ECLI:NL:RBNHO:2018:10677

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
15.870016-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met mes op twee slachtoffers tijdens vuurwerkafsteekincident

Op 7 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2018 in Purmerend twee slachtoffers met een mes heeft aangevallen tijdens het afsteken van vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, zonder enige aanleiding, de slachtoffers heeft aangevallen, waarbij hij hen meermalen heeft gestoken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van poging tot doodslag gevolgd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade van de slachtoffers heeft erkend. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot € 28.307,27 en die van [slachtoffer 2] tot € 16.152,09 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schadevergoeding aan de Staat te betalen indien hij niet in staat is om aan de vordering van de benadeelde partijen te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870016-18 (P)
Uitspraakdatum: 7 december 2018
Tegenspraak (279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 april 2018, 13 juli 2018, 25 september 2018 en 23 november 2018 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.S. Levinsohn en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Purmerend, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte die [slachtoffer 1] meermalen met
een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn nek/hals althans in zijn lichaam gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Purmerend, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in haar (achter)hoofd gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Purmerend, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 2] (met een scherp voorwerp) meermalen een harde klap op het (achter)hoofd gegeven en/of
- die [slachtoffer 2] met zijn arm om haar nek vastgegrepen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen die [slachtoffer 2] in haar (achter)hoofd en/of schouder gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Purmerend, althans in Nederland [slachtoffer 2]
heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] (met een scherp voorwerp) meermalen een harde klap op het (achter)hoofd te geven en/of
- die [slachtoffer 2] met zijn arm om haar nek vast te grijpen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen die
[slachtoffer 2] in haar (achter)hoofd en/of haar schouder te steken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
In haar schriftelijke requisitoir heeft de officier van justitie gesteld dat er onvoldoende concreet bewijs is dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat hij moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde poging tot moord. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, in die zin dat sprake is van poging tot doodslag.
De officier van justitie heeft op basis van de bewijsmiddelen in het dossier geconcludeerd dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer [slachtoffer 2] met een mes in de schouder en het hoofd heeft gestoken en vervolgens het slachtoffer [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] te hulp schoot, in zijn hals heeft gestoken. De officier van justitie acht het in de brief van verdachte geschetste alternatieve scenario, dat een kennis met wie hij vuurwerk zou gaan stelen de steekwonden heeft toegebracht, bij gebrek aan een concrete onderbouwing en gelet op de overige inhoud van het dossier, onaannemelijk. Door op voornoemde wijze met een mes te steken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daardoor dodelijk geraakt zouden kunnen worden, aldus de officier van justitie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in zijn pleitnotitie op het standpunt gesteld dat de inhoud van het dossier teveel vragen oproept om te komen tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten en dat verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft gesteld dat het door verdachte in zijn brief geschetste alternatieve scenario niet strijdig is met de inhoud van de stukken in het dossier en niet op voorhand als hoogst onaannemelijk kan worden uitgesloten. De raadsman heeft nog een ander scenario geschetst waarin verdachte zijn kamer de betreffende nacht niet is uit geweest en dat het een ander is geweest die met de jas van verdachte aan de slachtoffers heeft gestoken en de tas met vuurwerk heeft meegenomen en vervolgens met gebruikmaking van de druppel van verdachte het wooncomplex aan het [adres 1] is binnen gegaan en de tas in de kamer van verdachte heeft achtergelaten. Verdachte zou bang zijn om deze persoon te noemen.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank bewezen acht dat verdachte de dader is, heeft de raadsman naar voren gebracht dat er vrijspraak moet volgen voor de ten laste gelegde pogingen tot moord, nu ieder bewijs in het dossier ontbreekt voor het aannemen van het bestaan van een vooropgezet plan en van kalm beraad en rustig overleg.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot doodslag aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Bij de vraag of opzet op de dood van slachtoffer [slachtoffer 2] kan worden aangenomen, heeft de raadsman betoogd dat naar de uiterlijke verschijningsvorm deze handelingen niet kunnen worden aangemerkt als gericht op de dood. Uit het dossier blijkt dat geweld is toegepast, maar niet kan met voldoende zekerheid worden gezegd met hoeveel kracht slachtoffer [slachtoffer 2] is geraakt en ook niet waardoor. Het is volgens de raadsman maar zeer de vraag of het letsel dat aan [slachtoffer 2] is toegebracht redelijkerwijs kan leiden tot de dood. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De raadsman heeft voorts bepleit dat uit het dossier niet voortvloeit dat het steken naar het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer 2] de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert, zodat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
De onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan volgens de raadsman wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde feiten, op de hierna te melden wijze, op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen.
3.4.
Overwegingen over het bewijs
Is verdachte de dader?
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door een man zijn gestoken met een mes. De dader is gevlucht en heeft daarbij de vuurwerktas die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij zich hadden meegenomen. Uit getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat de dader vlak na het steekincident via een gemeenschappelijke deur die toegang geeft tot de appartementen aan het [adres 1] naar binnen is gegaan. Uit onderzoek is gebleken dat bij het openen van die deur gebruik is gemaakt van de druppel die verdachte ten tijde van zijn aanhouding in zijn bezit had. Tijdens de doorzoeking van de slaapkamer van verdachte is in een lade onder het bed een plastic tas met het opschrift “Vuurwerk Toppers” aangetroffen, met daarin verschillende kledingstukken. Uit onderzoek is gebleken dat de plastic tas soortgelijk is aan de tassen die worden meegegeven door de fietsenwinkel waar de slachtoffers het vuurwerk hadden gekocht. Op de kleding die in de tas zat is het DNA van zowel verdachte als het slachtoffer [slachtoffer 1] aangetroffen. Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang en onderling verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft neergestoken.
Alternatieve scenario’s
Verdachte heeft geweigerd een inhoudelijke verklaring af te leggen en heeft middels zijn raadsman op 21 september 2018 een korte handgeschreven brief ingebracht, inhoudend een alternatief scenario. In deze brief staat dat verdachte de bewuste nacht samen met een ander voornemens was vuurwerk te stelen van mensen die buiten vuurwerk stonden af te steken. Hij zou die nacht de tas van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben weggenomen, nadat de andere persoon met wie hij was ineens - onverwachts voor hem- stekende bewegingen begon te maken richting de slachtoffers. Hierbij is bloed van de slachtoffers op verdachte terecht gekomen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat op geen enkele wijze is onderbouwd en waarover verdachte geen vragen heeft willen beantwoorden in een verhoor, niet aannemelijk geworden. Het scenario wordt ook weerlegd door de verklaringen van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1], die hebben verklaard dat er maar één dader was, en de verklaringen van de getuigen, die slechts één persoon hebben zien wegrennen vanaf de plaats van het delict.
Over het door de raadsman geschetste scenario dat verdachte tijdens het steekincident in zijn woning was en dat een ander de feiten heeft gepleegd, heeft verdachte zelf niets verklaard. Dit scenario is ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank schuift de alternatieve scenario’s dan ook als niet aannemelijk terzijde.
Opzet op de dood
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2], die op dat moment samen met [slachtoffer 1] vuurwerk aan het afsteken was, onverhoeds is aangevallen met een mes. [slachtoffer 2] is daarbij gestoken in de rug (ter hoogte van het schouderblad) en in het hoofd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd is aan te merken als een gebied met vitale structuren, zoals de hersenen. Naar algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat de kans dat een persoon die in zijn hoofd wordt gestoken komt te overlijden, aanmerkelijk is.
Vervolgens heeft verdachte met het mes in de hals van [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] te hulp schoot, gestoken. Als gevolg hiervan is een slagaderlijke bloeding ontstaan. De kans dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden, is aanmerkelijk geweest.
Gelet op de wijze waarop de messteken zijn toegebracht, namelijk met ongecontroleerde en repeterende bewegingen, zoals omschreven door slachtoffer [slachtoffer 2], en de plaatsen in het lichaam waar verdachte heeft gestoken, kunnen de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van de slachtoffers, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers heeft aanvaard.
Voorbedachte raad?
Uit de bewijsmiddelen kan onvoldoende worden afgeleid dat verdachte een vooropgezet plan had om de slachtoffers te doden, of dat hij zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het door hem genomen besluit om de slachtoffers met een mes te steken. De rechtbank is daarom met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat hij van deze onderdelen van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte heeft geprobeerd om zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] te doden, zoals onder feit 1 en feit 2 primair ten laste is gelegd.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 1 januari 2018 te Purmerend, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een mes in zijn hals heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 primair:
hij op 1 januari 2018 te Purmerend, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] met een mes in haar hoofd heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en feit 2 primair, telkens:
Poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

In het psychologisch rapport van 19 maart 2018, opgesteld door [deskundige 1] en [deskundige 2], hebben de onderzoekers vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een persoonlijke anamnese met verwaarlozing als kind en een stoornis in cannabisgebruik (licht) in vroege remissie. Gelet op de beperkte medewerking van verdachte aan het onderzoek kunnen de onderzoekers geen uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid.
Vervolgens is verdachte geobserveerd in Forensisch Centrum Teylingereind, waarover [deskundige 3], GZ-psycholoog, en drs. [deskundige 4], kinder- en jeugdpsychiater, op 10 september 2018 een rapport hebben uitgebracht. Hieruit blijkt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch en psychiatrisch onderzoek. De rapporteurs hebben op basis van de beschikbare informatie over verdachte en de observaties een bedreigde persoonsontwikkeling gediagnosticeerd, maar gelet op het gebrek aan medewerking van verdachte hebben zij geen uitspraak kunnen doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om in het geval van een bewezenverklaring het adolescentenstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft verder gewezen op een aantal in zijn ogen vergelijkbare uitspraken, waarin aanzienlijk lagere straffen dan de officier van justitie heeft gevorderd zijn opgelegd voor een poging tot doodslag waarbij met een mes is gestoken, alsmede op het uitgangspunt in de LOVS oriëntatiepunten voor zware mishandeling, waarbij een wapen is gebruikt en waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal 1 jaar. De raadsman verzoekt dan ook een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft kort na de jaarwisseling zonder enige aanleiding slachtoffer [slachtoffer 2], die vuurwerk aan het afsteken was met [slachtoffer 1], onverhoeds aangevallen met een mes. Verdachte heeft ongecontroleerde en stekende bewegingen met het mes gemaakt naar het lichaam van [slachtoffer 2], ten gevolge waarvan zij is geraakt op haar hoofd en is gestoken in haar rug. Op het moment dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] te hulp schoot, heeft verdachte zich met het mes gekeerd tegen [slachtoffer 1] en hem in de hals gestoken. Verdachte is vervolgens gevlucht en heeft [slachtoffer 1] hevig bloedend op straat achtergelaten. [slachtoffer 1] heeft voor zijn leven moeten vechten en hij heeft de dood in de ogen gekeken, zoals hij heeft verwoord in de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Het is slechts aan het doortastend optreden van [slachtoffer 2] en van buurtbewoners te danken dat [slachtoffer 1] niet is bezweken aan zijn verwondingen. Verdachte heeft met zijn handelen, waarvoor hij geen enkele verklaring heeft willen geven, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Hierdoor is het jaar 2018 voor de slachtoffers begonnen met een nachtmerrie, waarvan zij dagelijks en nog lange tijd de lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden, zoals blijkt uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen. Zo heeft [slachtoffer 1] blijvende hersenschade opgelopen waardoor hij niet meer goed kan zien en last heeft van evenwichtsstoornissen. [slachtoffer 2] kampt tot op de dag van vandaag met hoofdpijnen en is als gevolg van het handelen van verdachte lijdende aan een posttraumatische stress-stoornis. Daarnaast roepen de bewezen verklaarde feiten gevoelens van angst en onveiligheid op in de samenleving. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan en brengt mee dat enkel het opleggen van een vrijheidsbenemende straf als strafmodaliteit in aanmerking komt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor mishandeling;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 14 mei 2018 en het aanvullend reclasseringsadvies van 8 oktober 2018, opgesteld door [getuige-deskundige] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 19 maart 2018, opgesteld door [deskundige 1], GZ-psycholoog en [deskundige 2], Msc;
- het over de verdachte uitgebrachte rapport van het klinisch multidisciplinair onderzoek door ForCa Teylingereind, gedateerd 10 september 2018, opgesteld door [deskundige 3], GZ-psycholoog en drs. [deskundige 4], kinder- en jeugdpsychiater
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verzoek om het adolescentenstrafrecht op verdachte toe te passen. Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 19 jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is het meerderjarigenstrafrecht wordt toegepast, tenzij sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, die aanleiding geven daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank in deze zaak niet gebleken en de deskundigen die over verdachte hebben gerapporteerd, hebben de toepassing van het jeugdstrafrecht ook niet geïndiceerd geacht. De rechtbank zal het meerderjarigenstrafrecht daarom toepassen.
Zoals hiervoor al is overwogen, hebben de deskundigen bij verdachte een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (op basis van een verstoord verlopen hechting) gediagnosticeerd en een stoornis in het gebruik van cannabis (licht). In 2009 is verdachte gediagnosticeerd met aandachtstekortproblemen, een oppositioneel-opstandige stoornis, een ticstoornis en de leerstoornis NLD, maar de deskundigen hebben in de huidige onderzoeken onvoldoende aanwijzingen gevonden om te kunnen concluderen dat deze stoornissen (nog) aanwezig zijn. Bij gebrek aan medewerking van verdachte aan de onderzoeken hebben de deskundigen niet kunnen vaststellen of er een verband bestaat tussen enerzijds de geconstateerde bedreigende persoonsontwikkeling en de stoornis in cannabisgebruik en anderzijds de bewezen verklaarde feiten. Zij hebben ook geen inschatting kunnen maken van de kans op herhaling en geen advies kunnen geven over een op te leggen straf of maatregel.
Alles afwegende en met name gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur aan verdachte dient te worden opgelegd, zoals hierna bij de beslissing vermeld.

7.Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] en schadevergoedingsmaatregel

Mr. Thie heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] een vordering tot schadevergoeding van € 201.223,81 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
7.1.
Oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering met onderliggende stukken slechts enkele dagen voor de zitting is ingediend en dat de verdediging onvoldoende tijd heeft gehad om het verweer tegen de omvangrijke vordering deugdelijk voor te bereiden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het pleidooi van de raadsman blijkt dat hij kennis heeft genomen van de vordering van de benadeelde partij en de daarbij gevoegde stukken en dat hij uitgebreid zijn standpunt daarover naar voren heeft gebracht. De benadeelde partij kan daarom in de vordering worden ontvangen. De rechtbank zal hieronder de afzonderlijke schadeposten beoordelen.
Kleding
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade aan de kleding, met uitzondering van de handschoenen, een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank schat de omvang van deze schadepost naar redelijkheid op een bedrag van € 380,-.
Kosten in verband met ziekenhuisverblijf
Tegen de gevorderde vergoeding voor het verblijf in het ziekenhuis (€ 930,--) en het gevorderde revalidatiedaggeld (€ 300,--) heeft de verdediging geen verweer gevoerd, zodat deze onderdelen van de vordering, die een rechtstreeks gevolg zijn het onder 1 bewezen verklaarde feit, zullen worden toegewezen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde kosten voor het verblijf van de partner van [slachtoffer 1] in het ziekenhuis, die [slachtoffer 1] heeft gedragen, eveneens in voldoende verband staan tot dat bewezen verklaarde feit, zodat de gevorderde kosten daarvan ad € 660,-- ook voor vergoeding in aanmerking komen.
Reiskosten
De reiskosten van [slachtoffer 2] in verband met het ziekenhuisverblijf van de heer [slachtoffer 1] van € 385,-- zullen niet ontvankelijk worden verklaard, nu dit geen reiskosten zijn van de benadeelde partij maar van zijn partner [slachtoffer 2]. De reiskosten van € 279,-- die betrekking hebben op een tijdelijke verhuizing komen ook niet voor toewijzing in aanmerking, nu deze kosten niet het rechtstreeks gevolg zijn van het onder 1 bewezen verklaarde feit, zoals de raadsman terecht heeft aangevoerd. De overige gevorderde reiskosten, die in totaal € 500,29 belopen, zullen worden toegewezen.
Persoonlijke verzorging / huishoudelijke hulp
Deze post ziet op persoonlijke verzorging en begeleiding van [slachtoffer 1] door [slachtoffer 2]. De benadeelde partij vordert daarvoor een bedrag van € 988,--, uitgaande van twee uur begeleiding per week tegen een manteltarief van € 9,50 per uur gedurende een jaar.
De raadsman heeft aangevoerd dat deze post slechts summier is onderbouwd en dat niet is gesteld of gebleken dat deze werkzaamheden normaal gesproken worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij deze schadepost in het licht van de betwisting van de verdediging onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de gegrondheid van deze gestelde schade zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren en daarom wordt dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Aanpassingen
De benadeelde partij heeft de kosten gevorderd voor diverse aangeschafte hulpmiddelen voor een bedrag van in totaal € 63,98.
Nu de verdediging deze schadeposten, die in voldoende verband staan tot het onder 1 bewezen verklaarde feit, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zullen deze worden toegewezen.
Kosten verhuizing
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij als gevolg van het feit heeft willen verhuizen en dat hij zijn woning in de verkoop heeft gezet. Omdat een hypotheek voor een nieuwe woning niet rond kwam is de woning weer uit de verkoop gehaald en thans vordert de benadeelde partij betaling van de gemaakte makelaarskosten tot een bedrag van € 598,95.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat deze opgevoerde schadepost niet als een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit kan worden aangemerkt, zodat dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Eigen risico
Het gevorderde eigen risico van € 385,-- zal worden toegewezen, nu de verdediging daartegen geen verweer heeft gevoerd.
Verlies van arbeidsvermogen
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij als gevolg van het bewezen verklaarde feit volledig arbeidsongeschikt is geraakt. Hij heeft recht op loondoorbetaling, maar hij zou per 1 januari 2018 6 uur per week meer gaan werken en deze uren loopt hij nu mis. Dit gaat om een bedrag van € 524,-- netto per maand, berekend tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze schadepost bedraagt €157.200,--.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de omvang van deze schadepost mede afhankelijk is van toekomstige factoren. Het verlies aan arbeidsvermogen kan volgens de officier van justitie wel worden berekend over de periode van 1 januari 2018 tot heden en dit kan worden becijferd op een bedrag van € 5.764,--. De officier van justitie heeft gevorderd deze schadepost tot dit bedrag toe te wijzen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat dit onderdeel van de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, kort gezegd omdat het om een complexe post gaat waarbij uitgegaan wordt van volledige arbeidsongeschiktheid tot de pensioengerechtigde leeftijd, terwijl op dit moment niet kan worden vastgesteld dat hiervan sprake zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat in deze strafzaak niet kan worden vastgesteld of en in welke mate sprake is van verlies aan arbeidsvermogen. Een groot deel van de gevorderde schade ziet op toekomstige schade, terwijl de stelling dat de benadeelde partij na 1 januari 2018 meer uren zou gaan werken lijkt te strijden met zijn verklaring dat hij zich liet omscholen om het gevangeniswezen te verlaten. Al met al vergt deze schadepost nader onderzoek en daarvoor is in deze strafzaak geen plaats. Dit zou een onevenredige belasting van het geding opleveren. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaard.
Kosten verklaring rijgeschiktheid
Anders dan de raadsman acht de rechtbank deze schadepost tot het gevorderde bedrag van € 88,-- toewijsbaar. Gelet op het ernstige letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit heeft hij moeten laten onderzoeken of hij nog rijgeschikt is. De rechtbank beschouwt dit als kosten ter vaststelling van schade die voor vergoeding in aanmerking komen.
Zelfwerkzaamheid
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij niet meer in staat is het onderhoud in en rond de woning te doen en daarom vordert hij op basis van de NPP-richtlijn een bedrag van € 957,60 (jaarschade).
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd om in dit strafgeding voor toewijzing vatbaar te zijn en zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert als voorschot op de door hem geleden immateriële schade een bedrag van € 37.500,--.
De verdediging heeft hiertegen aangevoerd dat er geen duidelijkheid is over de medische eindtoestand en dus geen oordeel kan worden gegeven over de psychische schade. Er is ook geen exacte diagnose over de psychische gevolgen voorhanden. Deze schadepost is daarom te complex om te worden afgedaan in het strafgeding.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Dat er thans nog geen sprake is van een medische eindtoestand, staat niet aan toekenning door de strafrechter van een schadevergoeding wegens geleden immateriële schade in de weg. De rechtbank zal het toe te kennen bedrag naar redelijkheid schatten gelet op wat er is gebeurd en op basis van de huidige (medische) toestand van de benadeelde partij en de gevolgen die het feit tot vandaag voor hem heeft gehad. De rechtbank komt op grond daarvan toekenning van een bedrag van € 25.000,- billijk voor en zal dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van de vordering. Mocht de benadeelde partij menen dat hij nadere immateriële schade heeft geleden, dan kan hij daartoe desgewenst een procedure starten bij de civiele rechter.
Slotsom
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 28.307,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening.
De (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering brengt met zich mee dat de verdachte ook dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van deze maatregel achterwege dient te blijven nu verdachte niet over vermogen beschikt en tijdens detentie geen noemenswaardig inkomen kan verwerven zodat niet aan de vordering kan worden voldaan. Het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel zal slechts leiden tot de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, hetgeen als strafverzwaring dient te worden aangemerkt.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging doodslag], anders dan de raadsman, aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Op voorhand kan niet worden aangenomen dat de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel zonder meer zal leiden tot tenuitvoerlegging van de daaraan verbonden hechtenis, zoals de raadsman heeft betoogd.

8.Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] en schadevergoedingsmaatregel

Mr. Thie heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] een vordering tot schadevergoeding van € 18.984,08 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De rechtbank zal hieronder de afzonderlijke schadeposten bespreken.
8.1.
Oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering met onderliggende stukken slechts enkele dagen voor de zitting is ingediend en dat de verdediging onvoldoende tijd heeft gehad om het verweer tegen de omvangrijke vordering deugdelijk voor te bereiden.
