ECLI:NL:RBNHO:2018:10845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
C/15/279789 FT RK 18.1391
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling wegens ontbreken van verklaring over buitengerechtelijke schuldregeling

Op 5 oktober 2018 heeft de schuldenaar een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, met het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 29 november 2018 is de schuldenaar, bijgestaan door mr. [A.], gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar in Nederland ligt.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is gebaseerd op het feit dat de schuldenaar geen met redenen omklede verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het minnelijk traject niet is doorlopen, wat een vereiste is volgens artikel 285 lid 1 onder f van de Faillissementswet (Fw).

De rechtbank heeft het standpunt van mr. [A.] verworpen, dat de weigering van de gemeente om schuldhulp te verlenen gelijkgesteld kan worden met het mislukken van het minnelijk traject. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, zonder de vereiste verklaring, het verzoek niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de schuldenaar afgewezen en verklaard dat het verzoek niet-ontvankelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND afwijzing schuldsaneringsregeling

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer: C/15/279789 FT RK 18.1391
vonnis van 11 december 2018
op het verzoek van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
schuldenaar.

1.De procedure

1.1
Op 05 oktober 2018 is ter griffie van deze rechtbank binnengekomen het verzoekschrift met bijlagen van schuldenaar strekkende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2
Ter zitting van 29 november 2018 is schuldenaar, bijgestaan door mr. [A.], op het verzoek gehoord. Het proces-verbaal van de zitting wordt hier als ingelast beschouwd.

2.De beoordeling

2.1
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 2015/848 betreffende insolventieprocedures van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van schuldenaar in Nederland ligt.
2.2
Op grond van het bepaalde in artikel 285 lid 1 onder f van de Faillissementswet (Fw) dient in het verzoekschrift of in een daarbij te voegen bijlage te worden opgenomen een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt. Deze verklaring is niet overgelegd.
2.3
Ter zitting heeft schuldenaar verklaard dat hij, in verband met een uitzichtloze financiële situatie, zich bij de gemeente heeft gemeld maar dat zijn verzoek om te worden geholpen door de schuldhulpverlener niet in behandeling is genomen. Vervolgens heeft schuldenaar zich tot mr. [A.] gewend.
2.4
Uit artikel 285 lid 1 onder f Fw jo artikel 48 lid 1 WCK volgt dat mr. [A.] ook de verklaring ex artikel 285 Fw kan afgeven, hetgeen door hem ter zitting is bevestigd. Ook door mr. [A.] is echter geen verklaring overgelegd.
2.5
De rechtbank stelt dan ook vast dat het minnelijk traject – zoals bedoeld in genoemd wetsartikel – niet is doorlopen, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.6
Het standpunt van mr. [A.], dat de weigering door de gemeente om schuldhulp te verlenen gelijk gesteld dient te worden met het mislukken van het minnelijk traject, volgt de rechtbank niet. Gelet op het bepaalde in artikel 285 lid 1 onder f jo artikel 288 lid 2 onder b Fw kan een verzoek op grond van artikel 284 lid 1 Fw slechts worden toegewezen als bij dat verzoek een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, is overgelegd. In hetgeen door mr. [A.] is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om hier van af te wijken.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr K. van Dijk en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 11 december 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.