ECLI:NL:RBNHO:2018:11062

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
15/060655-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een auto en poging tot afpersing met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een auto en een poging tot afpersing. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van een slachtoffer tot de afgifte van een auto en een groot geldbedrag door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 29 november 2018 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte op 10 maart 2018 aanwezig was in de belwinkel en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte in de periode van 16 maart tot en met 27 maart 2018 samen met anderen heeft geprobeerd het slachtoffer onder druk te zetten om een geldbedrag van € 30.000,- af te geven. Ook heeft de verdachte een auto gewitst die aan het slachtoffer toebehoorde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en zijn er schadevergoedingen toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/060655-18 (P)
Uitspraakdatum: 13 december 2018
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2018 te Schagen en/of Den Helder en/of Breezand (gemeente Hollands Kroon), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto (van het merk [merk] , type [type] , voorzien van kenteken [kenteken] ) en/of de daarbij horende autosleutels en/of autopapieren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, te weten aan [moeder slachtoffer] (zijnde de moeder van [slachtoffer] ) toebehoorde, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht geslagen en/of
- met (gebalde) vuist een dreigende houding ingenomen ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- gezegd tegen die [slachtoffer] “Jij moet met hem mee geld halen” en/of “Jij gaat nergens heen vanavond, jij gaat nu dertig ruggen halen” en/of “geef je autosleutel” en/of
- gezegd dat als er niet betaald zou worden [slachtoffer] mee naar Amsterdam zou moeten en/of
- vervolgens die [slachtoffer] naar zijn huis gereden en/of
- waarna die [slachtoffer] zijn auto en autopapieren heeft moeten afgeven/ afstaan en/of
- waarbij hem, [slachtoffer] , gezegd is dat als hij naar de politie zou gaan, hij dat zou moeten bekopen met zijn leven, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij in of omstreeks de periode van 10 maart 2018 tot en met 27 maart 2018 te Schagen en/of Den Helder en/of Zaandam en/of Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een groot geldbedrag (te weten € 30.000), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht geslagen en/of
- met (gebalde) vuist een dreigende houding ingenomen ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- gezegd tegen die [slachtoffer] “Jij moet met hem mee geld halen” en/of “Jij gaat nergens heen vanavond, jij gaat nu dertig ruggen halen” en/of dat als hij, [slachtoffer] , naar de politie zou gaan, hij dat zou moeten bekopen met zijn leven en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meerdere malen telefonisch heeft benaderd ten einde die [slachtoffer] te bewegen om € 30.000,-, althans enig geldbedrag, af te geven en/of
- en daarbij die [slachtoffer] telefonisch bedreigd met onder andere de volgende woorden: "Ik heb met jou een afspraak gemaakt voor morgen, ik heb je gezegd dat als je niet nakomt, dat je weet wat er gebeurd ouwe" en/of "Ik weet waar je woont kankergek, mafkees" en/of "Weet wat je zegt ouwe, ik kom echt door je kankervoordeur heen" en/of "Ik ga je nog 1x waarschuwen vriend, luister dan moet je niet raar staan te kijken als er vanavond iemand voor je deur is he, dat ga ik jou vast vertellen, je adres en alles hebben we he, als je dat maar weet" en/of "Je raakt toch spullen kwijt, of niet vieze kankerleijer die je er bent"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 14 maart 2018, te Weesp, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een auto (van het merk [merk] , type [type] , voorzien van kenteken [kenteken] ) heeft overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp (te weten voornoemde [merk] [type] ), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte op 10 maart 2018 in de belwinkel te Schagen aanwezig is geweest en evenmin dat hij die avond naar de woning van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is gereden.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 voorts aangevoerd dat verdachte alleen op 27 maart 2018 het geld zou gaan ophalen bij de Mac Donalds. Dat was een vriendendienst. Verdachte heeft op verzoek een aantal keer telefonisch contact gehad met [slachtoffer] , zonder verder te weten waar dit over ging. Dit geeft [slachtoffer] ook aan in een telefoongesprek. [slachtoffer] wilde ook betalen, maar wilde alleen tijd winnen of een lager bedrag afspreken. Er is door verdachte geen geweld gebruikt, noch heeft hij dreigementen geuit. Verdachte heeft weliswaar lelijke dingen gezegd tegen [slachtoffer] maar werd daartoe min of meer uitgelokt door [slachtoffer] . Er is derhalve geen sprake van medeplegen van een poging tot afpersing.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 bepleit dat verdachte te goeder trouw een paar dagen een [merk] [type] op zijn naam heeft gehad. De vriend die hem dit vroeg te doen, was in het bezit van de auto, de sleutels en de autopapieren. Verdachte had geen reden om te twijfelen aan de herkomst van deze auto.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1 en partiële vrijspraak feit 2Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en onder 2 - voor zover het de handelingen op 10 maart 2018 betreft – is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Op grond van het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte op 10 maart 2018 in de belwinkel is geweest dan wel op andere wijze een bijdrage heeft geleverd aan de afpersing van de auto, dan wel de poging tot afpersing van een groot geldbedrag op 10 maart 2018.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling zullen worden opgenomen.
