ECLI:NL:RBNHO:2018:10759

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
15.120208.18 en 15.123871.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, verboden wapenbezit en diefstal met geweld met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging van zijn ex-partner, verboden wapenbezit en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in Den Haag, verminderd toerekeningsvatbaar was voor de feiten die zich in 2018 en 2015 hebben voorgedaan. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren aangebracht, gevoegd behandeld. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor een aantal van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan bedreiging, wapenbezit en diefstal met geweld. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals opname in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.120208-18, 15.123871-18 en 15.700204-16 (tul)
Uitspraakdatum: 11 december 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 november 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
thans gedetineerd in Den Haag PPC.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter gelegenheid van de pro forma behandeling op 20 september 2018 gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. V.E. de Haas,
advocaat te Schagen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 15.123871-18 ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op of omstreeks 13 september 2015, te Heerhugowaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van hun mobiele telefoons en/of auto, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- tegen de wil van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], althans ongevraagd,
in voornoemde auto is gestapt
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: 'Rijden nou!', althans woorden van gelijke aard en/of strekking
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval enig voorwerp, op/aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht en/of op korte afstand heeft gehouden, in elk geval heeft getoond,
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: 'Telefoons afgeven', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij, op of omstreeks 13 september 2015, te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
voornoemde [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen;
Aan verdachte is onder parketnummer 15.120208-18 ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2018 tot en met 19 juni 2018 te Heerhugowaard, althans in Nederland, [slachtoffer 4] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] (telkens) dreigend via What's app berichten te sturen met de volgende inhoud:
- (18 juni 2018, 22:09 uur) een foto van een vuurwapen met daarbij de tekst
'als je boos maak heb je probleem ik zal me vriend tommy voorstellen ga maar Google en dit kankerverwekkende leven zat ik ga. maar tommy en nrl Da... en iedereen die me weg staat mrg 500uro anders kom even bakkie doen met tommy we maken geen grapjes doe maar aan gift dan is alt laat ja ik loco gemaakt door mensen die doen of je houden maar als er problemen zijn an ander nikers lopen ik zal. nooit met neger gaan zij áltijd buile h je
heb me kind van af gepaakt nu zal voelen hoe is om iemand te verliezen mr D IS aan de beurt hahaha'en/of
- (18 juni 2018, 22:23 uur) een berichtje met 31 emoticons met lachende emoticons en boze en van duivels en een zwaard en bokshandschooenen en/of
- (19 juni 2018, 00:14 uur) een foto van het handvat van een dolk/zwaard met de tekst
'had de man nog maar geleefd dan was die aap van je nu.mijn slaaf'
althans woorden en/of afbeelding(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Heerhugowaard, althans in Nederland een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen, single-action, kaliber 6.35 x 16 mm (.25acp), voorzien van het wapennummer 426487 en/of munitie van categorie III, te weten vier kogelpatronen, kaliber 6.35 x 16 milimeter (.25 acp), voorzien van bodemstempel G.F.L. 6.35, voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Heerhugowaard, althans in Nederland een of meer wapens van categorie I, onder 7, te weten
- een imitatie vuurwapen/zgn balletjespistool (merk: onbekend, model: desert eagle) en/of
- een imitatie vuurwapen (merk: Thompsonpistoolmitrailleur, type: Tommygun)
voorhanden heeft gehad;
Feit 4
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door een bakje met daarin een kogel op de auto van voornoemde [slachtoffer 4] te zetten, dan wel vast te plakken;
Feit 5
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk: Peugeot, type: 307), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder parketnummer 15.120208-18, onder 5, ten laste gelegde feit, te weten de vernieling/beschadiging van de auto van [slachtoffer 4]. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 15.123871-18, onder 1 ten laste gelegde feit geconstateerd dat er sprake is van een herkenning door aangeefster, verkregen door middel van een enkelvoudige fotoconfrontatie. De officier van justitie heeft gesteld dat de politie zorgvuldig heeft gehandeld bij deze fotoconfrontatie en dat de herkenning door aangeefster zeer overtuigend was.
Ten aanzien van het tweede feit onder dit parketnummer heeft de officier van justitie opgemerkt dat hier sprake is van een met verdachte overeenkomend signalement, dat het kenteken van verdachte is gesignaleerd, dat de steekwonden die door aangever en een getuige bij verdachte zijn gezien ook door de arts bij de aanhouding van verdachte zijn waargenomen en dat er sprake is van een herkenning van verdachte door middel van een enkelvoudige fotoconfrontatie.
Ten aanzien van voornoemde feiten onder parketnummer 15.123871-18 heeft de officier van justitie bovendien gesteld dat er sprake is van schakelbewijs. Genoemd is een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, overeenkomsten in de signalementen en overeenkomsten in de modus operandi, gericht op het verkrijgen van autosleutels.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2 uit 2015, zoals ten laste gelegd onder parketnummer 15.123871-18 en de feiten 4 en 5 uit 2018, zoals ten laste gelegd onder parketnummer 15.120208-18.
Ten aanzien van feit 1, onder parketnummer 15.123871-18 is allereerst opgemerkt dat uit de aangiftes niet blijkt dat het gaat om afpersing van de auto. Voorts is ten aanzien van dit feit door de verdediging aangevoerd dat de uitkomst van de enkelvoudige fotoconfrontatie dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu er in de ogen van de verdediging niet gekozen had mogen worden voor een dergelijke fotoconfrontatie. Voor zover de uitkomst van de enkelvoudige fotoconfrontatie wel als bewijs mag worden gebruikt dient dat op een terughoudende wijze te gebeuren. In dat geval is slechts sprake van een aanwijzing dat verdachte het feit heeft gepleegd tegenover de ontkenning daarvan door verdachte. Dit is onvoldoende om van wettig en overtuigend bewijs te kunnen spreken.
Ten aanzien van feit 2, onder parketnummer 15.123871-18 heeft de verdediging aangevoerd dat hier evenmin gekozen had mogen worden voor een enkelvoudige fotoconfrontatie en dat hierom de uitkomst van die fotoconfrontatie ook moet worden uitgesloten van het bewijs. De uitkomst van de fotoconfrontatie kan ook hier hoogstens een aanwijzing opleveren en geen wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 4, onder parketnummer 15.120208.18, heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Het enkele feit dat de kogel die in het bakje is aangetroffen van hetzelfde soort is als de kogels die in de woning van verdachte zijn aangetroffen levert hooguit een vermoeden op dat de kogel afkomstig is van verdachte. Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 5, onder parketnummer ten laste gelegd, heeft de verdediging weersproken dat sprake is van beschadiging van de auto van aangeefster.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 15.123871-18
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vast staat dat op 13 september 2015 in de avond plotseling en zonder uitnodiging daartoe een man is ingestapt in de auto van aangeefster [slachtoffer 1] en haar dochter aangeefster [slachtoffer 2] en dat deze man aangeefsters heeft gemaand te gaan rijden en tot afgifte van hun mobiele telefoons. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het verdachte is geweest die dit heeft gedaan. De enkelvoudige fotoconfrontatie, die op 29 oktober 2015 heeft plaatsgevonden en waarbij aangeefster [slachtoffer 1] verdachte op de foto heeft herkend als zijnde de man die op 13 september 2015 bij haar in de auto is gestapt is daarvoor onvoldoende en verder steunbewijs ontbreekt. Het door de officier van justitie genoemde schakelbewijs is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De rechtbank ziet geen overeenkomende modus operandi en de signalementen, voor zover overeenkomend, kunnen niet alleen naar verdachte leiden. Daarom staat voor de rechtbank niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.3.2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 5 onder parketnummer 15.120208-18
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de rechtbank dat gebleken is dat de witte pasta waarmee de auto van aangeefster beklad was en waarmee de benzinedop was dichtgesmeerd, verwijderd kon worden zonder schade aan de auto toe te brengen. Aldus is geen sprake van een beschadiging of vernieling, dan wel van het (tijdelijk) onbruikbaar maken van de auto, zodat vrijspraak hiervoor moet volgen.
