In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 19 december 2018 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een Nederlandse man en een Tunesische vrouw. Het huwelijk tussen partijen werd in 2011 in Tunesië gesloten, waarbij de vrouw inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de keuze voor het Tunesische huwelijksgoederenregime niet rechtsgeldig is, omdat de huwelijksakten niet door beide partijen zijn ondertekend. Hierdoor wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door Tunesisch recht tot het moment van naturalisatie van de vrouw, waarna Nederlands recht van toepassing is.
De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, wat door de rechtbank is toegewezen, aangezien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarnaast heeft de vrouw een verzoek ingediend voor een partnerbijdrage van € 1.590 per maand, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, gezien haar verblijf in Nederland en de mogelijkheid om een inkomen te genereren.
Wat betreft de vermogensrechtelijke afwikkeling heeft de rechtbank de beslissing aangehouden, omdat er nog vragen zijn over de datum van naturalisatie van de vrouw en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om in overleg te treden over de vermogensverdeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rechtsgeldige huwelijksvoorwaarden en de gevolgen van de keuze van het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensregime.