ECLI:NL:RBNHO:2018:11066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
15/157931-18; 15/146234-18 + 15/228070-15 (tul) (gev. ttz.); 15/118777-18 (gev. ttz.); 15/196094-17 (gev. ttz.); 15/229745-17 (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, heling en geweldsdelicten

Op 4 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder twee winkeldiefstallen, lokaalvredebreuk, heling van een fiets en twee diefstallen met geweld. De verdachte, geboren in 1970 en ingeschreven op een bepaald adres, heeft zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van geld van slachtoffers die net geld hadden gepind bij een pinautomaat, en heeft daarbij geweld gebruikt. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. M. Duin, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op verschillende punten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen beoordeeld, evenals de camerabeelden en andere bewijsmiddelen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vorderingen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/157931-18; 15/146234-18 + 15/228070-15 (tul) (gev. ttz.); 15/118777-18 (gev. ttz.); 15/196094-17 (gev. ttz.); 15/229745-17 (gev. ttz.) (P)
Uitspraakdatum: 4 december 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 november 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin, en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem (in de zaak met parketnummer 15/157931-18) en mr. V.J.M. Janszen, advocaat te Haarlem (de overige parketnummers), naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
15/157931-18
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Haarlem meerdere bankbiljetten (met een waarde van totaal 200 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangeefster 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en.of welke bedreiging met geweld hierin bestond (en) dat hij, verdachte, voornoemde bankbiljetten uit de hand (en) van die [aangeefster 1] heeft getrokken/gerukt net nadat die [aangeefster 1] voornoemde bankbiljetten had gepind.
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Haarlem (in/uit een filiaal van supermarkt Albert Heijn gelegen aan de Drossestraat) (een zak) pepernoten en/of pita shoarma, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan (supermarkt) Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3.
hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te Haarlem en/of (elders in) Nederland, een goed te weten een fiets (met framenummer [framenummer] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
15/146234-18
hij op of omstreeks 24 juli 2018 te Haarlem in het besloten lokaal gelegen aan de Mentonpassage 12 bij winkel de Albert Heijn, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van datum 19 juni 2018 de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twee jaar.
15/118777-18
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Haarlem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen yoghurt en/of haringfilet(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
15/196094-17
hij op of omstreeks 20 september 2017 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (groot 70 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte die [aangeefster 2] , door de hand/arm van die [aangeefster 2] vast te pakken, heeft weerhouden/belet het gepinde geld uit de automaat te halen (en vervolgens zelf dat geld heeft gepakt) of het geld, het welk die [aangeefster 2] uit de pinautomaat had gehaald uit de hand van die [aangeefster 2] heeft gegrist/gepakt.
15/229745-17
hij op of omstreeks 28 oktober 2017 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld (te weten 140 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zich naar een pinautomaat (gelegen aan Rivieradreef 7) heeft begeven en/of (vervolgens) heeft gewacht op het moment dat die [aangeefster 3] haar transactie had afgerond en/of die pinautomaat het (opgenomen/gepinde) geld had (vrij)gegeven en/of (vervolgens) naar dat geld heeft gegrepen/gegraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, nu uit de aanwezige bewijsmiddelen blijkt dat verdachte degene is geweest die de strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft het plegen van deze feiten ook bekend, met uitzondering van de heling van een fiets, zoals in de zaak met parketnummer 15/157931-18 onder 3 ten laste is gelegd. De officier van justitie heeft gesteld dat er op zijn minst sprake is van voorwaardelijk opzet op het helen van de fiets nu het een fiets in goede staat en zonder slot betrof die verdachte voor niets van een kennis uit het dak- en thuislozencircuit heeft gekregen en verdachte heeft nagelaten navraag of enig onderzoek te doen naar de herkomst van deze fiets. Gelet op deze omstandigheden heeft verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het een gestolen fiets betrof.
3.2.
Standpunt van de verdediging15/157931-18
De raadsman refereert zich ten aanzien van de onder parketnummer 15/157931-18 ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsman zich met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal op het standpunt heeft gesteld dat het enkel uit de handen trekken/grissen van geld niet aangemerkt kan worden als een geweldshandeling, zodat het feit slechts kan worden gekwalificeerd als een eenvoudige diefstal. Verdachte dient volgens de raadsman ter zake van de ten laste gelegde geweldshandelingen dan ook (partieel) te worden vrijgesproken.
15/146234-18
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde lokaalvredebreuk nu verdachte niet op de hoogte was van de precieze inhoud van dit winkelverbod. Daarnaast geldt het opgelegde verbod voor alle Albert Heijn filialen in Haarlem, hetgeen naar de opvatting van de raadsman in strijd is met hetgeen redelijk en billijk kan worden geacht.
15/118777-18
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde winkeldiefstal van een pak yoghurt en een blikje haringfilets. De verklaring die verdachte heeft afgelegd is dermate onduidelijk en vaag dat deze niet als een bekentenis kan worden aangemerkt. Hierdoor blijft alleen de aangifte over, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het feit te komen.
15/196094-17
De raadsman heeft ook in deze zaak vrijspraak bepleit, omdat de verklaring van verdachte - afgelegd ten overstaan van de politie - dusdanig onduidelijk is dat deze niet kan worden aangemerkt als een bekennende verklaring. Daarnaast is verdachte op de camerabeelden slechts door één verbalisant herkend, hetgeen onvoldoende is om als steunbewijs te kunnen dienen. Dit heeft tot gevolg dat verdachte vrijgesproken dient te worden.
15/229745-17
De raadsman heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de in deze zaak ten laste gelegde diefstal vrijgesproken dient te worden. De raadsman heeft erop gewezen dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 22 november 2018 door de raadkamer van deze rechtbank is geschorst op grond van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat naar het oordeel van de rechtbank te weinig bewijs was om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal te komen. Sindsdien is er geen aanvullend bewijs bij gekomen. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat ook het voorhanden zijnde bewijs dermate onduidelijk is, dat ook op grond van dit bewijs niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Tot slot is de raadsman van mening dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Er is een bevel aanhouding buiten heterdaad afgegeven door de officier van justitie, maar de hulp officier van justitie heeft een machtiging binnentreden woning afgegeven. Dit mag alleen indien dit dringend noodzakelijk is. De raadsman ziet niet in waarom dat bevel niet kon worden afgewacht. Er was ook onvoldoende verdenking om tot aanhouding over te gaan aldus de raadsman. Dit dient tot gevolg te hebben dat ook ten aanzien van dit feit verdachte vrijgesproken dient te worden.
3.3.
Bespreking van de verweren
15/157931-18
De rechtbank is van oordeel dat het uit de hand rukken van het geld, teneinde zich het bezit van het gestolene te verzekeren, diefstal met geweld oplevert. Verdachte heeft het geld onverhoeds uit de hand van aangeefster getrokken waardoor een geldbiljet is gescheurd. Dat dit gebruikte geweld geen pijn of letsel heeft opgeleverd maakt dit niet anders. In de toepassing van het geweld ligt het bijkomend oogmerk, het verkrijgen van het geld, immers besloten. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.
15/146234-18
Ten aanzien van de door de raadsman in deze zaak gevoerde verweren overweegt de rechtbank dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij vóór het betreden van de Albert Heijn op 24 juli 2018 op de hoogte was van het jegens hem geldende winkelverbod, welk winkelverbod zo blijkt uit het dossier ook door verdachte zelf is ondertekend. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het aan verdachte op 19 juni 2018 uitgereikte winkelverbod blijkt dat dit verbod alleen geldt voor het filiaal aan de Mentonpassage 12 te Haarlem, en het dus geen verbod voor alle Albert Heijn filialen in Haarlem betreft, zoals de raadsman ter terechtzitting heeft betoogd.
15/118777-18
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman aangevoerde verweer geen steun vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. Verdachte bekent immers ondubbelzinnig ten overstaan van de politie dat hij de diefstal heeft gepleegd, waarbij hij zelfs aangeeft wat hij heeft gestolen.
15/196094-17
De rechtbank acht ook in deze zaak de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. De aangifte wordt in deze zaak ondersteund door camerabeelden, waarop verdachte zichzelf ook heeft herkend. Ook is verdachte op die beelden herkend door een verbalisant die veelvuldig met verdachte te maken heeft (gehad). De rechtbank is van oordeel dat hiermee afdoende is komen vast te staan dat het verdachte is die op de camerabeelden als dader van de diefstal zichtbaar is.
Het verweer dat geen sprake zou zijn geweest van geweldshandelingen, zodat de diefstal slechts als eenvoudige diefstal kan worden gekwalificeerd, wordt door de rechtbank verworpen. Met betrekking tot het ten laste gelegde geweld is de rechtbank van oordeel dat ook dit bewezen kan worden verklaard, waarbij zij uitgaat van de verklaring van aangeefster dat verdachte haar hand zou hebben vastgepakt teneinde haar te beletten het geld uit de pinautomaat te pakken. Evenals bij de onder parketnummer 15/157931-18 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal is de betreffende handeling aangewend om het bezit van het gestolene te verzekeren en is er sprake van een bijkomend oogmerk. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte enige tijd heeft gewacht op een kwetsbaar slachtoffer, in dit geval een 85-jarige vrouw die slecht ter been was, haar vervolgens onverhoeds heeft benaderd, alvorens haar hand vast te pakken en het geld weg te nemen.
15/229745-17
In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende bewijsmiddelen bevat om tot een bewezenverklaring te komen. Naast de aangifte hebben twee verbalisanten afzonderlijk van elkaar verdachte op de camerabeelden herkend. Beide verbalisanten zijn uit hoofde van hun functie bekend met verdachte en kennen hem van eerdere contacten.
Ten aanzien van het verweer dat de aanhouding van verdachte in deze zaak onrechtmatig zou zijn geweest, sluit de rechtbank zich aan bij hetgeen de rechter-commissaris hierover reeds heeft overwogen en deelt de conclusie van de rechter-commissaris dat de aanhouding van verdachte niet onrechtmatig is geweest.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
15/157931-18:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/157931-18 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2018 (dossierpagina’s 11 – 13).
Feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2018 (dossierpagina’s 15 – 16);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 12 oktober 2018 (dossierpagina 17).
Feit 3
Op 1 oktober 2018 heeft een man bij het bedrijf [bedrijf] te Haarlem geprobeerd een herenfiets van het merk Reflection met framenummer [framenummer] te verkopen, eerst voor 40 euro en later voor 25 euro. De fiets bleek als gestolen geregistreerd te staan. [2] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de man is geweest die de fiets te koop heeft aangeboden en dat het een fiets in goede staat betrof. Deze fiets had hij - zonder slot - van een kennis uit het dak- en thuislozencircuit gekregen. [3]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, onder de gegeven omstandigheden die uit de bewijsmiddelen naar voren komen, op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fiets die hij gekregen had, van misdrijf afkomstig was.
15/146234-18:
Op 24 juli 2018 wordt de teamleider van de Albert Heijn op de Mentonpassage 12 te Haarlem door een collega gebeld met de mededeling dat verdachte in de winkel is gezien, terwijl hij een winkelverbod heeft. Hierop heeft de teamleider verdachte aangehouden. [4] Dat verdachte op de hoogte is van dit winkelverbod blijkt uit een aan verdachte uitgereikt winkelverbod, welke tevens door verdachte is ondertekend. [5] Daarnaast verklaart verdachte ter terechtzitting dat hij op de hoogte was van het betreffende winkelverbod. [6]
15/118777-18:
Op 19 juni 2018 ziet de teamleider van de Albert Heijn op de Mentonpassage 12 te Haarlem dat een manspersoon een artikel uit een schap pakt, deze in zijn linker zak steekt en vervolgens zonder te betalen de kassa passeert. Na aanhouding van de man blijkt hij yoghurt en haringfilet te hebben gestolen. [7] Ten overstaan van de politie bekent verdachte de diefstal te hebben gepleegd. [8]
15/196094-17:
Op 20 september 2017 wil mevrouw [aangeefster 2] € 70,00 pinnen bij een pinautomaat aan het Californiëplein te Haarlem. Op het moment dat zij het geld uit de automaat wil pakken wordt haar hand vastgepakt door een manspersoon, pakt deze man het geld uit de automaat en rent vervolgens weg. [9] Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij inderdaad degene is geweest die het geld heeft gestolen. [10]
15/229745-17:
Op zaterdag 28 oktober 2017 bevindt mevrouw [aangeefster 3] zich bij een pinautomaat op de Rivieradreef te Haarlem. Zij pint hier € 140,00 en op het moment dat het geld uit de pinautomaat komt, hoort zij een mannenstem achter zich. Als zij zich wil omdraaien ziet zij dat de man met zijn rechterarm naar het geld reikt. [aangeefster 3] kan nog net op tijd het geld pakken en in haar portemonnee stoppen, waarop de man er vandoor gaat. [11] De camerabeelden worden afzonderlijk door twee verbalisanten bekeken en beiden komen tot een positieve herkenning van verdachte, nu zij beiden verdachte kennen uit eerdere contacten. [12] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij weer geld wilde pikken om daarmee drugs te kopen. [13]
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
15/157931-18
1
hij op 8 augustus 2018 te Haarlem meerdere bankbiljetten (met een waarde van totaal 200 euro), toebehorende aan [aangeefster 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [aangeefster 1] , gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde bankbiljetten uit de hand van die [aangeefster 1] heeft gerukt net nadat die [aangeefster 1] voornoemde bankbiljetten had gepind.
2
hij op 12 oktober 2018 te Haarlem uit een filiaal van supermarkt Albert Heijn gelegen aan de Drossestraat een zak pepernoten en een pita shoarma, toebehorende aan supermarkt Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3
hij op 1 oktober 2018 te Haarlem, een goed te weten een fiets (met framenummer [framenummer] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
15/146234-18
hij op 24 juli 2018 te Haarlem in het besloten lokaal gelegen aan de Mentonpassage 12 bij winkel de Albert Heijn, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 19 juni 2018 de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twee jaar.
15/118777-18
hij op 19 juni 2018 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen yoghurt en haringfilet, toebehorende aan Albert Heijn.
15/196094-17
hij op 20 september 2017 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (groot 70 euro), toebehorende aan [aangeefster 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij die [aangeefster 2] , door de hand van die [aangeefster 2] vast te pakken, heeft weerhouden het gepinde geld uit de automaat te halen en vervolgens zelf dat geld heeft gepakt.
15/229745-17
hij op 28 oktober 2017 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld (te weten 140 euro), toebehorende aan [aangeefster 3] , zich naar een pinautomaat (gelegen aan Rivieradreef 7) heeft begeven en (vervolgens) heeft gewacht op het moment dat die [aangeefster 3] haar transactie had afgerond en die pinautomaat het (opgenomen/gepinde) geld had (vrij)gegeven en (vervolgens) naar dat geld heeft gegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/157931-18:
Feit 1: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Feit 2: diefstal.
Feit 3: opzetheling.
15/146234-18:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
15/118777-18:
diefstal.
15/196094-17:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken.
15/229745-17:
poging tot diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandelverplichting en het meewerken aan het zoeken van een structurele dagbesteding.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf alle hulpverleningstrajecten waar verdachte nu in loopt zal doorkruisen en verzoekt derhalve de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de voorlopige hechtenis op te leggen. Daarnaast kan eventueel nog worden opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Fivoor in haar rapportage van 5 november 2018.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, lokaalvredebreuk, heling van een fiets en twee diefstallen met geweld, waarbij verdachte geld afhandig heeft gemaakt van mensen die zojuist geld hadden gepind bij een pinautomaat, en één poging daartoe.