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15.123871-18, onder 2 ten laste gelegde feit en de onder parketnummer 15.120208-18 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 2 onder parketnummer 15.123871-18
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging
Door aangever en getuige [getuige 1] is verklaard dat een man rijdend in een grijze Seat Cordoba de sleutelbos heeft weggenomen van aangever. Uit de aangifte naar aanleiding van dit incident, die door de verbalisant is opgenomen om 23:21, blijkt dat aangever reeds op dat moment het kenteken heeft genoemd van de grijze Seat Cordoba. Deze Seat Cordoba wordt later op de avond door aangever nogmaals gezien bij het Geestmerambacht en behoort toe aan verdachte. Verdachte wordt na een wilde achtervolging aangehouden door de politie, rijdend in deze Seat Cordoba, en hij voldoet aan het door aangever opgegeven signalement.
De verdediging heeft ten aanzien van de enkelvoudige fotoconfrontatie terecht opgemerkt dat de nodige behoedzaamheid moet worden betracht, maar de gerelateerde herkenning is zonder meer overtuigend en daarom zal de herkenning door aangever van verdachte op
30 november 2015 als steunbewijs worden gebruikt.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de man is geweest die op 13 september 2015 bij het Geestmerambacht met geweld de sleutelbos van aangever heeft weggenomen.
Feit 1 onder parketnummer 15.120208-18
Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 19 juni 2018 (dossierpagina 67-70);
Feiten 2 en 3 onder parketnummer 15.120208-18
Nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname WWM van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 19 juni 2018 (dossierpagina 7-9);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 19 juni 2018 van verbalisant [verbalisant 2] (dossierpagina 48-51);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 20 juni 2018 van verbalisant [verbalisant 3] (dossierpagina 52-59).
Feit 4 onder parketnummer 15.120208-18
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15.123871-18 onder 2 ten laste gelegde feit en de onder parketnummer 15.120208-18 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2 onder parketnummer 15.123871-18
hij op 13 september 2015, te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos toebehorende aan
[slachtoffer 3], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde [slachtoffer 3] in het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen;
Feit 1 onder parketnummer 15.120208-18
hij op 18 juni 2018 in Nederland, [slachtoffer 4] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] telkens dreigend via What's app berichten te sturen met de volgende inhoud:
- (18 juni 2018, 22:09 uur) een foto van een vuurwapen met daarbij de tekst
'als je boos maak heb je probleem ik zal me vriend tommy voorstellen ga maar Google en dit kankerverwekkende leven zat ik ga. maar tommy en nrl Da... en iedereen die me weg staat mrg 500uro anders kom even bakkie doen met tommy we maken geen grapjes doe maar aan gift dan is alt laat ja ik loco gemaakt door mensen die doen of je houden maar als er problemen zijn an ander nikers lopen ik zal. nooit met neger gaan zij áltijd buile h je
heb me kind van af gepaakt nu zal voelen hoe is om iemand te verliezen mr D IS aan de beurt hahaha'en
- (18 juni 2018, 22:23 uur) een berichtje met 31 emoticons met lachende emoticons en boze en van duivels en een zwaard en bokshandschoenen.
Feit 2 onder parketnummer 15.120208-18
hij op 19 juni 2018 te Heerhugowaard een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, single-action, kaliber 6.35 x 16 mm (.25 acp), voorzien van het wapennummer 426487 en munitie van categorie III, te weten vier kogelpatronen, kaliber 6.35 x 16 millimeter (.25 acp), voorzien van bodemstempel G.F.L. 6.35, voorhanden heeft gehad;
Feit 3 onder parketnummer 15.120208-18
hij op 19 juni 2018 te Heerhugowaard wapens van categorie I, onder 7, te weten
- een imitatie vuurwapen / zogenoemd balletjespistool (merk: onbekend, model: desert eagle) en
- een imitatie vuurwapen (merk: Thompsonpistoolmitrailleur, type: Tommygun)
voorhanden heeft gehad;
Feit 4 onder parketnummer 15.120208-18
hij op 19 juni 2018 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een bakje met daarin een kogel op de auto van voornoemde [slachtoffer 4] te zetten.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2 onder parketnummer 15.123871-18
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 1 onder parketnummer 15.120208-18
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 2 onder parketnummer 15.120208-18
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 3 onder parketnummer 15.120208-18handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Feit 4 onder parketnummer 15.120208-18
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

De psychiater [deskundige] heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 3 onder parketnummer
15.120208-18 in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de ouderdom van de feiten uit 2015 en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, opname in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer 4] en begeleiding wat betreft de financiën door de Materieel Juridische Dienstverlening Fivoor worden verbonden. De officier van justitie heeft gevorderd dat voornoemde opname maximaal één jaar dient te duren, of zoveel korter als de instelling, in overleg met de reclassering, nodig acht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd dat de inbeslaggenomen wapens en munitie worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het verlengde van de door hem bepleite vrijspraken – verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 190 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar. De verdediging heeft bepleit dat opname in de forensisch psychiatrische kliniek aansluitend aan de detentie, te weten vanaf 11 december 2018, zal plaatsvinden voor de duur van maximaal vier maanden of zoveel korter als de behandelaars mogelijk of noodzakelijk achten.
