk verkregen is, namelijk door middel van strafbare feiten.