Ten aanzien van de winkeldiefstallen merkt de rechtbank op dat deze door de betreffende bedrijven wordt ervaren als zeer hinderlijk, en naast schade in de vorm van omzetderving vooral ook veel overlast en ergernis veroorzaken. Als gevolg van een van deze winkeldiefstallen is aan verdachte dan ook een winkelverbod opgelegd, teneinde de overlast die verdachte veroorzaakt te beperken. Ondanks dit winkelverbod is verdachte echter wederom naar de betreffende winkel gegaan. Door zo te handelen heeft verdachte de wens van de rechthebbende, dat verdachte zich voor de duur van twee jaar niet in de desbetreffende winkel zou begeven, bewust genegeerd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een fiets. Met dit handelen heeft verdachte geprofiteerd van door anderen gepleegde misdrijven en heeft hij aldus bijgedragen aan het in stand houden van de afzetmarkt voor gestolen goederen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met geweld en één poging tot diefstal, waarbij verdachte geld afhandig heeft gemaakt/willen maken van mensen die dit geld zojuist hadden gepind bij een pinautomaat. Verdachte heeft zich hiertoe eerst verdekt opgesteld in de directe nabijheid van een pinautomaat, gewacht op een geschikt (ouder) slachtoffer, waaronder een 86-jarige vrouw die slecht ter been was, en op het moment dat het geld uit de automaat kwam, het slachtoffer onverhoeds van achteren benaderd en het geld uit de hand of - daarbij de hand van het slachtoffer vastpakkend - uit de sleuf van de pinautomaat gerukt. De rechtbank rekent het verdachte extra zwaar aan dat hij bij deze diefstallen (en de poging daartoe) bewust heeft gewacht totdat een (oudere) vrouw geld kwam pinnen omdat deze door verdachte werd gezien als makkelijk slachtoffer die zich niet zou kunnen verdedigen en die hij mans genoeg zou kunnen zijn.
Door zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen en (lichamelijke) integriteit van anderen en uitsluitend op eigen geldelijk gewin uit te zijn geweest. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zowel bij de politie als ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven ook daadwerkelijk spijt te hebben van zijn handelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds vele malen eerder ter zake van soortgelijke zaken onherroepelijk is veroordeeld en in een proeftijd liep. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 5 november 2018 van
[reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Reclassering
Fivoor. Uit dit rapport volgt dat de verslavingsproblematiek van verdachte in combinatie met zijn psychosociaal functioneren, de grootste risicofactor is bij de kans op recidive. De voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 15/157931-18 is tweemaal geschorst met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en de mogelijkheid tot een kortdurende detoxopname. In beide periodes is verdachte meerdere malen niet verschenen bij de reclassering en is het toezicht noch een vorm van behandeling van de grond gekomen. Dit maakt dat binnen een foren, net als de kans op het onttrekken aan voorwaarden. Tevens is er sprake van een risico op letselschade. Hoewel Fivoor de kans van slagen van een reclasseringstoezicht inschat als zeer laag, wordt geadviseerd om aan verdachte toch op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting (met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname) en het meewerken aan het verkrijgen van een structurele en zinvolle dagbesteding.
- het psychiatrisch rapport, gedateerd 24 januari 2018 en opgemaakt in de zaken met parketnummer 15/229745-17 en 15/196094-17, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Gesteld kan worden dat betrokkene een antisociale levenshouding heeft en antisociaal
gedrag vertoont, passend bij de middelenproblematiek en psychische en maatschappelijke verloedering en marginalisering, die altijd aanwezig is: hij heeft weinig empathie met
anderen als het gaat om eigen behoefte bevrediging; hij valt zijn op leeftijd zijnde ouders
lastig, bagatelliseert de gevolgen voor zijn slachtoffers en voorziet in inkomsten middels
criminele activiteiten. Deze houding en dit gedrag lijken voort te zijn gekomen vanuit
jarenlang drugs en alcohol gebruik en deze zijn sterk met elkaar vervlochten. De drang
om drugs te gebruiken enerzijds om zich beter te voelen en anderzijds omdat zijn lichaam en geest dit nodig hebben, is zo groot dat hij alles doet om hier aan te komen. Sinds betrokkene onder bewind staat kan hij niet meer aan extra geld komen door bijvoorbeeld telefoonabonnementen op zijn naam te zetten. Het patroon dat sindsdien gezien wordt is dat hij met regelmaat winkeldiefstallen pleegt (middels criminele activiteiten aan geld komt dan wel primaire levensgoederen omdat hij zijn geld heeft besteed aan drugs).