De raadsman kan zich vinden in de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen wapens en munitie.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn ex-partner [slachtoffer 4] meermalen bedreigd met de dood via WhatsAppberichten, maar ook door het achterlaten van een bakje met vloeistof met een kogelpatroon daarin op haar auto. De bedreigingen hebben een grote impact op [slachtoffer 4] gehad, die in haar aangifte heeft verklaard dat zij zich zeer onveilig en bedreigd voelt en dat de bedreiging ook zijn weerslag heeft op haar gezin.
Ook heeft verdachte een semi-automatisch pistool met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Illegaal wapenbezit vormt een onaanvaardbare bedreiging voor een veilige samenleving. Naast dit wapen heeft verdachte twee imitatievuurwapens voorhanden gehad die op het eerste gezicht niet zijn te onderscheiden van een echt vuurwapen.
Ten slotte heeft verdachte zich in 2015 schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Verdachte heeft hierdoor pijn, schade en overlast voor de benadeelde veroorzaakt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder zowel terzake van een vermogens- als terzake van bedreiging onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Ook blijkt uit de documentatie dat verdachte nog in een proeftijd liep.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en de recidive meebrengen dat alleen een (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemede straf uit een oogpunt van normhandhaving en preventie een passende reactie is.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch Pro Justitie rapport, gedateerd 15 november 2018, opgesteld door [deskundige], psychiater. Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:
“Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van manisch-depressiviteit met een atypisch of onvolledige expressie. Voorts is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Bovengenoemde stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten in 2018(de rechtbank begrijpt: de feiten 1 tot en met 3)
.
Betrokkene handelde ten tijde van het tenlastegelegde uit 2018 vanuit de bij hem vastgestelde manisch-depressiviteit ontremd. De beperkte intelligentie maakte daarbij tevens dat betrokkene de gevolgen daarvan niet kon overzien en corrigeren. Het advies is om het tenlastegelegde uit 2018, indien bewezen,in verminderde mate toe te rekenen aan betrokkene.De ontremming in het denken en het gedrag van betrokkene vanwege de manisch-depressiviteit in combinatie met zijn intellectuele beperking sloten de keuzevrijheid voor alternatieve gedragingen uit.
Het advies is om betrokkene voor zijn ontremde gedrag in combinatie met zijn beperkte vaardigheden te behandelen. Daartoe is een intensief behandelprogramma nodig. De behandeling betreft evaluatie van het beloop van de nu gecompenseerde ontremming inclusief medicatie, een nieuw intelligentie-onderzoek, psycho-educatie op maat over voorboden van ontregeling, het ontwikkelen van haalbare doelen voor de toekomst en inschatten van mogelijke stressoren in die toekomst. Om deze reden wordt plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis aanbevolen, op een afdeling met expertise op het gebied van de verstandelijke beperking. Dit kan het beste plaats vinden in het kader van een voorwaardelijke maatregel met een toezicht door de reclassering. Betrokkene gaf zelf aan dat hij de strakke structuur van de reclassering waardeert. Bij de ernst van de ten laste gelegde feiten 1 t/m 3, worden de feiten 4 t/m 7, indien bewezen, meegewogen. Zijn huidige psychische toestand, zijn beperkte inzicht en motivatie voor behandeling maken dat een algemeen psychiatrisch ziekenhuis niet voldoende is. Een forensisch psychiatrisch ziekenhuis heeft meer expertise om de grenzen vasthoudend aan te geven aan het gedrag van betrokkene gebruikmakend van de ervaring met multipele diagnosen: verstandelijke beperking in combinatie met atypische manisch-depressiviteit. Om deze reden wordt geadviseerd de behandeling te beginnen met een, zo mogelijk, relatief korte forensisch klinische opname.
Over de toestand van betrokkene in 2015 is de informatie anamnestisch en hetero anamnestisch verkregen mager en de betrouwbaarheid onbekend. De informatie uit de kliniek uit 2015 is summier. Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van een psychotische ontregeling einde 2015. De informatie is echter te gering en te gedateerd in relatie met het huidige onderzoek om uitspraken te doen over de forensische aspecten en vragen in relatie tot feiten 6 en 7”(de rechtbank begrijpt: de feiten onder parketnummer 15.123871-18).
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op hetgeen de deskundige [deskundige] ter zitting heeft verklaard in aanvulling op zijn rapport en naar aanleiding van de door de verdediging ingebrachte medische informatie over verdachte uit 2015. De deskundige heeft ter zitting – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
“Er zijn wel aanwijzingen aanwezig om aan te nemen dat bij betrokkene ten tijde van de feiten 6 en 7 sprake was van psychiatrische problematiek. Ten tijde van de feiten in 2015 was in ieder geval ook al sprake van zwakbegaafdheid en de feiten rondom de aanhouding op14 september 2015 geven aanwijzingen dat er op dat moment sprake was van een psychose. Dit kan worden opgemaakt uit de medicatie, die aan betrokkene ten tijde van de opname en het ontslag uit de kliniek waar betrokkene na zijn aanhouding is opgenomen, werd voorgeschreven. Ook blijkt uit het relaas van aanhouding dat betrokkene op dat moment heeft verklaard dat hij demonen en duivels zag en dat hij gebeten was door een duivel. Ook was betrokkene in het luchtledige aan het boksen en heeft betrokkene verklaard tijdens zijn insluiting dat Jezus net in zijn cel was geweest. De beet van de duivel is waarschijnlijk de beet van de politiehond geweest. Er zijn aanwijzingen om betrokkene de feiten uit 2015 tenminste verminderd toe te rekenen.”
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 14 november 2018, opgesteld door [getuige-deskundige] werkzaam bij GGZ Fivoor. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
“Er is bij betrokkene sprake van ernstige psychiatrische problematiek en zwakbegaafdheid, wat van invloed was op de tenlastelegging. Bij schuldig bevinding kan betrokkene worden beschouwd als verminderd toerekeningsvatbaar voor de feiten. Zowel de Pro Justitia onderzoeker als de reclassering is van mening dat betrokkene klinische behandeling in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis moet ondergaan.Het risico op recidive en letselschade wordt als hoog ingeschat. Betrokkene toont onvoldoende inzicht in de ernst van zijn problematiek. De feiten waar betrokkene van verdacht wordt, toont een zorgelijk beeld waarbij met name het onvoorspelbare karakter van betrokkene risicovol is. Intensieve behandeling is dan ook nodig om de kans op recidive te kunnen beïnvloeden.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering
Opname in een zorginstelling
Ambulante behandeling
Contactverbod
Materieel Juridische Dienstverlening Fivoor.”
De rechtbank kan zich met de voornoemde adviezen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over, maakt deze tot de hare en oordeelt dat verdachte, wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 uit 2018 als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Nu feit 4 in diezelfde periode is gepleegd neemt de rechtbank ook hier aan dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van de toen aanwezige stoornis en zwakbegaafdheid, zodat ook dit feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gelet op wat de deskundige ter zitting heeft verklaard naar aanleiding van de medische stukken uit 2015 en het relaas van bevindingen van de aanhouding van verdachte op
14 september 2015 zijn er naar het oordeel van de rechtbank bovendien sterke aanwijzingen dat verdachte ook ten aanzien van de feiten uit 2015 wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens minst genomen verminderd kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal daarom verdachte ten aanzien van alle feiten als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Ook houdt de rechtbank er bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf rekening mee dat verdachte gebaat is bij een behandeling in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis. Daarnaast valt zonder meer aan te nemen dat een dergelijke behandeling ook de samenleving tot voordeel zal strekken.
Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat ten aanzien van het feit uit 2015 de redelijke termijn met één jaar is overschreden.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht een vrijheidsbenemende straf van 12 maanden passend, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en met bepaling dat een gedeelte daarvan, te weten 5 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en de rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering in de rapportage van 14 november 2018 geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf worden verbonden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er, gelet op de eerdere en de huidige veroordeling wegens bedreiging in samenhang met het nu ook vastgestelde gebruik van geweld, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een wapen, 5 stuks munitie en twee imitatiewapens, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
de onder 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 15.120208-18 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot of met behulp van die voorwerpen zijn begaan. De rechtbank acht daarnaast het ongecontroleerde bezit van voormelde voorwerpen in strijd met de wet en het algemeen belang.

8.Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15.123871-18, feit 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit bedragen van € 1.000,00,
€ 200,00 en € 300,00 als gevolg van het total loss verklaren van de auto, het verlies van de sleutelbos en het vervangen van de huis- en autosleutels. Van dit bedrag is door de verzekering een bedrag vergoed van € 1.000,00, zodat een vordering resteert van
€ 500,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet in zijn vordering ontvangen. De benadeelde partij heeft nagelaten zijn vordering afdoende te onderbouwen en is evenmin ter zitting verschenen voor een toelichting, zodat de aansprakelijkheid van verdachte en de aard en omvang van de schade op grond van de nu beschikbare gegevens niet kunnen worden vastgesteld. Om dat vast te stellen, zou nader onderzoek noodzakelijk zijn. Dat zou echter een onevenredige belasting van dit strafproces meebrengen. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 24 januari 2017 in de zaak met parketnummer 15.700204-16 heeft de Politierechter te Noord-Holland (locatie Alkmaar) verdachte ter zake van diefstal, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 15 februari 2017 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 8 februari 2017 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu verdachte geen verwijt treft. Gelet op de conclusie van de deskundige was verdachte ten tijde van de feiten in 2018 immers verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gelet op hetgeen hiervoor onder 6.3. is overwogen, dient te worden afgewezen. De rechtbank acht van belang dat de behandeling van verdachte in de forensisch psychiatrische kliniek zo spoedig mogelijk een aanvang kan nemen en acht een toewijzing van de tenuitvoerlegging, wat met zich zal brengen dat verdachte twee maanden langer van behandeling verstoken zal zijn, niet opportuun.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 63, 312, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15.123871-18 onder 1 en onder parketnummer 15.120208-18 onder 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15.123871-18 onder 2 en onder parketnummer 15.120208-18 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich zo spoedig mogelijk na de detentie meldt bij de reclassering, Stationsplein 21, te Heerhugowaard. Hierna blijft verdachte zich melden op afspraken met de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
  • zich, aansluitend aan zijn detentie, gedurende maximaal 6 (zes) maanden zal laten opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 4] , geboren op
  • zich voor zijn financiën en administratie zal laten begeleiden door de Materieel Juridische Dienstverlening Fivoor of soortgelijke dienstverlening, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start in overleg met de reclassering en duurt zolang de reclassering noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1-5 vermelde goederen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15.700204-16 opgelegde voorwaardelijke straf.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van (het onvoorwaardelijk deel van) de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E. van Harten en mr. M.H. Affourtit-Kramer , rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2018.