3.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman dat verdachte geen weet had van de (poging) afpersing van [slachtoffer] en alleen een geldbedrag van [slachtoffer] in ontvangst moest nemen, door de inhoud van de bewijsmiddelen voldoende wordt weersproken. Uit de bewijsmiddelen (waaronder het onderzoek telecommunicatie) blijkt dat verdachte gedurende twee weken via de telefoon voortdurend druk op [slachtoffer] heeft uitgeoefend om een groot geldbedrag te betalen. Daarbij zijn door verdachte meerdere keren bedreigingen geuit zoals ten laste gelegd en aldus uitvoeringshandelingen verricht. Verdachte hield medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) bovendien nauwkeurig op de hoogte van de stand van zaken en overlegde veelvuldig met hem over de invulling van het contact met [slachtoffer] . Op grond van deze feitelijke handelingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk opzet had op de (poging) afpersing van [slachtoffer] en dit feit heeft medegepleegd. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die er op was gericht om [slachtoffer] tot afgifte van een geldbedrag te dwingen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit - met uitzondering van de ten laste gelegde uitvoeringshandelingen op 10 maart 2018 - heeft begaan.
3.3.4
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Uit het telefonische contact tussen verdachte en [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de [merk] [type] , die hij op verzoek van een vriend op zijn naam heeft gezet, de auto van [slachtoffer] was en dat [slachtoffer] deze auto met bijbehorende papieren niet vrijwillig had afgestaan en ook terug wilde na betaling. Ter zitting heeft verdachte ook op geen enkele wijze inzicht willen geven in de persoon van wie hij de auto en de papieren heeft ontvangen en op basis waarvan hij tot de conclusie kwam dat deze persoon te vertrouwen was. Door de auto op zijn naam te zetten en vervolgens aan de autodealer voor verkoop over te dragen, heeft verdachte handelingen verricht die geen enkel ander doel dienden dan te verhullen wie de rechthebbende op de auto was, te weten [slachtoffer] . Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto heeft witgewassen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij in de periode van 16 maart 2018 tot en met 27 maart 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een groot geldbedrag, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, immers heeft verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] meerdere malen telefonisch heeft benaderd ten einde die [slachtoffer] te bewegen een geldbedrag af te geven en
- daarbij die [slachtoffer] telefonisch bedreigd met onder andere de volgende woorden: "Ik heb met jou een afspraak gemaakt voor morgen, ik heb je gezegd dat als je niet nakomt, dat je weet wat er gebeurd ouwe" en "Ik weet waar je woont kankergek, mafkees" en "Weet wat je zegt ouwe, ik kom echt door je kankervoordeur heen" en "Ik ga je nog 1x waarschuwen vriend, luister dan moet je niet raar staan te kijken als er vanavond iemand voor je deur is he, dat ga ik jou vast vertellen, je adres en alles hebben we he, als je dat maar weet",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3
hij op of omstreeks 14 maart 2018 te Weesp, van een voorwerp, te weten een auto van het merk [merk] , type [type] , voorzien van kenteken [kenteken]
heeft verhuld wie de rechthebbende was, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte berecht zal worden volgens het volwassenenstrafrecht en zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangever [slachtoffer] en met de (voormalige) leden van de (verboden) motorclub Satudarah, waaronder de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] .
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat primair verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen, zoals door psycholoog J. Yntema is geadviseerd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de auto, die aan aangever [slachtoffer] toebehoorde. Voorts heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van deze [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft medeverdachte [medeverdachte] - president van (een afdeling/chapter van) de inmiddels verboden motorclub Satudarah - ingeschakeld om een criminele (hennep)schuld voor hem te innen. Vervolgens is zonder enige aanleiding tegen [slachtoffer] gezegd dat hij de te innen schuld zelf aan [medeverdachte] moest voldoen. [medeverdachte] en zijn mededaders hebben [slachtoffer] afgeperst en daarbij heeft [slachtoffer] zijn auto als onderpand voor latere betaling afgestaan. Verdachte, op dat moment aspirant-lid van de motorclub Satudarah, heeft deze auto op verzoek twee dagen op zijn naam gezet en daarna overgedragen aan een garagehouder, teneinde deze auto te laten verkopen. Daarmee heeft verdachte kennelijk de opbrengst uit een misdrijf willen verhullen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte] , geprobeerd om [slachtoffer] een groot geldbedrag afhandig te maken. Hiertoe heeft verdachte [slachtoffer] telefonisch bedreigd en geïntimideerd. [medeverdachte] heeft op 27 maart 2018 een afspraak met [slachtoffer] gemaakt bij de Mac Donalds, waarbij [slachtoffer] aldaar een (deel van) het geëiste geldbedrag aan verdachte zou overhandigen. Door ingrijpen van de politie is aan deze poging tot afpersing een einde gekomen.