De rechtbank verwerpt dit verweer op grond van hetgeen zij hiervoor bij de bespreking van de vordering van [slachtoffer 1] heeft overwogen over dit verweer. De benadeelde partij kan in de vordering worden ontvangen en de rechtbank zal hieronder de afzonderlijke schadeposten beoordelen.
Kleding
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade aan de kleding, met uitzondering van de handschoenen, een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank schat de omvang van deze schadepost naar redelijkheid op een bedrag van € 230,--.
Reiskosten
Deze schadepost zal worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 8,90, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
Kosten huishoudelijke hulp
Deze post ziet op huishoudelijke taken die zijn blijven liggen doordat [slachtoffer 2] de begeleiding en verzorging van [slachtoffer 1] op zich heeft genomen. De benadeelde partij vordert daarvoor een bedrag van € 2.824,00, zijnde de schade berekend tot 1 januari 2019.
De officier van justitie heeft gevorderd dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het een ingewikkelde schadepost betreft die (mede) ziet op toekomstige schade en nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De raadsman heeft aangevoerd dat deze post slechts summier is onderbouwd en dat niet is gesteld of gebleken dat deze werkzaamheden normaal gesproken worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij deze schadepost in het licht van de betwisting van de verdediging onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de gegrondheid van deze gestelde schade zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren en daarom wordt dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Eigen risico en eigen bijdrage aan kosten medicijnen/behandeling
Deze schadeposten, waartegen geen verweer is gevoerd en die het rechtstreeks gevolg zijn van het onder 2 primair bewezen verklaarde feit, zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 385,-- respectievelijk € 28,19.
Shockschade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 12.500,-- gevorderd aan shockschade die zij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit stelt te hebben geleden. De benadeelde partij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij er getuige van heeft moeten zijn dat haar partner [slachtoffer 1] is neergestoken en bijna aan zijn letsel ter plaatse is overleden. Als gevolg hiervan is sprake van een complexe posttraumatische stress-stoornis (PTSS) met een ernstige depressie. Er is gevaar voor suïcidaliteit.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze schadepost niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat nader onderzoek noodzakelijk is naar de vraag of de benadeelde partij als gevolg van feit 1 geestelijk letsel heeft opgelopen. Er is weliswaar PTSS vastgesteld, maar onduidelijk is welk deel daarvan ziet op het feit dat zij zelf is aangevallen en welk deel ziet op shockschade, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de onderbouwing van de vordering voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit shockschade heeft geleden. De benadeelde partij heeft waargenomen dat haar partner [slachtoffer 1] door verdachte met een mes in zijn hals is gestoken en zij is haar partner, die als gevolg daarvan een slagaderlijke bloeding had opgelopen, te hulp geschoten, onder meer door de wond gedurende enige tijd te dichten met een handdoek. Daarbij spoot het bloed er uit. Dit moet onbeschrijflijk zwaar voor de benadeelde partij zijn geweest. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank vergoeding van shockschade tot het gevorderde bedrag van € 12.500,-- billijk voor en dit zal worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 3.000,-- gevorderd voor de immateriële schade die zij als gevolg van feit 2 heeft geleden.
De raadsman heeft er op gewezen dat voor zover deze schadepost is gebaseerd op het letsel aan het hoofd dit onvoldoende is onderbouwd en hij heeft verder verzocht het gevorderde bedrag te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank het bedrag van € 3.000,-- billijk voor en zij zal dit bedrag toewijzen.
Slotsom
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 16.152,09 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening.
De (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering brengt met zich mee dat de verdachte ook dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 en feit 2 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging doodslag], anders dan de raadsman, aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Op voorhand kan niet worden aangenomen dat de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel zonder meer zal leiden tot tenuitvoerlegging van de daaraan verbonden hechtenis, zoals de raadsman heeft betoogd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 45, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.5. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 28.307,27(zegge: achtentwintigduizend driehonderdzeven euro en zevenentwintig cent), bestaande uit € 3.307,27 als vergoeding voor de materiële en € 25.000,-- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 28.307,27(zegge: achtentwintigduizend driehonderdzeven euro en zevenentwintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
176 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 16.152,09(zegge: zestienduizend honderdtweeënvijftig euro en negen cent) bestaande uit € 652,09 als vergoeding voor de materiële en € 15.500,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 16.152,09(zegge: zestienduizend honderdtweeënvijftig euro en negen cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
115 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. W. Veldhuijzen van Zanten en mr. A. Ghonedale, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2018,
zijnde mr. W. Veldhuijzen van Zanten en mr. A. Ghonedale buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Feit 1 en feit 2 primair
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], gedateerd 1 januari 2018 (dossierpagina’s 71 tot en met 73), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik en mijn vriend [slachtoffer 1] waren op 1 januari 2018 vuurwerk aan het afsteken op een parkeerterrein in de [adres 2] in Purmerend. Het vuurwerk zat in een witte plastic tas met daarop de naam van de fietsenhandel in Purmerend. Ik hoorde op een gegeven moment achter mij voetstappen. Toen hij dichterbij kwam hoorde ik aan zijn gehijg dat het een man was. Ik kreeg direct een keiharde klap tegen mijn achterhoofd. De klap op mijn achterhoofd deed heel erg pijn en ik voelde duidelijk dat hij mij sloeg met een scherp voorwerp. Ik kreeg daarna nog een klap op mijn achterhoofd met hetzelfde scherpe voorwerp. Daarna maakte hij korte heftige repeterende en stotende bewegingen met dat scherpe voorwerp tegen mijn achterhoofd. Ik voelde pijn op mijn achterhoofd en voelde en zag dat er bloed begon te stromen over mijn gezicht.