Bijlage
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van parketnummer 15-123871-18, feit 2
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 13 september 2015 (dossierpagina 73 e.v.) waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. Vanavond op 13 september 2015 omstreeks 21:45 uur bevond ik mij op de Klaregroetweg te Noord-Scharwoude in de gemeente Langedijk. Ik stond daar op de parkeerplaats van het recreatiegebied Geestmerambacht. Ik stond daar met een bekende van mij, [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 1] ). We stonden bij mijn auto, een Volvo. Rond die tijd kwam een grijze Seat Cordoba model 2001 naar ons toegereden, waar een man uitstapte. Het was een man van rond de 35 jaar oud, 1.80 meter lang, blond gemillimeterd haar, zwarte broek en donkere trui. De man wilde graag mijn auto bekijken. Wij hebben ook een rondje gereden in mijn auto waarbij de man op de passagiersstoel voorin ging zitten en later achterin. Toen wij terugkwamen vroeg de man of hij de autosleutel mocht zien. [getuige 1] gaf de sleutel aan de man. Na enige tijd vroeg ik de sleutel terug van de man. Zomaar opeens sloeg de man mij met zijn vuisten. Ik voelde de pijn op mijn schouderbladen waar de man mij sloeg. Toen ik om keek zag ik dat de man naar zijn eigen auto was gelopen en hierin wegreed. Hij had mijn sleutelbos kennelijk meegenomen.
De aangever verstrekte over de bij het incident betrokken voertuigen de volgende aanvullende informatie:
Voertuig: personenauto
Merk/type: Seat Cordoba, 1.9 Td
Kleur: grijs
Kenteken: [kenteken]
Inhoud: diverse kleding, dekbed.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 18 november 2015 (dossierpagina 78 e.v.) waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
[getuige 1] stapte uit met de sleutelbos in zijn hand. [getuige 1] liet de sleutelbos zien en ik zag dat die man de sleutelbos uit de hand pakte van [getuige 1]. Ik hoorde die man zeggen:
“mooi hè die sleutel”en toen zei ik:
“geef die sleutel nu maar weer terug”. Ineens, zo vanuit het niets, kreeg ik een klap in mijn gezicht van die dader. Ik voelde ook dat hij mij meerdere keren sloeg op mijn bovenlichaam, eigenlijk op mijn schouders.
Mijn auto werd op de sleepauto gezet. Rond 00:50 kwam vervolgens die Seat weer aanrijden. Ik herkende de zilverkleurige Cordoba met dat geluid. Op het moment dat ik instapte bij [getuige 2] in zijn Mercedes zag ik dat de Seat ook ging rijden. Hij reed richting Noord-Scharwoude en wij volgden hem. Ik bleef doorgeven aan de politie waar wij reden.
Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 23 november 2015 (dossierpagina 88 e.v.) waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
Op 13 september 2015 ben ik naar het Geestmerambacht gefietst. Ik had daar met [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: aangever) afgesproken. We zagen een grijze auto aankomen en even later liep de bestuurder naar ons toe. We hebben een rondje gereden. Ik hoorde de man vragen naar de autosleutel. Ik liet vervolgens de autosleutel zien. Ik zag vervolgens dat die man de autosleutel, met de sleutelbos, uit mijn hand trok. Kort daarna hoorde ik [slachtoffer 3] zeggen:
“mag ik m’n sleutels terug?”Toen opeens werd [slachtoffer 3] door die vent geslagen. Ik zag dat die vent mijn zijn rechtervuist tegen de linkerkant van het gezicht of nek van [slachtoffer 3] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 3] meerdere keren geslagen werd.
Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 14 september 2015 (dossierpagina 69 e.v.) waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
Op maandag 14 september 2015 omstreeks 00.50 uur gaf het operationeel centrum wederom een melding uit aan een eenheid van Heerhugowaard. Wij hoorden dat de melder en de verdachte nog bij het recreatiegebied Geestmerambacht waren. Wij hoorden dat het kenteken van de Seat de [kenteken] betrof. Wij hoorden dat de Seat Cordoba inmiddels was weggereden in de richting van Noord Scharwoude. Wij hoorden dat de melder er achter aan reed. Wij hoorden dat een eenheid van Heerhugowaard de Seat Cordoba in het zicht had. De verdachte bleek tijdens de insluiting te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 30 november 2015 (dossierpagina 82) door verbalisant [verbalisant 5] waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
Verbalisant:Ik wil je een foto laten zien van een persoon en dan hoor ik graag jouw reactie. Ik wil erbij benadrukken dat het mogelijk is dat dit niet de verdachte is in jouw zaak en ik vraag dan ook om een eerlijke reactie.