Gesteld kan worden dat in het dagelijks leven van betrokkene de verslaving zijn levensvoering in sterke mate bepaalt, zowel waar het gaat om de maatschappelijke marginalisering als om het antisociale, criminele gedrag. Hij onderneemt weinig andere activiteiten dan om of in zijn drugsgebruik te voorzien of te gebruiken. Hij heeft weinig controle op zijn handelen en gedachten als hij moet gebruiken om zich beter te voelen, zowel fysiek, geestelijk als emotioneel. Op sommige van deze momenten is hij minder goed in staat om overzicht te houden op andere mogelijkheden om aan geld en/of drugs te komen en
de gevolgen van zijn daden te overzien. Deze momenten treden op als betrokkene meer
spanning en stress ervaart dan normaal, zoals in de periode rondom de ten laste leggingen, dat zijn verliefdheid onbeantwoord werd. Hij is dan impulsiever en minder goed in staat om zijn behoefte uit te stellen of geheel te negeren. Hij lijkt primair te hebben gehandeld vanuit zijn verslaving. Zoals hij zelf aangeeft heeft hij gewacht totdat iemand bij de pinautomaat kwam, die niet te groot of sterk leek. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht wordt met betrekking tot beide feiten geadviseerd dit betrokkene enigszins verminderd toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt hoog ingeschat mits geen behandeling gericht op de beschreven aandoeningen ingezet worden. Om het recidivegevaar te beperken wordt het noodzakelijk geacht dat betrokkene stopt met drugs en alcohol gebruik, hetgeen lastig zal zijn. Geadviseerd wordt om de behandeling in te zetten die zich richt op de lang bestaande verslavingsproblematiek. Naast de verslaving dient de behandeling ook gericht te zijn op vermindering van het recidiverisico middels bijvoorbeeld delict analyse en indien nodig wordt geacht verheldering van de diagnostiek. Een team dat zowel gespecialiseerd is in verslavingsbehandeling als forensische kennis heeft en outreachend kan werken, lijkt het meest geïndiceerd om de behandeling vorm te geven. Het lijkt van belang om intensievere behandeling in te zetten, waarbij de autonomie van betrokkene gerespecteerd wordt. Een geheel vrijwillig kader lijkt ontoereikend te zijn.
Op grond van de hierboven weergegeven conclusies, die de rechtbank overneemt , is de rechtbank van oordeel dat het onder 15/229745-17 en 15/196094-17 bewezenverklaarde aan verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte en de strafoplegging overweegt de rechtbank nog het volgende.
Verdachte heeft het afgelopen jaar in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis meermalen de kans gekregen een begin te maken met een behandeling van zijn verslaving. De opgelegde meldplicht met de reclassering verloopt echter moeizaam en er is tot op heden nog geen enkele stap gemaakt richting een forensisch kader voor een behandeling. Daarnaast heeft verdachte gedurende de schorsing tot tweemaal toe nieuwe strafbare feiten gepleegd hetgeen het hoge recidiverisico waarover de rapporteurs spreken, ook bevestigd. Verdachte heeft ook tijdens de zitting geen enkel probleembesef getoond en daarentegen de bewezenverklaarde feiten gebagatelliseerd en te kennen gegeven geen noodzaak te zien voor het meewerken aan een intensieve behandeling van zijn psychische- en verslavingsproblematiek
Dit alles maakt dat de rechtbank de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, met daaraan opnieuw verbonden bijzondere voorwaarden, niet haalbaar acht en komt tot de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Gelet op de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank tevens bepalen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vorderingen
De benadeelde partij
[aangeefster 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 100,00 ingediend tegen verdachte, bestaande immateriële schade, die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/229745-17 tenlastegelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De benadeelde partij
[aangeefster 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 551,18 ingediend tegen verdachte, bestaande uit € 201,18 wegens materiële schade en
€ 350,00 wegens immateriële schade, die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/157931-18 onder feit 1 tenlastegelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
Materiële schade:
  • gestolen geld € 200,00
  • reiskosten € 1,18
Immateriële schade
- Smartengeld € 350,00
Totaal: € 551,18
7.2.
Oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is gebleken dat het vermogen van de verdachte onder beschermingsbewind, als bedoeld in de artikelen 1:431 en volgende van het Burgerlijke Wetboek, is gesteld. Hierdoor mist verdachte de (zelfstandige) bevoegdheid tot beheer en beschikking over zijn vermogen. Die bevoegdheid ligt bij de bewindvoerder, die verdachte bij de vervulling van zijn taak ook in rechte vertegenwoordigt. Hieruit volgt dat verdachte niet bevoegd is zelfstandig te procederen met betrekking tot de tegen hem ingestelde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. Niet is gebleken dat de bewindvoerder de verdediging heeft gemachtigd tot het voeren van verweer tegen deze vordering. Aanhouding van de behandeling en oproeping van de bewindvoerder in geding, opdat die de procedure van verdachte als formele procespartij over kan nemen, acht de rechtbank in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafproces. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
De rechtbank stelt echter vast dat verdachte jegens benadeelde partijen naar civielrechtelijke criteria aansprakelijk is voor de schade die hij door de in de zaken onder parketnummer 15/229745-17 en 15/157931-18 (feit 1) bewezenverklaarde feiten heeft veroorzaakt. Dat de rechtbank de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, staat er niet aan in de weg dat de rechtbank verdachte ter vergoeding van de veroorzaakte schade en dus tot herstel van de rechtmatige toestand, de schadevergoedingsmaatregel kan opleggen. De rechtbank acht oplegging van deze maatregel passend en zal deze opleggen:
- ten aanzien van
[aangeefster 3]voor een bedrag van € 100,00 bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, en
- ten aanzien van
[aangeefster 1]voor een bedrag van € 456,35, bestaande uit € 106,35 materiële schade - nu [aangeefster 1] blijkens het dossier na aanhouding van verdachte reeds
€ 93,65 heeft terug gekregen uit handen van de politie - , en € 350,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 23 september 2016 in de zaak met parketnummer 15/228070-15 heeft de politierechter te Noord-Holland, locatie Haarlem verdachte ter zake van diefstal en lokaalvredebreuk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 12 oktober 2016 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 8 oktober 2016 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 63, 138, 310, 312, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT [8] MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[aangeefster 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[aangeefster 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
2 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[aangeefster 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[aangeefster 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 456,35, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
9 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/228070-15 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) dagen, opgelegd bij vonnis van de Politierechter Noord-Holland, locatie Haarlem d.d. 23 september 2016.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.O. Markenstein, voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2018.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2018 (dossierpagina’s 28 – 29);
3.De verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2018 (dossierpagina 3).
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een ontzegging van toegang tot het filiaal van Albert Heijn, gelegen aan Mentonpassage 12 te Haarlem (dossierpagina 6).
6.De verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juni 2018 (dossierpagina 3) en een schriftelijk bescheid, te weten een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 19 juni 2018 (dossierpagina 5).
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 juni 2018 (dossierpagina 14).
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2017 (dossierpagina 1).
10.De verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2017 (dossierpagina 1).
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2017 (dossierpagina 15) en Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2017 (dossierpagina 16).
13.Proces-verhaal van verhoor verdachte d.d. 15 november 2017 (dossierpagina 24)