Ik zag dat [slachtoffer 1] en deze man een worsteling hadden. Ik zag dat deze man [slachtoffer 1] op de grond duwde en dat hij bovenop [slachtoffer 1] viel. Ik zag dat die andere man stekende bewegingen maakte met een scherp voorwerp in de richting van [slachtoffer 1]. Terwijl ik naar de man schreeuwde rende ik naar hem toe. Toen ik halverwege was, zag ik dat de man stopte met insteken op [slachtoffer 1] en dat hij de witte plastic tas met vuurwerk pakte en wegrende. Ik zag dat hij bij de hoek met de [adres 3] linksaf sloeg richting de Lidl. Ik was compleet in paniek en zag dat [slachtoffer 1] bij zijn hals bloedde.
Ik zag links in de [adres 3] ter hoogte van de Lidl en onze security toegangsdeur de dader weer staan. Ik zag dat hij bij onze security deur stopte en dat hij met zijn hand tegen deze deur aanduwde.
Ik ben op de afdeling spoedeisende zaken behandeld voor twee steekwonden op mijn achterhoofd. Ik heb momenteel heel veel pijn in mijn hoofd en ben in shock over wat er gebeurd is.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een letselrapportage van de forensisch arts betreffende [slachtoffer 2], gedateerd 4 januari 2018 (dossierpagina’s 94 en 95), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SEH diagnose: anamnestisch hersenschudding.
Subjectieve klachten: cliënte ervaart een constante hoofdpijn, is onvast ter been en heeft last van duizeligheid. Daarnaast heeft zij pijnlijke plekken op aangezicht en schedel. Tevens sinds 4 januari 2018 ook bij het opstaan last van een zwarte boog in het gezichtsveld van het linkeroog. Ze zegt niet geheel scherp te zien een heeft last van in het licht kijken. Schatting duur verdere genezing zichtbare letsels: 4 weken. Schatting duur verdere genezing overige letsels: 8 weken.
Letselbeschrijving: op de kruin van de schedel is er een scherp begrensde korst van een genezend huiddefect te zien van ongeveer 3,5 cm bij 0,5 cm. Diepe schaafwond.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , gedateerd 22 maart 2018 (dossierpagina’s 500 tot en met 504), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was vuurwerk aan het afsteken met mijn vriendin. Het vuurwerk heb ik gekocht bij een fietsenwinkel, een paar straten verderop. Uit het niks kwam er iemand aanrennen en die viel haar aan Hij viel haar aan met een mes en met bepaalde bewegingen stak hij haar. Ik heb hem van haar afgetrokken en toen viel hij mij aan. Ik weet dat er een worsteling is geweest tussen mij en degene die mij aanviel. Op een bepaald moment ben ik geraakt. Ik zat onder het bloed. Ik dacht dat ik het niet zou redden.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een letselrapportage van de forensisch arts betreffende [slachtoffer 1], gedateerd 5 januari 2018 (dossierpagina’s 88 en 89), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SEH diagnose: steekverwonding hals met halsslagader letsel, mogelijk slokdarmbeschadiging en gedeeltelijk verlamming van gezicht door letsel aan de onderste zenuwtak. Daarnaast een breuk van de kaakhoek en verdenking van stembandverlamming door stemband zenuwletsel. De bovengenoemde letsels kunnen mogelijk blijvende beperkingen van deze fysieke functies geven. Schatting duur verdere genezing zichtbare letsels: 12 weken. Schatting duur verdere genezing overige letsels: 6 maanden.
Letselbeschrijving: op de linkerwang vlak voor het oor is er een streepvormige huidperforatie zichtbaar van ongeveer 3 cm bij 1 cm met een wit gaas erdoorheen, een stuk van ongeveer 1 cm aan de oorzijde is dicht gehecht. Het betreft een snijwond. De snijwond wordt opengehouden door het gaas vanwege een infectie die was ontstaan.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], gedateerd 1 januari 2018 (dossierpagina’s 22 t/m 25), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 januari 2018 te 00.36 uur kregen wij het verzoek te gaan naar de [adres 3] in Purmerend. Wij zagen dat er in de voortuin tegen de gevel van de [adres 3] twee mensen op de grond zaten. Wij zagen dat er om deze twee personen heen een grote plas bloed lag van een meter bij een meter. Wij zagen dat er een man op de grond zat, wij zagen dat deze man ondersteund werd in zijn nek. Wij zagen dat de vrouw naast de man een handdoek vasthield in zijn nek. De man bleek later te zijn genaamd: [slachtoffer 2] [slachtoffer 1]. De vrouw bleek later te zijn genaamd: [slachtoffer 2] . Wij hoorden [slachtoffer 2] zeggen: “You have to help him, he has been stabbed in his neck, please help us, please help. I can’t hold him anymore, it is to heavy.” Ik, [verbalisant 2], hoorde [slachtoffer 2] zeggen: “I have been stabbed too, he stabbed me in my back and he hit me on my head.” Ik zag dat er een kleine wond op het achterhoofd van het slachtoffer zat. Ik zag dat de toestand van [slachtoffer 1] verslechterde. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn ogen dicht deed en weg zakte. Ik heb vervolgens de wond van [slachtoffer 1] dichtgedrukt om de bloeding te verminderen. Tijdens het dichtdrukken van de wond merkte ik dat er steeds slechter contact was te krijgen met het slachtoffer [slachtoffer 1].