Opmerking verbalisant: aan aangever wordt een nader te omschrijven foto getoond.
Aangever:ja, dat is hem zeer zeker, zeker dat is hem, geen twijfel mogelijk. Het is niet zo dat ik eerst even moet kijken of zo. Het is hem gewoon. Dit is de persoon die mij geslagen heeft en er met mijn sleutelbos vandoor is gegaan. Deze herken ik, absoluut.
Ten aanzien van parketnummer 15-120208-18, feit 4
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 19 juni 2018 (dossierpagina 90 e.v.) waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
Ik heb gisteravond 18 juni 2018, omstreeks 23.45 uur aangifte gedaan tegen mijn ex
[verdachte]. Omdat er daarna nog meer is gebeurd doe ik bij deze een aanvullende verklaring bij mijn aangifte. Ik ben nog heel lang wakker gebleven, door alles wat er gebeurd was kon in niet slapen. Om 02.30 uur ben ik in slaap gevallen. Omstreeks 05.00 uur, ging
mijn vriend, [betrokkene], uit bed. Hij heeft toen de hond uitgelaten. Toen hij terug kwam hoorde ik van hem dat mijn auto, een zwarte Peugeot 307 station, beklad was. De auto stond voor mijn huis, dus voor perceel [adres 2]. Ik ging toen ook kijken. Ik zag dat op de voorruit, tegen de motorkap, een plastic bakje stond. De deksel zat dichtgeplakt met plakband. Ik zag dat er blauwe vloeistof inzat en een kogel.
Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen DCS [telefoonnummer] door verbalisant [verbalisant 6] d.d. 1 juli 2018 (dossierpagina 8 en 9 van het aanvullend procesdossier) waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
Ik zag dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam stond van [verdachte], [adres 1]
. Ik zag in DCS dat met het telefoonnummer [telefoonnummer] op 18 juni 2018 vanaf ’s-morgens 10:01 uur tot 's-avonds 23:50 uur en op dinsdag 19 juni 2018 ‘s-nachts vanaf 02:31 tot 02:35 uur diverse contacten zijn geweest met gebruikers van meerdere
telefoonnummers. Naast gesprekken werd ook gecommuniceerd middels sms-service en werd contact gelegd met de zendpaal, vermoedelijk ten verkrijging van internetdata. Bij
alle vastgelegde contacten tussen deze tijdstippen werd met het telefoonnummer
[telefoonnummer] de paal van Eem 2 te Heerhugowaard aangestraald, die op ongeveer 200
meter afstand van de woning van verdachte [verdachte] verwijderd is.
Ik zag in DCS dat met het telefoonnummer [telefoonnummer] op dinsdag 19 juni 2018 tussen
03:45 uur en 04.10 uur de paal aan de Kroosakker 32 te Zuid-Scharwoude werd aangestraald. De woning van aangeefster [slachtoffer 4] aan de [adres 2] ligt hemelsbreed ongeveer 300 meter verwijderd van de met het telefoonnummer [telefoonnummer] aangestraalde paal van Kroosakker 32 te Zuid-Scharwoude.
De verklaring van verdachte ter zitting
Ik ben in de vroege ochtend van 19 juni 2018 op de fiets langs de woning van aangeefster gereden.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van relaas opdrachten OvJ d.d. 3 juli 2018 van verbalisant [verbalisant 6] (dossierpagina 3 van het aanvullend procesdossier) waarin zakelijk weergegeven het volgende is opgenomen:
Op 19 en 20 juni werd door [verbalisant 3], materiedeskundige vuurwapens, het in beslag
genomen vuurwapen met munitie van verdachte [verdachte] onderzocht. In dit onderzoek
bleek de omschrijving van de patronen in het vuurwapen identiek als de patroon die op
de auto van aangeefster [slachtoffer 4] werd aangetroffen. Hiervan is door [verbalisant 3] proces-verbaal van onderzoek wapen opgemaakt onder nummer 2018114886-18, dat als bijlage bij dit dossier is gevoegd.