[slachtoffer] is door de ontstane situatie zo bang geworden, dat hij is ondergedoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat de impact van een poging tot afpersing op slachtoffers groot is. Daarbij speelt dat verdachte en zijn mededader [medeverdachte] lid waren van de motorclub Satudarah en [slachtoffer] hiervan op de hoogte was. Deze wetenschap zal het intimiderende effect van de afpersing hebben versterkt.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in aanmerking dat in eerste instantie zelf met de verdachten in zee is gegaan en medeverdachte [medeverdachte] had ingeschakeld om een schuld voor hem te innen waarbij mogelijk ook een dreigende situatie zou worden gecreëerd. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte geen initiërende rol bij de poging tot afpersing heeft gehad maar wel een belangrijk aandeel in de telefonische bedreigingen die zijn geuit aan [slachtoffer] .
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten voordele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 5 oktober 2018 van J. Yntema en het voorlichtingsrapport gedateerd 28 juni 2018 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Uit het psychologisch rapport volgt dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en verdachte daardoor over beperkte copingvaardigheden beschikt. Hoewel dit enigszins een rol zal hebben gespeeld in de ten laste gelegde feiten, wordt geadviseerd de feiten volledig toe te rekenen aan verdachte en geeft de psycholoog geen advies met betrekking tot begeleiding en/of behandeling binnen een strafrechtelijk kader. Wel wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, nu verdachte de risico’s van zijn eigen handelen beperkt kan inschatten, in het contact iets jonger over komt dan zijn kalenderleeftijd en een pedagogische aanpak nog steeds nodig en noodzakelijk is. Bovendien worden geen contra-indicaties gezien voor toepassing van het jeugdstrafrecht, nu verdachte first offender is, er geen sprake is van psychopathische trekken, er geen sprake is van een criminele levensstijl en geen specifieke pedagogische onmogelijkheden bij de ouders worden gezien.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering volgt dat de reclassering juist geen aanleiding ziet om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering wijst daarbij op het feit dat verdachte (aspirant) lid was van een (inmiddels verboden) motorclub en zijn ouders daarvan op de hoogte waren en hier geen probleem van maakte. Volgens de reclassering is verdachte sinds enige tijd een meer volwassen weg ingeslagen, heeft hij de intentie om een eigen bedrijf te starten en wil hij gaan samenwonen met zijn vriendin. De mogelijkheden en begeleiding binnen het volwassenkader sluiten hierbij beter aan. Hoewel de reclassering meerwaarde ziet in het opleggen van bijzondere voorwaarden, ontbreekt volgens hen de intrinsieke motivatie bij verdachte om hieraan mee te werken en heeft hij benadrukt geen hupvragen te hebben.
De rechtbank volgt het advies van de psycholoog met betrekking tot de toerekenbaarheid van verdachte en zal hier in de strafmaat enigszins rekening mee houden. Bovendien zal de rechtbank rekening houden met de relatief jeugdige leeftijd van verdachte. De rechtbank ziet evenwel onvoldoende aanleiding om in onderhavige zaak het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten, waarbij verdachte zich gedurende langere periode bedreigend en intimiderend heeft opgesteld. Bovendien lijkt verdachte volwassen keuzes in het leven te maken en heeft hij ook op de rechtbank een voldoende volwassen indruk gemaakt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Voorts acht de rechtbank een contactverbod met aangever [slachtoffer] noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding het onvoorwaardelijke gedeelte van de vrijheidsbenemende straf te beperken tot de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een [merk] [type] , dient te worden teruggegeven aan [slachtoffer] , aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding tegen verdachte ingediend welke vordering ter zitting is aangepast tot een bedrag van € 28.396,23, wegens materiële schade
(€ 25.896,23) en immateriële schade (€ 2.500,--) die [slachtoffer] als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit één huurtermijn, de opslagkosten van de inboedel, herstel- en schoonmaakkosten door de verhuurder, het straatwerk dat bij de woning is aangebracht, de geschatte verhuiskosten en een vergoeding voor de [merk] [type] .
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking kan komen. Op de bij de vordering gevoegde factuur van de verhuurder staat een factuurdatum van 2 maart 2018 vermeld, terwijl de bewezenverklaarde feiten zich na deze datum hebben voorgedaan. Het is derhalve onduidelijk of de opzegging van de huur door [slachtoffer] het gevolg is van de (poging tot) afpersing. Daardoor is thans niet vast te stellen of er een rechtstreeks verband bestaat tussen de opzegging van de huur en de bewezenverklaarde feiten. Aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen dit nader te onderbouwen, zou een onevenredig zware belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dit onderdeel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de [merk] [type] overweegt de rechtbank dat – zoals ook door de officier van justitie is gevorderd - deze auto aan [slachtoffer] kan worden teruggegeven, zodat bij deze beslissing, die de rechtbank ook zal nemen, van een vergoeding van de auto geen sprake meer kan zijn. Op dit punt zal de vordering van de benadeelde partij eveneens niet ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,-- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 312, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 maanden, niet uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd van twee jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum] , geboorteplaats [geboorteplaats] .
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,--als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer] van een [merk] [type] , kenteken [kenteken] .
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. J.W. Moors en mr. E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2018.
Mr. Moors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.