Wij hoorden [slachtoffer 2] zeggen: “I don’t know why it happened, i don’t know who stabbed us. He hit me first in my back and then my head. My boyfriend came to help me. A few moments later he stabbed my boyfriend in his neck. It happened next to that pink car over there.” Ik, [verbalisant 2], zag dat [slachtoffer 2] wees naar een roze auto ongeveer 25 meter verderop. Ik heb aan collega’s doorgegeven dat de omgeving rond de roze auto moet worden aangemerkt plaats delict. Enkele momenten later hoorde ik dat vlak bij de roze auto een mes en een plas bloed was aangetroffen.
Omstreeks 00.49 uur kwam de eerste ambulance ter plaatse. Ik, [verbalisant 2], zag dat de arts de handdoeken om de nek van [slachtoffer 1] weg haalde. Ik zag dat er een straal bloed uit de wond spoot. Ik zag dat [slachtoffer 1] een wond in zijn linker wang/nek had. Ik zag vervolgens dat de arts met haar vinger een gaas in de wond stopte om de bloeding te doen stoppen. Ik zag dat het een diepe wond betrof, want ik zag dat de wijsvinger van de arts voor de helft verdween in de wond. Ik hoorde de arts zeggen dat er bijna geen pols meer waarneembaar was bij [slachtoffer 1].
6. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], gedateerd 3 januari 2018 (dossierpagina’s 194 en 195), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vlak voor 00.30 uur keek ik naar buiten richting de [adres 2]. Er rende een man voorbij. Hij kwam over het stoepje gerend van het magazijn van de Lidl. Hij rende de steeg in. Hij rende heel hard. Ik zag dat het een vrij jonge jongen was. Ik kon zien dat het een jonge man was, met een lichte huidskleur. Zijn kleding was helemaal zwart. Hij had een capuchon of een pet op. Hij had een driekwart jas aan tot op de heupen en een donkere broek. Hij had in een hand een wit tasje.
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], gedateerd 2 januari 2018 (dossierpagina’s 146 en 147), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag ineens iemand uit de steeg komen, uit de richting van de [adres 3]. Het was een man, slank van postuur, in het zwart gekleed, ongeveer 1.80 meter lang. De man had een tasje bij zich. De man liep richting de [adres 4] en begon na een paar passen te rennen. Ik zag dat de man richting het [adres 1] rende. Ik zag dat de man direct door liep naar de centrale toegangsdeur van een woninggebouw op het [adres 1] en dat hij met zijn rechterhand de deur openduwde. Het ging heel snel. Mogelijk heeft die man de deur met zo’n druppel geopend.
8. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], gedateerd 4 januari 2018 (dossierpagina 151), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De man had een parka model driekwart jas zonder bontkraag aan. De jas had een capuchon. Recht model jas was het tot aan de helft van zijn bovenbeen. Een zwarte joggingbroek.
U vraagt mij hoe ik de deur van de portiekflat aan de zijde van het [adres 1] kan omschrijven. Als je de LIDL hebt, daar staat de deur. De deur is wit omlijst en de deur zelf is blauw. U toont mij een foto. Dit is de deur waar de man naar binnen is gegaan. Waar de vlek op de foto zit daar had hij zijn hand. Die tas heeft hij mee naar binnen genomen.
9. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], gedateerd 3 januari 2018 (dossierpagina 187), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De druppel van het [adres 1] is om 00:32 uur aan kant 1 binnen gekomen. Dat is zijde [adres 3].
10. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], gedateerd 5 januari 2018 (dossierpagina’s 228 en 229), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens de insluiting op het politiebureau hoorden wij verdachte [verdachte] zeggen: ‘ik huur een kamer op het [adres 1] in Purmerend’. Ik pakte de sleutelbos die hij eerder in zijn jaszak had. De inbeslaggenomen sleutelbos bestond uit een tag of druppel voor een automatisch slot. Wij hoorden verdachte zeggen: ‘dat is een tag waarmee je de voordeur opent bij [adres 1] ’.
11. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], gedateerd 6 januari 2018 (dossierpagina's 319 en 321), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de woning aan het [adres 1] in Purmerend werd in slaapkamer 1 in een lade onder het bed een wit-rode plastic tas “Vuurwerk Toppers” met zwarte tekst en op bloed gelijkende vlekken en een wit laken met vlekken gelijkend op bloedvlekken aangetroffen. In de plastic tas met opdruk Vuurwerk Toppers werd aangetroffen:
Twee zwarte handschoenen.
Een zwarte muts.
Twee paar zwarte sokken.
Zwarte jas van het merk TRD-MRK.
Zwart T-shirt.
Bebloed grijs-zwart shirt met tekst ‘NYC’ maat L.
Zwarte joggingbroek.
Diverse stuks vuurwerk.
12. Het proces-verbaal van verhoor verdachte door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7], gedateerd 6 januari 2018 (dossierpagina 244), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als je de trap van de woning aan het [adres 1] op komt is mijn slaapkamer links.
13. Het proces-verbaal van bevindingen (met nummer 20180106 1600 09175) van verbalisant [verbalisant 8], gedateerd 6 januari 2018 (dossierpagina 125), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ambtshalve is mij bekend dat in de [adres 5] te Purmerend een fietsspecialist is gevestigd. Deze verkocht tijdens de jaarwisseling als enige vuurwerk aan particulieren in de omgeving Purmer Noord. Ik vroeg het aanwezige personeel of zij nog tassen hadden die werden gebruikt om vuurwerk in te doen na de verkoop van vuurwerk voor de jaarwisseling 2017/2018. Het winkelpersoneel toonde mij een tweetal plastic tassen. Een normaal formaat en een groot formaat. Ik zag verder dat de normale formaat plastic tas geheel rood/bruin gekleurd was. Op de tas stond de tekst
VuurwerkToppersgedrukt. De grote plastic draagtas had een zelfde kleur rood/bruin met een profiel van een hoofd op de tas gedrukt. Het overige gedeelte van deze tas was wit. Op deze tas stond eveneens
VuurwerkToppersgedrukt.
14. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], gedateerd 7 januari 2018 (dossierpagina 369), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In proces-verbaal 20180106 1600 09175 staat gerelateerd dat er onderzoek is gedaan naar het soort plastic tas dat de slachtoffers van de steekpartij op de [adres 2] op 1 januari 2018 bij zich hadden. Ik zag dat één van de twee tassen die werd genoemd in proces-verbaal 20180106 1600 09175 gelijk in omvang en uiterlijke verschijning was aan de tas die ik tijdens de zoeking van [adres 1] in Purmerend heb gezien.
15. Het proces-verbaal ‘sporenonderzoek’ door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10], gedateerd 18 januari 2018 (dossierpagina’s 30 tot en met 32), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 januari 2018 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Wij zagen op de [adres 2] in Purmerend bloedsporen op de stoep en een mes liggen. Dit betrof een zogenaamd vleesmes met zwart heft. Op het lemmet van het mes was bloed zichtbaar. Ook bleek de punt van het lemmet beschadigd te zijn. Het mes werd veiliggesteld en voorzien van SIN AAJS1744NL.
Op de gemeenschappelijke toegangsdeur van de appartementen boven het winkelcentrum, aan de zijde van de [adres 3], was een met bloed gezette veeg zichtbaar. Ook was bloed zichtbaar op de deurgreep en op de elektronische lezer van de deur. Van het bloed op de gezamenlijke toegangsdeur appartementen [adres 1] werd een bemonstering genomen en voorzien van SIN AAAJ4768NL.
15. Het proces-verbaal ‘Biologisch vooronderzoek’ door verbalisant [verbalisant 11], gedateerd 2 januari 2018 (dossierpagina’s 83 en 84), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan:
SIN: AAJS1744NL
Ik zag dat het de volgende sporendrager betrof: vleesmes, zwartkleurig heft en rvs lemmet. Ik zag dat het mes bevuild was en dat de mespunt ontbrak. Ik zag meerdere op bloed lijkende sporen.
SIN: AAKI8259NL
Plaats veiligstellen: AAJS1744NL lemmet vlakke zijde zonder tekst
SIN: AAKI8260NL
Plaats veiligstellen: AAJS1744NL stootplaat en persnaad heft
SIN: AAKI8261NL
Plaats veiligstellen: AAJS1744NL heft
17. Het proces-verbaal ‘sporenonderzoek’ door verbalisant [verbalisant 12], gedateerd 18 januari 2018 (dossierpagina’s 339 tot en met 342), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een woning te [adres 1] in Purmerend. In de slaapkamer zag ik naast het bed, in een lade, een bebloede plastic draagtas van het merk “World’s Toughest Fireworks!” (WTF!) staan. Het bloed op de plastic tas werd door mij bemonsterd en gewaarmerkt met AAJZ7015NL.
Door mij werd een halflange zwarte jas van het merk “TRD MRK” uit de WTF! tas gehaald. Deze jas werd door mij veiliggesteld als sporendrager en gewaarmerkt met AAIX9229NL.
Door mij werd een T-shirt met capuchon, in de maat L, van het merk “NYC” uit de WTF! tas gehaald. Ik zag dat dit shirt een grijze kleur had. Ik zag dat de capuchon en de kraag van het T-shirt bebloed waren. Dit T-shirt werd door mij veiliggesteld als sporendrager en gewaarmerkt met AAJZ7021NL.
17. Het proces-verbaal ‘Biologisch vooronderzoek’ door verbalisant [verbalisant 11], gedateerd 10 januari 2018 (dossierpagina’s 408 tot en met 410), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen.
Onderzoek jas met SIN AAIX9229NL
Ik zag dat het de volgende sporendrager betrof: jas, parka model, merk TRD, kleur zwart. Ik zag meerdere op bloed lijkende sporen.
SIN: AAJS2297NL
Plaats veiligstellen: Aaix9229nl jas rechtsboven thv mouwinzet
SIN: AAJS2298NL
Plaats veiligstellen: Aaix9229nl li mouwmanchet bi zijde
SIN AAJS2299NL
Plaats veiligstellen Aaix9229nl kraag bi zijde li
Onderzoek T-shirt met SIN AAJZ7021NL
Ik zag dat het de volgende sporendrager betrof: een T-shirt, voorzien van korte mouw en rolkraag, merk NYC, grijs en zwart van kleur, maat L. Ik zag enkele op bloed lijkende sporen.
SIN: AAJS2302NL
Plaats veiligstellen: Aajz7021nl bi zijde rolkraag
SIN: AAJS2303NL
Plaats veiligstellen: Aajz7021nl li bi zijde thv oksel
17. Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van [deskundige 5], gedateerd 9 februari 2018 (dossierpagina 471), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel / DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS2297NL#01
AAJS2303NL#01
AAKI8259NL#01
AAKI8261NL#01
AAAJ4768NL#01
AAJZ7015NL#01
DNA-profiel van een man
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan één op één miljard
AAJS2298NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen
Afgeleid DNA-hoofdprofiel
Slachtoffer [slachtoffer 1]
DNA-nevenkenmerken
verdachte [verdachte] en minimaal één andere persoon
Kleiner dan één op één miljard
Niet berekend
AAJS2299NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen waaronder
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Verdachte [verdachte]
Niet berekend
AAJS2303NL#01
Onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal twee personen waaronder
verdachte [verdachte]
Niet berekend
AAKI8260NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen waaronder
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Niet berekend